31 791
Wijziging van de Wet inburgering (vrijwillige inburgering, persoonlijk inburgeringsbudget en harmoniseren handhavingstermijnen)

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

30 juni 2009

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de vrijwillige inburgering en het persoonlijk inburgeringsbudget in de Wet inburgering op te nemen en de handhavingstermijnen te harmoniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inburgering wordt als volgt gewijzigd:

A

1. In artikel 1, eerste lid, onderdeel f, wordt na «inburgeringsplichtige» ingevoegd: of vrijwillige inburgeraar.

2. In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel j, en 9, eerste lid, wordt telkens na «een rechtspersoon» ingevoegd: «of een natuurlijk persoon» en telkens na «inburgeringsplichtigen» ingevoegd: of vrijwillige inburgeraars.

2a. Artikel 1, eerste lid, onderdeel p, komt te luiden:

p. algemene bijstand: algemene bijstand als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand;

3. Aan artikel 1, eerste lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel q door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

r. vrijwillige inburgeraar: de Nederlander en een persoon als bedoeld in artikel 5, tweede lid, die:

1°. ouder is dan 15 jaar;

2°. minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven;

3°. niet beschikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;

4°. niet leerplichtig of kwalificatieplichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;

s. inburgeringsbedrijf: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die in het kader van uitoefening van beroep of bedrijf de inburgering van personen in Nederland bevordert.

4. Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel s door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

t. persoonlijk inburgeringsbudget: een budget dat door het college, in het kader van een te sluiten overeenkomst met een inburgeringsbedrijf, ten behoeve van een inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar ter beschikking wordt gesteld met behulp waarvan de inburgeringsplichtige of vrijwillige inburgeraar zijn inburgering op een op zijn persoonlijke situatie afgestemde wijze vorm geeft.

Aa

In artikel 3, derde lid, wordt «onderdeel f» vervangen door: onderdeel b.

B

In artikel 5, vijfde lid, wordt «onderdeel e» vervangen door: onderdeel d.

C

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De inburgeringsplichtige verwerft mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving. Hij draagt er zorg voor dat hij het inburgeringsexamen binnen drieënhalf jaar behaalt. De termijn voor de oudkomer vangt niet aan dan nadat het college zulks ten aanzien van hem op grond van artikel 26 heeft bepaald.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «termijnen» vervangen door: termijn.

Ca

In artikel 8 wordt na «inburgeringsvoorzieningen» toegevoegd: of taalkennisvoorzieningen.

D

Het opschrift van paragraaf 2 van hoofdstuk 5 komt te luiden: § 2 Gemeentelijk aanbod aan inburgeringsplichtigen

E

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien de inburgeringsplichtige daarom verzoekt, kan de inburgeringsvoorziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening, bedoeld in artikel 20, eerste lid, worden aangeboden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

1a. In het derde lid (nieuw) wordt «als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin» vervangen door: als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

1b. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

4. Een aanbod aan de inburgeringsplichtige die algemene bijstand of een uitkering op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangt, wordt afgestemd op diens mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het college stemt het aanbod aan de inburgeringsplichtige af op de aard van de arbeid die de inburgeringsplichtige verricht of past de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening zonodig aan aan de aard van de arbeid die de inburgeringsplichtige gaat verrichten.

2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «eerste en tweede lid» vervangen door: eerste, tweede en derde lid.

3. Na het zesde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het persoonlijk inburgeringsbudget.

F

Artikel 19a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «taalkennisvoorziening» ingevoegd: voor een inburgeringsplichtige.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt na «van overeenkomstige toepassing» ingevoegd: , met uitzondering van artikel 19, eerste lid, indien een inburgeringsplichtige als bedoeld in dat lid ten genoegen van het college aannemelijk heeft gemaakt dat hij een opleiding volgt of gaat volgen waarvan de afronding leidt tot uitreiking van een krachtens artikel 5, eerste lid, onderdeel c, aangewezen diploma, certificaat of ander document.

G

In de artikelen 20, eerste lid, 21, eerste lid, 24, eerste lid, 37 en 44, eerste lid, wordt «artikel 19, derde lid» telkens vervangen door: artikel 19, vierde lid.

Ga

In artikel 22, eerste lid, wordt telkens na «inburgeringsvoorziening» ingevoegd: of taalkennisvoorziening.

H

Na artikel 24 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3 Gemeentelijk aanbod aan vrijwillige inburgeraars

Artikel 24a

1. Het college kan een inburgeringsvoorziening aanbieden aan een vrijwillige inburgeraar. Het college kan in afwijking van de eerste volzin aan een vrijwillige inburgeraar die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt of zal volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.

2. Indien de vrijwillige inburgeraar daarom verzoekt, kan de inburgeringsvoorziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening, bedoeld in artikel 24b, eerste lid, worden aangeboden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

3. Een inburgeringsvoorziening leidt toe naar het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen. Een taalkennisvoorziening is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin.

4. Een aanbod aan de vrijwillige inburgeraar die algemene bijstand of een uitkering op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangt, wordt afgestemd op diens mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. Het college stemt het aanbod aan de vrijwillige inburgeraar af op de aard van de arbeid die de vrijwillige inburgeraar verricht of past de aangeboden inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening zonodig aan aan de aard van de arbeid die de vrijwillige inburgeraar gaat verrichten.

5. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot het eerste, tweede en derde lid. Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

a. de procedure die door het college wordt gevolgd voor het doen van een aanbod als bedoeld in het eerste en tweede lid en de criteria die daarbij worden gehanteerd, en

b. de wijze waarop het college met een vrijwillige inburgeraar in overleg treedt om te komen tot een passende inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening met inbegrip van de totstandkoming en de samenstelling van die voorziening.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het persoonlijk inburgeringsbudget.

7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het aanbod van de inburgeringsvoorziening aan de vrijwillige inburgeraar die geestelijke bedienaar is.

Artikel 24b

1. Een aanbod voor een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening aan de vrijwillige inburgeraar die algemene bijstand of een uitkering op grond van een van de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen ontvangt, en die tevens verplicht is om arbeid te verkrijgen en te aanvaarden, wordt uitsluitend gedaan in combinatie met een op grond van de Wet werk en bijstand, dan wel een van de bij die algemene maatregel van bestuur aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen, aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Binnen een gecombineerde voorziening kunnen onderdelen volgtijdelijk worden ingezet.

2. Het college is verantwoordelijk voor het aanbieden van een gecombineerde voorziening als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 24c

1. Het college, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de door hem aangewezen deskundige, de desbetreffende eigenrisicodrager en de desbetreffende overheidswerkgever werken samen bij de uitvoering van de artikelen 24a, derde lid, 24b, eerste lid, en 24d.

2. Het college, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de desbetreffende eigenrisicodrager en de desbetreffende overheidswerkgever maken in ieder geval afspraken met betrekking tot de inkoop van een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, de wijze waarop die voorziening feitelijk wordt aangeboden en de onderlinge gegevensuitwisseling.

Artikel 24d

1. Indien de vrijwillige inburgeraar in aanmerking wordt gebracht voor een inburgeringsvoorziening, een taalkennisvoorziening of een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, doet het college de vrijwillige inburgeraar terzake een aanbod als bedoeld in artikel 24a, eerste lid.

2. Indien de vrijwillige inburgeraar het aanbod, bedoeld in het eerste lid, aanvaardt, sluit het college een overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomst.

Artikel 24e

1. De vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening is overeengekomen, is de in artikel 23, tweede lid, bedoelde eigen bijdrage verschuldigd.

2. In afwijking van het eerste lid kan de gemeenteraad voor vrijwillige inburgeraars of bepaalde categorieën vrijwillige inburgeraars bij verordening bepalen dat:

a. geen eigen bijdrage is verschuldigd, of

b. een eigen bijdrage is verschuldigd die lager is dan het bedrag, genoemd in artikel 23, tweede lid.

