31 990
Wijziging van enkele belastingwetten (reparatie in verband met arresten van de Hoge Raad inzake pensioen- en lijfrenteaanspraken)

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 3 juli 2009

Het voorbereidend onderzoek geeft de leden van de fractie van de VVD aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van wetsvoorstel 31 990: Wijziging van enkele belastingwetten. Het wetsvoorstel is de reactie van de regering op enkele arresten van de Hoge Raad van 19 juni jl. inzake pensioenen lijfrenteaanspraken. De Hoge Raad heeft geoordeeld, dat de bij die arresten in het geding zijnde conserverende aanslagen in strijd met de goede verdragstrouw zijn opgelegd en derhalve niet opgelegd hadden mogen worden.

De regering vreest grote budgettaire verliezen als reparatiewetgeving achterwege blijft. Tijdens de ambtelijke briefing van de vaste commissie voor Financiën door ambtenaren van het ministerie van Financiën werd gesproken over een dreigend miljardenverlies. In de Nota naar aanleiding van het nader verslag zegt de regering «Ook als slechts een klein deel hiervan die stap werkelijk zou zetten, loopt het budgettaire belang – gelet op het totale pensioenvermogen – in de miljarden». De regering sprak naar aanleiding van vragen van de Tweede Kamer over een budgettaire derving van «tientallen, wellicht zelfs honderden miljoenen euro’s per jaar». Kortom: de schattingen lopen nogal uiteen. De leden van de VVD-fractie hebben tijdens de ambtelijke briefing vernomen dat de schattingen zijn gebaseerd op berekeningen van de belastingdienst. Op dat moment konden die berekeningen niet overgelegd worden. De leden van de VVD-fractie ontvangen graag, temeer daar de inschattingen van het budgettaire verlies zo wijd uit elkaar lopen «en die budgettaire dervingen een belangrijke reden zijn om het wetsvoorstel met grote spoed door de Tweede en de Eerste Kamer te jagen, alsnog de expliciete onderbouwing van de belastingdienst. Los van het budgettaire belang vragen de leden van de VVD-fractie zich af wat de staatssecretaris wil zeggen met zijn uitlating tijdens de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer, dat een spoedige behandeling voor het zomerreces belangrijk is in verband met «de inspanning die de wetgever zich zou moeten getroosten om het wetsvoorstel snel af te handelen»?

De Hoge Raad oordeelt in de Uitspraak nr. 43 978 d.d. 19 juni 2009 onder overweging 3.4.3., dat de fictie van de Wet inkomstenbelasting 2001 in strijd is met de goede trouw, die bij de uitleg en de toepassing van het Verdrag in acht dient te worden genomen. De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom de regering van mening is dat de fictie die in het wetsvoorstel de basis voor de conserverende aanslag vormt, gelet op die algemene duiding van de Hoge Raad niet in strijd is met de goede verdragstrouw. De regering verwijst naar overweging 3.3.2., maar deze verwijzing overtuigt genoemde leden niet. Kan de regering zijn mening nader onderbouwen? Hoe luidt de totale gedachtegang van de regering? Deze vragen klemmen te meer, daar de VVD-fractie ook al bij de invoering van de nu door de Hoge Raad vernietigde conserverende aanslagen uitsprak dat er mogelijk sprake was van treaty-override. De gedachtegang van de regering waarom daar geen sprake van zou zijn is nu onjuist gebleken. Ook in de conclusie van Wattel zijn vele aanknopingspunten te vinden waarom een aanpassing van de wet mogelijkerwijze niet het beoogde effect heeft. In dat verband spreekt hij bijvoorbeeld over «verdragsposterieur kunst- en vliegwerk, waarmee gepoogd wordt de verdragswerking eenzijdig door een partij te wijzigen». Genoemde leden verwijzen bijvoorbeeld naar de overwegingen 6.18, 6.19, 6.20 en 6.26 van de conclusie.

De regering gaat in haar brief van 26 juni jl. onder punt 4 in op de Europese aspecten van het wetsvoorstel. Zij meldt dat onder de thans voorgestelde maatregel vallende belastingplichtigen in geen enkele situatie nadeliger behandeld worden dan andere belastingplichtigen. Die andere belastingplichtigen worden wel nadeliger behandeld daar waar het bijvoorbeeld de rentecomponent betreft. Ziet de regering hierin geen probleem voor de handhaving van de nationale wetgeving?

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de verhoging van de conserverende aanslag bij dooremigratie wel houdbaar is. De verhoging vindt immers zijn oorsprong in een actie die de emigrant onderneemt nadat hij al uit Nederland is vertrokken. Hij emigreert bijvoorbeeld van België naar Frankrijk. Hoe verhoudt de voorgestelde maatregel zich in dit geval tot het Verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen België en Frankrijk?

In het wetsvoorstel wordt onder 3 136, lid 7 bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels gesteld kunnen worden met betrekking tot de bepaling van de omvang van de premies en de aanspraken. Wat is het doel van deze nadere regels en hoe gaan deze eruit zien, zo vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering. Kunnen deze regels ertoe leiden dat de belastinggrondslag hoger wordt dan de belastinggrondslag die uit de wettelijke regels volgt?

Volgens de Memorie van Toelichting is het doel van de conserverende aanslag om te borgen dat de in Nederland fiscaal gefaciliteerd opgebouwde pensioen- en lijfrenteaanspraak ook daadwerkelijk wordt aangewend als inkomensvoorziening. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of dit wel het doel van de conserverende aanslag is. Is het doel niet veel meer dat de Nederlandse staat in bepaalde gevallen compensatie krijgt voor genoten belastingaftrek? Immers: een afkoop van de aanspraak zonder Nederlandse belastingheffing leidt voor de emigrant tot een groter kapitaal, dat hij kan aanwenden voor zijn inkomensvoorziening. Bijvoorbeeld door met het onbelast gebleven afgekochte kapitaal een lijfrente te kopen waarvoor de saldomethode geldt.

Bij reeds ingegane uitkeringen wordt de belastingheffing gebaseerd op de waarde van de aanspraak, zo menen de leden van de VVD-fractie. Kan zich de situatie voordoen dat de premieaftrek lager is dan die waarde? En zou in die situatie de aanslag dan toch niet opgelegd moeten worden naar de premieaftrek?

Tijdens de parlementaire behandeling in de Tweede Kamer is de regering ingegaan op de vragen of de belastingdienst voldoende controlemogelijkheden heeft en voldoende gegevens in zijn administratie heeft vastgelegd om afkoop van lijfrente- en pensioenaanspraken op te sporen en de belastinggrondslag vast te stellen. De regering is hier optimistisch over. De leden van de VVD-fractie vragen de regering expliciet aan te geven in welke mate en tot wanneer de belastingdienst de historie van premiebetalingen exact in beeld heeft. Genoemde leden vragen zich ook af wat de mogelijkheden van de belastingdienst zijn om afkoop en daaraan gelijk te stellen verboden handelingen van in eigen beheer opgebouwd pensioenkapitaal internationaal te volgen? Verder vragen zij zich af of de fiscus een conserverende aanslag kan opleggen als het stellig voornemen tot het toekennen van een pensioen en de daarbij behorende reservering door een B.V. aan haar directeur eerst na de emigratie van de directeur wordt omgezet in een daadwerkelijke aanspraak?

De regering is van oordeel dat als een geëmigreerde belastingplichtige niet meer vindbaar is de conserverende aanslag bij de verzekeraar wordt ingevorderd. Wat is de wettelijke basis van deze invordering, zo vragen de leden van de VVD-fractie hem? Gelden tegenover een B.V., die een pensioen in eigen beheer heeft opgebouwd in een dergelijke situatie dezelfde wettelijke regels?

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de belastingdienst conserverende aanslagen, vergelijkbaar met de in de arresten van 19 juni jl. door de Hoge Raad vernietigde aanslagen, ambtshalve gaat vernietigen? Als dat niet het geval is, wat is dan de argumentatie om die aanslagen in stand te houden?

Tijdens de parlementaire behandeling iin de Tweede Kamer is gesuggereerd om aan de Hoge Raad advies te vragen over het onderhavige wetsvoorstel. De regering is beducht voor toepassing van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens als zij de Hoge Raad advies zou vragen. Zij stelt echter tevens in dezelfde passage van de Nota naar aanleiding van het nader verslag, dat het wetsvoorstel is gebaseerd op «ten overvloede gegeven – en daarmee als expliciete hint op te vatten – overwegingen» van de Hoge Raad. Waarom vreest de regering – nu de Hoge Raad als ongevraagd adviseur van de regering optreedt – de toepassing van artikel 6 EVRM niet?

In verband met de mogelijkheid tot het stellen van nadere vragen en de beoogde plenaire behandeling van het wetsvoorstel op aanstaande dinsdag zouden de leden van de VVD-fractie het op prijs stellen als zij uiterlijk zaterdagmiddag de beschikking kunnen hebben over de reactie van de regering.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Hester Menninga


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Terpstra (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Essers (CDA) (voorzitter), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Leijnse (PvdA), Peters (SP), De Boer (CU) (vice-voorzitter), Reuten (SP), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Elzinga (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven