23 490
Ontwerpbesluiten Unie-Verdrag

FQ
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 februari 2010

De vaste commissie voor de JBZ-Raad1 heeft in haar vergadering van 13 oktober 2009 gesproken over een voorstel van de Europese Commissie voor een besluit betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving.2 Indien dit besluit wordt aangenomen en ook de Eurodac-verordening wordt gewijzigd3, kunnen de aangewezen politiële en justitiële autoriteiten van de lidstaten en Europol verzoeken doen om vingerafdrukgegevens te vergelijken met in het Eurodac-systeem opgeslagen gegevens met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de staatssecretaris van Justitie op 22 oktober 2009 een brief gestuurd.

De minister van Justitie heeft op 3 februari 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Den Haag, 22 oktober 2009

De vaste commissie voor de JBZ-Raad heeft in haar vergadering van dinsdag 13 oktober 2009 gesproken over een voorstel van de Europese Commissie voor een besluit betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving. Indien dit besluit wordt aangenomen en ook de Eurodac-verordening wordt gewijzigd, kunnen de aangewezen politiële en justitiële autoriteiten van de lidstaten en Europol verzoeken doen om vingerafdrukgegevens te vergelijken met in het Eurodac-systeem opgeslagen gegevens met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. De commissie wil u laten weten dat zij, ondanks de ongetwijfeld goede bedoelingen van de Commissie en de strikte voorwaarden die in het ontwerpbesluit zijn neergelegd, kritisch is over het voorstel. Zij wijst in dit verband ook op een Opinie van de European Data Protection Supervisor (EDPS) van 7 oktober jl., waarin deze toezichthouder ernstige twijfels uitspreekt over de legitimiteit, noodzakelijkheid en proportionaliteit van het voorstel.1

De EDPS wijst erop dat het voorstel een kwetsbare groep mensen betreft, te weten vluchtelingen, en dat het risico van stigmatisering niet denkbeeldig is. Voorts wijst hij op de tendens om de justitiële autoriteiten steeds vaker toegang te verlenen tot voor geheel andere doelen verzamelde gegevens van personen die bovendien op geen enkele wijze verdacht worden van enig misdrijf. De EDPS vestigt verder de aandacht op de noodzaak om eerst de bestaande EU-instrumenten te evalueren die lidstaten toestaan vingerafdrukken en andere gegevens te raadplegen die in andere lidstaten in databanken opgeslagen zijn.

In het licht van het voorgaande verneemt de commissie graag het standpunt van de Nederlandse regering over het voorstel van de Europese Commissie. Zij verzoekt u vriendelijk daarbij expliciet aandacht te besteden aan de hiervoor genoemde opmerkingen van de EDPS.

De voorzitter van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

M. J. M. Kox

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2010

Bij uw brief van 22 oktober 2009 (kenmerk 145155u) heeft de Voorzitter van de Vaste Commissie van de JBZ-Raad naar het standpunt van de regering gevraagd ten aanzien van het voorstel van de Europese Commissie voor een «Besluit van de Raad betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving». Is tevens verzocht daarbij expliciet aandacht te besteden aan een tweetal opmerkingen van de European Data Protection Supervisor (EDPS).

Voor het algemene standpunt van het Kabinet over bovengenoemd voorstel, verwijs ik u naar het BNC-fiche dat op 19 oktober 2009 aan Uw Kamer is gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 22 112, nr. 944, KST135974, 19 oktober 2009).

Voor wat betreft uw verzoek om een reactie ten aanzien van de twee opmerkingen van de European Data Protection Supervisor (EDPS) op het voorstel van de Europese Commissie, merk ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie, het volgende op.

Het voorstel van de Europese Commissie beoogt de rechtshandhavende diensten in de lidstaten en Europol toe te staan een vingerafdruk van een verdachte of een op de plaats van het delict gevonden spoor te vergelijken met vingerafdrukken die zijn opgeslagen in Eurodac. De raadpleging van Eurodac voor dit doel is aan strikte voorwaarden gebonden. Deze voorwaarden zijn beschreven in het BNC-fiche en hebben betrekking op de aard van de strafbare feiten, de omstandigheden van het specifieke geval en de toetsing van een verzoek om toegang door een aparte autoriteit.

In Nederland en andere lidstaten wordt onder bepaalde voorwaarden het nationale vingerafdrukkenbestand van vreemdelingen geraadpleegd ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten. Indien een vingerafdruk(spoor) niet voorkomt in het Nederlandse bestand dan kan de officier van justitie aanleiding zien om een ander land te benaderen met een rechtshulpverzoek voor raadpleging van het bestand met vreemdelingenvingerafdrukken. In een dergelijk geval dient op dit moment aan meerdere landen een rechtshulpverzoek te worden gedaan omdat niet bekend is in welke EU-lidstaat de vreemdeling asiel heeft aangevraagd. Het voordeel van het voorstel van de Europese Commissie is dat met raadpleging van Eurodac bepaald kan worden of de vingerafdrukken bekend zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie. Met de raadpleging van Eurodac wordt uitsluitend zogenoemde «hit/no hit-informatie» verstrekt: de rechtshandhavende diensten zal alleen informatie krijgen of de vingerafdruk voorkomt, het land dat de afdrukken heeft ingevoerd, het geslacht van de vreemdeling en een nationaal referentienummer. Voor het opvragen van informatie over de vreemdeling, zoals naamsgegevens en geboortedatum, zal – net als nu het geval is – een internationaal rechtshulpverzoek moeten worden gestuurd naar het land dat de vingerafdrukken beheert. Het besluit om de gegevens van de vreemdeling te verstrekken zal het aangezochte land maken op basis van zijn eigen nationale wet- en regelgeving.