3. De vrijwillige inburgeraar met wie een inburgeringsvoorziening of een taalkennisvoorziening is overeengekomen en die op last van het college, dan wel een andere instantie als bedoeld in artikel 21, tweede lid, een gecombineerde voorziening als bedoeld in artikel 24b, eerste lid, dient te volgen, is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 24f

De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de informatieverstrekking door de gemeente aan vrijwillige inburgeraars ter zake van hun rechten en plichten uit hoofde van deze wet, de eventuele inning van de eigen bijdrage door het college en de mogelijkheid van betaling in termijnen, de niet-nakoming van de overeenkomst, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, alsmede het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar.

I

In artikel 25, eerste lid, wordt na «artikel 19» ingevoegd: , 19a,.

Ia

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «onderdeel a» een zinsnede toegevoegd, luidende: of b.

2. In het tweede lid wordt aan het slot van onderdeel a «, of» vervangen door een puntkomma.

3. Onder verlettering van onderdeel b tot c wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

b. verlengt het college de in artikel 7, eerste lid, bedoelde termijn eenmalig met ten hoogste twee jaar en zes maanden, indien aantoonbaar een alfabetiseringscursus als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt of is gevolgd voor het verstrijken van de eerder bedoelde termijn, of.

J

In artikel 47, tweede lid, onderdeel a, wordt na «uitvoering van deze wet» ingevoegd: en van de Wet participatiebudget, voor zover het betreft inburgeringsvoorzieningen en taalkennisvoorzieningen.

ARTIKEL II

De Wet participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van inburgeringsvoorziening wordt «artikel 19, tweede lid» vervangen door: artikel 19, derde lid.

2. In de definitie van taalkennisvoorziening wordt «artikel 19, tweede lid» vervangen door: artikel 19, derde lid.

B

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De definitie van inburgeringsvoorziening komt te luiden:

inburgeringsvoorziening: inburgeringsvoorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid, en 24a, derde lid, van de Wet inburgering.

2. De definitie van taalkennisvoorziening komt te luiden: taalkennisvoorziening: taalkennisvoorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid, en 24a, derde lid, van de Wet inburgering.

C

Artikel 3, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt na «aanbiedt aan een inburgeringsplichtige» ingevoegd: «of aan een vrijwillige inburgeraar» en aan het slot de puntkomma vervangen door: , of.

2. Onderdeel c vervalt.

3. Onderdeel d wordt geletterd c.

D

Artikel 15, vijfde lid, vervalt.

ARTIKEL III

Artikel 8.1.1, zesde lid, tweede volzin, van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «of».

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «, of» wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. vrijwillige inburgeraar zijn in de zin van artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet inburgering en die niet het inburgeringsexamen, bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering, hebben afgelegd.

ARTIKEL IV

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 7, eerste lid, en 31, tweede lid, van de Wet inburgering zoals die bepalingen luidden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen C en Ia, van deze wet, blijft van toepassing ten aanzien van de termijnen voor het behalen van het inburgeringsexamen die vóór dat tijdstip zijn aangevangen, respectievelijk ten aanzien van de verlenging van die termijnen.

ARTIKEL V

Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van deze wet berust het Besluit inburgering mede op artikel 19, vierde lid, van de Wet inburgering en op artikel 15, tweede lid, van de Wet participatiebudget.

ARTIKEL VI

1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen I, onderdelen A, onder 1, 2 en 3, D en H, II, onderdelen B en C, en III die in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende genoemde artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

2. Artikel I, onderdeel B, werkt terug tot en met 27 juni 2008.

3. Artikel I, onderdelen Ca en Ga, werkt terug tot en met 1 september 2008.

4. Artikel I, onderdelen F en I, werkt terug tot en met 31 december 2008.

5. Artikel I, onderdelen A, onder 2a, en J, werkt terug tot en met 1 januari 2009.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

Naar boven