23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

FU
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 februari 2010

De vaste commissies voor Justitie1, voor de JBZ-Raad2 en voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking3 hebben in de vergadering van 29 september 2009 gesproken over de brief van de minister van Buitenlandse Zaken inzake de overeenkomst tussen de Europese Unie en Kenia inzake piraterij4. Deze commissies hebben met tevredenheid kennisgenomen van de brief. Wel wensen de commissies op de hoogte gehouden te worden van de ontwikkelingen op het gebied van de arrestatie, detentie en berechting van piraten, ten minste over een jaar, of zoveel eerder als er relevante informatie is te geven. Voorts uitten de commissies hun zorgen over excessen die zich mogelijk voor kunnen gaan doen bij de particuliere beveiliging van schepen die onder Nederlandse vlag varen.

In aansluiting daarop hebben de commissies de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken op 24 november 2009 een brief gestuurd.

De minister van Justitie heeft mede namens de minister van Buitenlandse Zaken op 8 februari 2010 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissies voor Justitie en voor de JBZ-Raad,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 24 november 2009

In de commissies voor Justitie, voor de JBZ-Raad en voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking is de brief van de minister van Buitenlandse Zaken aan de orde geweest van 29 september 2009 over de overeenkomst tussen de Europese Unie en Kenia inzake piraterij1. Deze commissies hebben met tevredenheid kennisgenomen van de brief. Wel wensen de commissies op de hoogte gehouden te worden van de ontwikkelingen op het gebied van de arrestatie, detentie en berechting van piraten, ten minste over een jaar, of zoveel eerder als er relevante informatie is te geven.

Bij gelegenheid van de bespreking van de onderhavige brief werd nog het volgende opgemerkt. De leden van de commissies hebben signalen ontvangen dat diverse reders van schepen die onder Nederlandse vlag varen, gebruik maken van dubieuze particuliere beveiligingsbedrijven of beveiligers om hun schepen tegen piraten te beschermen. Mocht dit inderdaad zo zijn, dan valt volgens deze leden niet uit te sluiten dat zich excessieve acties zullen voordoen en dat vervult hen met zorg. Deze leden vernemen derhalve graag of u op de hoogte bent van de inschakeling van dergelijke bedrijven of beveiligers door reders en of het u noodzakelijk lijkt hun activiteiten (strakker) te reguleren om misstanden te voorkomen.

Een gelijkluidende brief werd heden gezonden aan de minister van Buitenlandse Zaken. De leden van de commissies zien met belangstelling uit naar uw beider reactie.

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

G. J. de Graaf

Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

Voorzitter van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

M. J. M. Kox

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 8 februari 2010

Hierbij antwoord ik, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie, op de brief van 24 november 2009 van de voorzitters van de commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, voor Justitie en voor de JBZ-Raad, betreffende de «briefwisseling overeenkomst EU – Kenia inzake piraterij».

De voorzitters van bovenvermelde commissies wijzen op de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 29 september 2009 over de overeenkomst tussen de Europese Unie en Kenia inzake piraterij (Kamerstuk EK 2009–2010, 23 490 EZ). Zij verzoeken op de hoogte te worden gehouden van de ontwikkelingen op het gebied van de arrestatie, detentie en berechting van piraten, ten minste over een jaar, of zoveel eerder wanneer er relevante informatie is te geven.

Naar aanleiding van het vastnemen, op 2 december 2009, door Hr.Ms. Evertsen van 13 piraten, die vervolgens op 17 december zijn vrijgelaten, is de Tweede Kamer bij brief van 22 december 20091 geïnformeerd. Een afschrift van deze brief treft u in de bijlage aan.

De overeenkomst tussen de EU en Kenia over de overname en berechting van piraterijverdachten bepaalt dat Kenia piraterijverdachten die in het kader van Atalanta zijn vastgenomen, zal overnemen. Het is de eerste keer sinds de totstandkoming van deze overeenkomst dat Kenia de overdracht van piraterijverdachten weigert. Van Kenia mocht tot op heden geen motivering voor dit besluit worden ontvangen. Het is nu zaak dat de EU op korte termijn met Kenia in overleg treedt over de Keniaanse bezwaren ten aanzien van het overnemen van deze piraterijverdachten. Ook de besprekingen met Tanzania over meer betrokkenheid bij de regionale berechting van piraten zullen met spoed moeten worden hervat.

Nederland heeft de EU reeds opgeroepen tot gesprekken met beide landen en zal zich onverminderd blijven inzetten voor het stimuleren en ondersteunen van berechting in de regio.

Voorts merken de voorzitters op dat leden van de commissies signalen hebben ontvangen dat diverse reders van Nederlandse schepen gebruik maken van dubieuze particuliere beveiligingsbedrijven of beveiligers om hun schepen tegen piraten te beschermen. De leden maken zich zorgen over het risico dat zich excessieve acties zullen voordoen. De leden vragen of ik op de hoogte ben van de inschakeling van dergelijke bedrijven of beveiligers door reders en of het mij noodzakelijk lijkt hun activiteiten (strakker) te reguleren om misstanden te voorkomen.

Vooropgesteld moet worden dat reders primair zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun schepen. Zij nemen dan ook diverse maatregelen om hun schepen zo goed mogelijk te beschermen. Daarbij kunnen zij zich ook voor advies wenden tot beveiligingsdeskundigen of de hulp inroepen van particuliere beveiligingsbedrijven. Op particuliere beveiligingsbedrijven is de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (WPBR) van toepassing, ook aan boord van in Nederland geregistreerde schepen.

Voor zover dat advies en/of die hulp ziet en/of zien op het meevoeren van vuurwapens aan boord, geldt op grond van de Wet Wapens en Munitie (WWM) het volgende regime.

In de Circulaire wapens en munitie 2005 is uitgewerkt wanneer zelfverdediging en piraterij kunnen worden aangemerkt als een redelijk belang dat het verlenen van een verlof tot het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III mogelijk maakt. Wanneer iemand op een zeewaardig in Nederland geregistreerd schip een langdurige zeereis onderneemt waarbij hij zich in wateren begeeft waarvan bekend is dat piraterij zich daar regelmatig voordoet, kan dit de verlening van een verlof tot het voorhanden hebben van een vuurwapen rechtvaardigen. Bij het oordeel of een persoon voor een dergelijk verlof in aanmerking komt, zal door de korpschef van de regio waar de aanvrager woonachtig is danwel, indien de aanvrager woonplaats buiten Nederland heeft, van de regio waar het schip is geregistreerd, naast het gevaarsrisico, ook de betrouwbaarheid van de aanvrager en diens geoefendheid in de omgang met vuurwapens moeten worden betrokken. Op een dergelijk verlof zullen niet zonder meer alle vuurwapens van categorie III mogen worden vermeld. Een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens ten behoeve van zelfverdediging met het oog op mogelijke piraterij zal in beginsel voor ten hoogste een handvuurwapen (pistool of revolver) en/of een geweer worden verleend. De wapens dienen aan boord van het schip te worden opgeborgen in een voor derden niet gemakkelijk bereikbare en goed afgesloten bergplaats.

Voor wapens van categorie II kan door de korpschef geen verlof worden verleend. Dergelijke zware wapens (waaronder de automatische of semi-automatische vuurwapens) behoren, gelet op de aard daarvan, in beginsel niet in particuliere handen te komen. Het voorhanden hebben van wapens van categorie II is voor particulieren uitsluitend toegestaan indien daartoe door de minister van Justitie, op grond van artikel 4 van de WWM een ontheffing is verleend. Dit artikel geeft echter geen mogelijkheid om ontheffing te verlenen voor het voorhanden hebben van automatische wapens ten behoeve van zelfverdedigingsdoeleinden.

Overtreding van de WWM aan boord van in Nederland geregistreerde koopvaardijschepen kan een strafbaar feit opleveren en het Openbaar Ministerie kan besluiten tot het instellen van strafrechtelijke vervolging.

Aan schepen worden diverse beschermingsmaatregelen geboden vanuit de internationale maritieme missies, waaronder de EU-missie Atalanta, die de piraterij bestrijden voor de Somalische kust. Dat deze maatregelen effectief zijn, heeft de minister van Defensie uiteengezet in het Algemeen Overleg (AO) met de Tweede Kamer op 15 oktober 2009 en op 15 december 2009 tijdens het AO over de verlenging van de Nederlandse deelname aan Atalanta.

Als er particuliere beveiligers met zware vuurwapens aan boord zijn van koopvaardijschepen die varen onder Nederlandse vlag, dan deel ik uw zorg. Ik heb echter geen concrete aanwijzingen ontvangen dat dit het geval is. Het aantal verzoeken aan de politie voor verlof tot het meevoeren van lichte vuurwapens ter verdediging tegen piraten, is zeer beperkt.

In het AO van 29 juni 2009 heb ik reeds aangegeven dat de regering geen voorstander is van particuliere bewapende beveiligers aan boord van koopvaardijschepen die varen onder Nederlandse vlag. Dit standpunt is door de minister van Defensie herhaald in het AO van 15 oktober 2009 en wordt overigens onderschreven door de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders.

Gelet op het voorgaande zie ik geen aanleiding om de WWM of de WBPR aan te scherpen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Samenstelling:

Justitie:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

JBZ-raad:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Van de Beeten (CDA), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP) (voorzitter), Meurs (PvdA), Eigeman (PvdA), Engels (D66), Franken (CDA) (vice-voorzitter), Van Kappen (VVD), Peters (SP), K. G. de Vries (PvdA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Reuten (SP), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Tiesinga (CDA).

XNoot
3

Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Rosenthal (VVD), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Kox (SP), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Eigeman (PvdA), Franken (CDA) (1e vice-voorzitter), Thissen (GL), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), K.G. de Vries (PvdA), Willems (CDA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Hillen (CDA), Smaling (SP) (2e vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP), Yildirim (Fractie-Yildirim), Flierman (CDA), Tiesinga (CDA).

XNoot
4

Kamerstuk EK 2009–2010, 23 490, EZ.

XNoot
1

Kamerstuk EK 2009–2010, 23 490 EZ.

XNoot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 29 521, nr. 131.

Naar boven