31 775
Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren)

E
NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 23 juni 2009

De regering heeft met interesse kennis genomen van de bijdragen van de fracties aan het nader voorlopig verslag inzake het wetsvoorstel Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren). In deze memorie van antwoord gaat de regering in op de vragen van de verschillende fracties.

De leden van de fracties van GroenLinks en SP merken op dat niet al hun vragen uit het voorlopig verslag zijn beantwoord en verzoeken de regering dit alsnog te doen.

De regering merkt naar aanleiding hiervan op dat zij in de memorie van antwoord de vragen van de verschillende fracties zoveel mogelijk in samenhang heeft beantwoord en in verband daarmee op een aantal plaatsen is afgeweken van de volgorde van het voorlopig verslag. Daarbij is er uiteraard naar gestreefd alle vragen volledig te beantwoorden. De regering betreurt het dat de fracties van GroenLinks en SP hun vragen niet als volledig beantwoord beschouwen en zal in deze nadere memorie van antwoord nogmaals ingaan op de vraag van de fractie van GroenLinks naar de noodzaak van het wetsvoorstel in het licht van het historisch lage aantal jongeren in de bijstand. En tevens op de vraag van de SP-fractie of de voorwaarden van de WWB niet hadden kunnen worden aangepast om hetzelfde te bereiken als met het onderhavige wetsvoorstel.

Verder vernemen de leden van de fracties van CDA, SP, GroenLinks en D66 graag het commentaar van de regering op de brief d.d. 17 juni 2009 van VNG, Divosa, FNV en FNV Jong over het onderhavige wetsvoorstel.

De regering heeft kennis genomen van de genoemde brief van VNG, Divosa, FNV en FNV Jong van 17 juni 2009. In het voorlopig verslag is door meerdere fracties gerefereerd aan eerdere brieven van VNG c.s. In de memorie van antwoord is de regering op de aangehaalde punten ingegaan. In deze nadere memorie van antwoord gaat de regering met name in op aspecten die niet in de eerdere brieven van VNG c.s. aan de orde zijn geweest, dit in samenhang met de hierboven genoemde vragen van de fracties van GroenLinks en SP.

Mede in antwoord op de genoemde vraag van GroenLinks merkt de regering op dat in het Coalitieakkoord dat de basis vormt voor het kabinet Balkende IV de noodzaak van blijvende aandacht voor de arbeidsparticipatie van jongeren en voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid tot uiting komt. De regering ziet in het onderhavige wetsvoorstel meer dan een «politieke wens» om te komen tot een recht op een werkleeraanbod voor jongeren. De regering wil onderstrepen dat het gaat om een maatschappelijke noodzaak: jongeren moeten aan het werk kunnen en/of een opleiding kunnen volgen. De regering acht het noodzakelijk jongeren te activeren en uitkeringsafhankelijkheid tegen te gaan.

Deze maatschappelijke noodzaak is overigens door de VNG onderschreven in het Bestuursakkoord «Samen aan de Slag». In het Bestuursakkoord is vastgelegd dat er een werk-/leerplicht komt voor jongeren tot 27 jaar, met als uitgangspunten dat een voorziening wordt gecreëerd waarmee gemeenten zorgen dat jongeren niet in de bijstand komen en dat gemeenten worden verplicht een leer/werkaanbod te doen voor jongeren die een beroep op de gemeente doen1.

Met de briefschrijvers is de regering het eens dat de succesvolle lokale praktijken niet moeten worden doorkruist. Zoals de regering eerder heeft aangegeven in de parlementaire geschiedenis van het wetsvoorstel, is het juist de bedoeling succesvolle gemeentelijke praktijken neer te leggen in een landelijke regeling. Wij constateren echter dat nog niet iedere gemeente even voortvarend te werk gaat bij het aanbieden van bijvoorbeeld leerwerkplekken. De WIJ legt gemeenten dan ook geen nieuwe taak op, maar intensiveert hun huidige taak bij de arbeidsinschakeling van jongeren doordat de aanspraak van de jongere nu een recht op een werkleeraanbod wordt. Om gemeenten in staat te stellen de huidige succesvolle praktijken voort te zetten, is en blijft het aan de gemeenten hoe zij het werkleeraanbod in de praktijk vormgeven. Maatwerk van de gemeente naar de jongere toe, is daarbij de centrale gedachte.

Het valt de regering op dat in de brief van VNG c.s. sterk de nadruk wordt gelegd op de inkomensvoorziening in het kader van de WIJ en veel minder wordt stilgestaan bij het werkleeraanbod en het belang van de jongere. De regering is van mening dat de stellers van de brief hiermee de intentie van het onderhavige wetsvoorstel miskennen: het gaat om investeren in de duurzame arbeidsparticipatie van de jongere. In de WIJ staan om die reden het werkleeraanbod, het belang van de jongere en zijn of haar recht op werken of leren centraal. De paradigmawisseling van de WIJ, van «uitkering, mits» naar «geen uitkering, tenzij», gaat dan ook verder dan het principe «werk boven inkomen» zoals dat in de WWB al geldt. Met de WIJ introduceert de regering een andere vorm van bestaanszekerheid voor jongeren tot 27 jaar. In het kader van de WIJ wendt de jongere zich niet tot de gemeente voor het aanvragen van een uitkering, maar voor een werkleeraanbod. Dit doet tegelijkertijd recht aan het belang van de jongere bij activiteiten gericht op duurzame arbeidsparticipatie en aan het belang van een bron van inkomsten voor de jongere, zodat deze in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Dit is een kenmerkend verschil met de WWB waarin de nadruk meer op de uitkering ligt.

Gezien het bovenstaande kan de regering de redenering van de briefschrijvers over het binnen de WWB houden van de 65-plussers niet onderschrijven. Bij 65-plussers staat anders dan bij jongeren niet de arbeidsinschakeling voorop, maar gaat het juist om het garanderen van de inkomensaanvulling.

Ook de verwijzing naar de IOAW, IOAZ en WWIK als regelingen die direct moesten aansluiten bij de bijstandswet, kan de regering niet plaatsen. De genoemde wetten, zijn net als de WIJ, bedoeld om recht te doen aan de bijzondere positie van specifieke doelgroepen: oudere werklozen, oudere zelfstandigen en kunstenaars, en in het geval van het onderhavige wetsvoorstel, jongeren. De aanpassingen van genoemde wetten waarnaar in de brief wordt verwezen waren niet bedoeld om aan te sluiten bij de Abw of WWB maar om beter recht te doen aan de positie van deze specifieke groepen.

In de brief van de VNG c.s. wordt tevens gesteld dat het onderhavige wetsvoorstel leidt tot extra administratieve lasten voor gemeenten. De regering wil hierbij de kanttekening maken dat uit berekeningen is gebleken dat de administratieve lasten afnemen doordat ten opzichte van de WWB minder uitkeringen zullen worden verstrekt. Tevens wordt de inkomensvoorziening in het kader van de WIJ ambtshalve toegekend; dat is eenvoudiger voor de jongere. Actal heeft de regering geadviseerd het onderhavige wetsvoorstel in te dienen en in dat advies tevens aangegeven dat uitwisseling van gegevens tussen onderwijs (Informatiebeheer Groep) en werk en inkomen (gemeenten, UWV Werkbedrijf en UWV) op termijn een verdere reductie van de administratieve lasten mogelijk maakt. De regering realiseert zich wel dat er sprake zal zijn een initiële extra belasting van gemeenten, doordat gemeenten moeten inspelen op de nieuwe situatie en de rechten van de jongere. Het gaat hierbij in de visie van de regering echter om een afweging tussen het belang van de jongere en zijn of haar recht op werken/leren en de administratieve lasten die de WIJ meebrengt voor gemeenten. De regering vindt een beperking van administratieve lasten voor burgers en gemeenten van belang, maar is van mening dat het belang van de jongere bij duurzame arbeidsparticipatie in dit geval voorop moet staan.

Ten slotte vragen VNG, Divosa, FNV en FNV Jong aandacht voor de invoeringsdatum en de implementatietijd voor gemeenten. De regering merkt daarover op dat om gemeenten bij de implementatie te ondersteunen, het ministerie van SZW diverse activiteiten onderneemt. In februari en maart van dit jaar is op SZW-dagen voor gemeenten aandacht besteed aan het wetsvoorstel. Daarbij is in workshops met gemeenten van gedachten is gewisseld over de uitgangpunten, knelpunten en kansen met betrekking tot WIJ. Daarnaast worden de komende weken informatiebijeenkomsten in het land gehouden, gericht op een goede en zorgvuldige implementatie – uiteraard onder voorbehoud van aanvaarding van het wetsvoorstel door uw Kamer.

De regering heeft eerder aangegeven zich te realiseren dat de invoeringstermijn bij inwerkingtreding per 1 juli 2009 voor gemeenten krap is. Om die reden is eerder aangegeven dat gemeenten in de periode van 1 juli 2009 tot 1 januari 2010 de nieuwe instroom in de WIJ kunnen registreren in de huidige WWB-systemen. Tevens heeft de regering aangegeven in het inwerkingtredingsbesluit te regelen dat de artikelen waarbij aan gemeenten een verordeningsplicht wordt opgelegd per 1 oktober 2009 in werking treden om gemeenten hiervoor meer tijd te geven. In de periode van 1 juli tot 1 oktober kunnen gemeenten hun beleid dan vormgeven met beleidsregels.

Hoewel de regering vanuit het oogpunt van bestrijding van de jeugdwerkloosheid onveranderd veel waarde hecht aan een spoedige invoering van de WIJ en graag zou zien dat het wetsvoorstel per 1 juli 2009 in werking zou treden, is de regering van mening dat het belang van gemeenten bij zorgvuldige implementatie van de WIJ op dit moment zwaarder moet wegen. Hoewel er geen zwaarwegende juridische bezwaren kleven aan de eerder voorgestelde oplossing om de verordeningsplicht per 1 oktober 2009 in te laten gaan, blijkt uit diverse signalen van gemeenten dat zij er zeer aan hechten dat de artikelen die de verordeningsplicht regelen gelijktijdig met de andere artikelen van het wetsvoorstel in werking treden. De betrokkenheid van de gemeenteraad leidt tot een groter politiek bestuurlijk draagvlak, wat van groot belang is bij uitvoering van de WIJ en de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Verder wil het Rijk zo veel als mogelijk gestand doen aan de afspraken die zijn vastgelegd in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Om die reden acht de regering het opportuun de invoering van het wetsvoorstel uit te stellen tot 1 oktober 2009, dit uiteraard onder het voorbehoud van aanvaarding van het wetsvoorstel door uw Kamer. Dit betekent in concreto dat jongeren zich vanaf 1 oktober 2009 tot de gemeente kunnen wenden met het verzoek om een werkleeraanbod en dat gemeenten vanaf die datum verplicht zijn om de jongere een dergelijk aanbod te doen. Voor jongeren tot 27 jaar die op de dag voor inwerkingtreding van het wetsvoorstel een bijstandsuitkering ontvangen, geldt een overgangsperiode. Uiterlijk op 1 juli 2010 zal het wetsvoorstel ook voor deze jongeren gaan gelden. Teneinde de gemeenten op een zo vroeg mogelijk moment op de hoogte te kunnen stellen van een definitieve ingangsdatum is het wel wenselijk dat dit wetsvoorstel op korte termijn plenair in uw Kamer wordt behandeld.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XNoot
1

Kamerstukken II 2006–2007, 30 800 B, nr. 17, bijlage bij brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 5 juni 2007, deelakkoord participatie.

Naar boven