In zijn Opinie van 7 oktober 2009 spreekt de EDPS ernstige twijfels uit over de legitimiteit, noodzakelijkheid en proportionaliteit van het voorstel van de Europese Commissie. Die twijfels deel ik vooralsnog niet. De Commissie heeft conform haar werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd (Impact assessment SEC(2009)936 van 10 september 2009). Daarin is vastgesteld dat het feit dat rechtshandhavende diensten geen toegang tot Eurodac hebben een ernstige tekortkoming is voor het bestrijden van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Op basis van de bestaande instrumenten kan niet met voldoende zekerheid worden bepaald of een lidstaat werkelijk over vingerafdrukgegevens van een asielzoeker beschikt. Zonder EU-maatregel zullen rechtshandhavende diensten onwetend blijven over de vraag of informatie over een vingerafdruk beschikbaar is, in welke EU-lidstaat en of informatie op dezelfde persoon betrekking heeft. Daarbij heeft de Commissie grondig onderzoek verricht om te garanderen dat de voorgestelde bepalingen volkomen in overeenstemming zijn met de grondrechten, in het bijzonder het asielrecht en de bescherming van persoonsgegevens. De Commissie concludeert dat het voorstel volledig verenigbaar is met de beginselen van gegevensbescherming en dat de toegang tot Eurodac niet kan worden aangemerkt als onevenredig met de nagestreefde doelen.

De European Data Protection Supervisor EDPS geeft aan dat het voorstel kan leiden tot het stigmatiseren van een kwetsbare groep mensen, te weten vluchtelingen (personen die om internationale bescherming hebben verzocht), doordat het bestand met hun vingerafdrukken kan worden geraadpleegd ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten terwijl dit bij bestanden van andere groepen mensen niet het geval is.

Ik deel deze zorg van de EDPS niet. Graag wil ik u wijzen op de strikte toegangsvoorwaarden van Eurodac in het voorstel. Daar komt bij dat iedere lidstaat een instantie dient aan te wijzen die als taak heeft de verzoeken voor raadpleging van Eurodac (afkomstig van politie en andere opsporingsdiensten) te beoordelen. Deze instantie beoordeelt of raadpleging van Eurodac noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen en onderzoeken van het betreffende ernstig strafbaar feit en houdt hierbij rekening met de proportionaliteits- en subsidiariteitsvereisten die zijn omschreven in de voorwaarden in artikel 7 van het voorstel. Pas na een positief oordeel van deze instantie kan Eurodac worden geraadpleegd. De voorwaarden voor de raadpleging van de gegevens van Eurodac ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten zijn gelijk aan de voorwaarden die gelden voor de raadpleging van gegevens van het EU-Visuminformatiesysteem (VIS). Deze voorwaarden sluiten ook nauw aan bij de eisen die in Nederland gelden voor de raadpleging van de vingerafdrukken van vreemdelingen voor dat doel. Voor de voorwaarden die in Nederland worden gehanteerd, verwijs ik u naar de brief van de Minister van Justitie van 12 november 2007 aan de Tweede Kamer (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 19 637, nr. 1176, KST112216, 12 november 2007). Voor Nederland is, zoals ook aangegeven in het BNC-fiche, belangrijk dat de bescherming van persoonsgegevens goed wordt geregeld, in lijn met het kaderbesluit 2008/977/JBZ (kaderbesluit dataprotectie).

De EDPS signaleert een tendens om de justitiële autoriteiten steeds vaker toegang te verlenen tot gegevens van personen die voor geheel andere doelen verzameld zijn en waarvan de personen op geen enkele wijze verdacht worden van enig misdrijf. Daarbij wijst de EDPS op de Richtlijn 2006/24/EG (dataretentie), het besluit van de Raad over de toegang tot het Visuminformatiesysteem voor de rechtshandhaving en het voorstel voor het gebruik van Passenger Name Records-gegevens.

In reactie op deze opmerking ben ik van mening dat deze voorstellen ieder afzonderlijk op hun waarde moeten worden beoordeeld. Daarbij merk ik op dat de Europese Unie ten doel heeft een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te creëren. Dit kan met zich mee brengen dat maatregelen worden getroffen zodat relevante gegevens beschikbaar kunnen komen voor de criminaliteitsbestrijding, ook als het gaat om gegevens die zich in bestanden bevinden die door een instelling van de Europese Unie worden beheerd. De opsporing en vervolging van strafbare feiten kan hierdoor worden verbeterd. De technische ontwikkelingen maken het mogelijk om informatie digitaal te verzamelen en beschikbaar te stellen ten behoeve van opsporing en vervolging, mits aan strikte voorwaarden wordt voldaan ten aanzien van de toegang tot de gegevens.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Van de Beeten (CDA), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP), voorzitter, Meurs (PvdA), Eigeman (PvdA), Engels (D66), Franken (CDA), vice-voorzitter, Van Kappen (VVD), Peters (SP), K.G. de Vries (PvdA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Reuten (SP), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Tiesinga (CDA).

XNoot
2

COM(2009)344; Dossier 2.1.37 op www.europapoort.nl.

XNoot
3

COM(2008)825; Dossier 2.1.30 op www.europapoort.nl.

XNoot
1

Te raadplegen op http://www.edps.europa.eu/EDPSWEB/.

Naar boven