29 441
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens (bevoegdheden vorderen gegevens)

G
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 september 2009

Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer van het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens, hierna de wet bevoegdheden vorderen gegevens, is gesproken over de wijze waarop deze wet zal worden geëvalueerd (Handelingen I 2004/2005, blz. 1493–1504). Bij die gelegenheid is door mijn ambtsvoorganger toegezegd dat voorafgaand aan de evaluatie een brief aan de Eerste Kamer zal worden toegezonden over de criteria die bij de evaluatie zullen worden gebruikt. Graag voldoe ik aan deze toezegging (T00453).

De wet bevoegdheden vorderen gegevens is op 1 januari 2006 in werking getreden. Zoals bij bovengenoemde behandeling is besproken, dient de evaluatie drie jaar na inwerkingtreding plaats te vinden. Het Wetenschappelijk onderzoek- en documentatiecentrum (WODC) is met de voorbereiding voor het evaluatie-onderzoek begonnen. Het onderzoek zal in het najaar worden gestart. Bij de evaluatie zal worden onderzocht of de doelstellingen van de wet zijn bereikt. Deze doelstellingen waren:

• Heldere bevoegdheden opnemen in het Wetboek van Strafvordering voor het vorderen van gegevens, zodat gegevens ter beschikking kunnen komen in het belang van de opsporing van strafbare feiten.

• Door de toepassing van de wettelijke bevoegdheden ligt de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van gegevens bij de met opsporing belaste instantie en is de vergaring van gegevens ten behoeve van de opsporing controleerbaar en gebonden aan het onderzoeksdoel.

Bij de evaluatie van de wet zullen een aantal onderwerpen worden onderzocht. Er zal worden gekeken naar de omvang van de toepassing van de bevoegdheden tot het vorderen van gegevens, naar de gevallen waarin de bevoegdheden worden toegepast en of de gegevens alleen in het belang van het opsporingsonderzoek worden gevorderd. Daarbij zal onderzoek worden gedaan naar de bepaaldheid van de gegevens die worden gevorderd en de vraag of er niet teveel of ongericht gegevens worden gevorderd. Naast de proportionaliteit van de toepassing van de bevoegdheden zullen ook de praktische kanten van de toepassing aan de orde komen. Hierbij zal worden gekeken naar de kosten voor de derden van wie de gegevens worden gevorderd en of de vorderingen van gegevens hebben geleid tot infrastructurele aanpassingen bij de beheerders van gegevens. Ook de toename van de lasten bij de politie en het openbaar ministerie zal aan de orde komen. Toepassing van de bevoegdheden brengt immers administratieve handelingen met zich mee bij de politie en het openbaar ministerie. Meer algemeen zal in het evaluatieonderzoek worden onderzocht of het stelsel van bevoegdheden goed toepasbaar is voor de politie en de officier van justitie. Onderdeel daarvan is ook de wijze waarop toepassing wordt gegeven aan de notificatie bij de bevoegdheden waarbij notificatie is voorgeschreven. Eveneens komt de vraag aan de orde of binnen opsporingsonderzoeken nog toepassing wordt gegeven aan artikel 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Met het voorgaande hoop ik u naar behoren te hebben geïnformeerd over de evaluatie van de wet bevoegdheden vorderen gegevens.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven