C
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Met genoegen heeft de regering kennisgenomen van de reactie van de fracties
op het wetsvoorstel. Zij is erkentelijk voor de voortvarendheid van de Eerste
Kamer bij de behandeling van dit wetsvoorstel. In deze nota naar aanleiding
van het verslag gaat de regering in op de vragen die zijn gesteld. Daarbij
wordt de indeling van het verslag als uitgangspunt genomen.
Deze nota naar aanleiding van het verslag is mede namens de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit opgesteld.
Het verheugt de regering te kunnen constateren dat de leden van de CDA-fractie
met instemming hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. De leden van deze
fractie hebben nog enkele vragen.
Zij juichen de verplichting voor het vmbo en met mbo om zo samen te werken
dat er een duidelijke meerwaarde voor kwetsbare vmbo leerlingen is toe. Zij
vragen of het de regering bekend is hoeveel leerlingen het mbo-niveau 1 diploma
daadwerkelijk halen en hoeveel leerlingen er doorstromen naar de mbo-niveau
2 opleiding.
Van de 827 leerlingen die in 2006–2007 de assistentopleiding in
het vmbo volgden haalde 47 procent in 2007–2008 het mbo-niveau 1 diploma.
Twee procent van hen haalde in 2007–2008 een mbo-niveau 2 diploma. In
2008–2009 haalde alsnog 39 procent een mbo-niveau 1 diploma. In totaal
haalde dus 86 procent van de leerlingen die in 2006–2007 gestart zijn
met de assistentopleiding in het vmbo een mbo-niveau 1 diploma. Van de leerlingen
die in 2007–2008 een mbo-niveau 1 diploma haalden doet 73 procent in
2008–2009 een mbo-niveau 2 opleiding of hoger.
De leden vragen tevens of de leerlingen met alleen een mbo-niveau 1 opleiding
ook werk vinden.
De assistentopleiding mbo is een entreekwalificatie naar een mbo-niveau
2 opleiding. De arbeidsmarkt kwalificerende assistentopleiding (AKA) is een
entreekwalificatie voor beroepskwalificerend vervolgonderwijs (mbo-niveau
1 of mbo-niveau 2), maar ook een entree voor de arbeidsmarkt.
Vanuit scholen en instellingen wordt de leerling met een mbo-niveau 1
kwalificatie (dus ook de deelnemer aan AKA) gestimuleerd, indien mogelijk,
nog een vervolgopleiding te volgen. Dit vergroot zijn kansen op de arbeidsmarkt.
Echter, een arbeidsmarkt gekwalificeerde leerling of een leerling met een
mbo-niveau 1 opleiding is altijd nog beter af op de arbeidsmarkt dan een niet-gekwalificeerde
leerling.
Precieze cijfers over de doorstroom van niveau 1/AKA naar de arbeidsmarkt
zijn er niet. Ik heb het voornemen de Tweede Kamer te melden dat ik na zal
gaan hoe de uitstroom bij AKA is verdeeld. Met MBO 2010 is afgesproken de
komende tijd meer aandacht te besteden aan cijfermatige gegevens die ingaan
op de uitstroom naar arbeid.
Voorts vragen de leden of het de regering bekend is dat de vmbo-scholen
van mening zijn dat het beter zou zijn dat hun leerlingen ook mbo-niveau 2
binnen deze samenwerking zouden kunnen volgen. In de ROC’s zouden deze
leerlingen zich juist door de massaliteit, veel moeilijker kunnen handhaven.
Tot slot vragen deze leden of de regering bereid is deze mogelijkheid te overwegen
en bijvoorbeeld experimenteel te doen uitvoeren.
Uit het antwoord op uw vraag ten aanzien van mbo-niveau 1 gediplomeerden
en doorstroom naar mbo-niveau 2 blijkt, dat van de groep leerlingen waar we
het hier over hebben, een groot deel doorstroomt naar een reguliere mbo-niveau
2 opleiding. Hieruit leid ik af dat vooralsnog een afzonderlijk experiment
voor deze doelgroep niet nodig is.
De regering is wel bekend met een behoefte van zowel het vmbo als het
mbo om een groep leerlingen vanuit de basisberoepsgerichte leerweg in het
vmbo in een kleinschalige omgeving naar een mbo-niveau 2 diploma op te leiden.
In augustus 2008 is een experiment gestart voor leerlingen in de derde
klas van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo. Zij volgen een geïntegreerde
leergang vmbo-mbo2 (VM2) waarin de bovenbouwperiode van de vmbo basisberoepsgerichte
leerweg geïntegreerd wordt in een mbo-niveau 2 opleiding. In augustus
2009 gaat een tweede cohort van dit experiment van start. In 2013 wordt dit
experiment VM2 geëvalueerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart