31 775
Bevordering duurzame arbeidsinschakeling jongeren tot 27 jaar (Wet investeren in jongeren)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 9 juni 2009

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling doch ook met enige bevreemding kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij ondersteunen gaarne de hoofdlijn die aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt om voor jongeren tot 27 jaar te komen tot een samengestelde leerwerkplicht die, zoals in het Regeerakkoord is vermeld, bestuurlijk kan worden gehandhaafd door middel van verplichtende begeleidingstrajecten die zijn gericht op scholing met als sanctie de inhouding van een eventuele uitkering. Ook onderschrijven zij de uitwerking daarvan met behulp van een werkleerrecht en de consequentie, dat jonge gezonde mensen die niet willen leren of werken geen recht kunnen doen gelden op een inkomensvoorziening. De uitvoering van de beoogde maatregelen zal decentraal moeten plaatsvinden teneinde zoveel mogelijk maatwerk te kunnen leveren en de primaire verantwoordelijkheid daarvoor dient te liggen bij de gemeenten. Over de opzet en uitvoering van het hier bedoelde plan van de regering hebben de aan het woord zijnde leden toch nog een aantal vragen die in de voorgaande parlementaire behandeling huns inziens nog niet naar tevredenheid zijn beantwoord.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel en hebben een aantal vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het Wetsvoorstel Investeren in Jongeren (WIJ). De problematiek die door middel van deze voorliggende wet wordt aangepakt is naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie SZW-overstijgend. Waaruit blijkt dat deze wet er ook toe leidt dat de problematiek SZW-overstijgend wordt aangepakt? Zij hebben daarnaast overigens nog een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met zorg kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben ondermeer twijfels ten aanzien van de noodzakelijkheid van de wet, de uitvoerbaarheid en de juridische wenselijkheid (van een aparte wet), en de haalbaarheid. Voorafgaand aan het vellen van een definitief oordeel hebben deze leden echter behoefte enkele zaken opgehelderd te krijgen en stellen daartoe enige vragen.

De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP hebben gemengde gevoelens ten aanzien van dit wetsvoorstel. Enerzijds ondersteunen zij de beoogde paradigmawisseling, inhoudende het recht van een jongere op een aanbod gericht op duurzame arbeidsparticipatie, met als afgeleide een inkomensvoorziening in bepaalde limitatief omschreven situaties. Anderzijds vragen zij zich met de Raad van State af waarom er niet voor gekozen is de voorgestelde wijzigingen door te voeren binnen het kader van de WWB, met name gelet op de succesvolle uitvoering van deze wet. De reactie van de regering op deze kritiek van de Raad van State overtuigt deze leden vooralsnog niet. Ook de VNG en het UP leveren forse kritiek op dit wetsvoorstel. Het wetsvoorstel zou geen nieuwe instrumenten bieden, terwijl wel veel aanvullende regels worden gesteld.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met veel interesse kennis genomen van de Wet Investeren in Jongeren, de discussies en debatten hierover zowel in de Tweede Kamer als in en met de samenleving. In het navolgende brengen zij de volgende vragen en kwesties in ter voorbereiding van het finale debat in de Eerste Kamer.

Relatie met de Wet werk en bijstand

De leden van de CDA-fractie vernemen graag van de regering overtuigende argumenten waarmee kan worden aangetoond, dat er een noodzaak bestaat om voor de in deze wet beoogde doelgroep een afzonderlijke wet in te voeren en waarom het door de regering beoogde doel niet kan worden bereikt door een – relatief – eenvoudige wijziging van de WWB, welke dan in samenhang kan worden gebracht met bestuurlijke afspraken om voldoende draagvlak te verwezenlijken. Als de keuze voor een afzonderlijke wet uitsluitend wordt gestoeld op de zogenaamde «paradigmawisseling» van «uitkering, mits» naar «geen uitkering, tenzij» , vragen de aan het woord zijnde leden of met een dergelijke term niet een veel wijdere strekking wordt beoogd dan de in wezen duidelijke uitzondering op een gevestigde regel, die in het onderhavige wetsvoorstel aan de orde komt.

Dit wetsvoorstel legt aan de gemeenten de plicht op om jongeren die geen eigen inkomen hebben te voorzien van een werkleeraanbod, indien zij niet (terug) naar school kunnen gaan. Indien dat alles niet mogelijk is wordt in een inkomen voorzien.

De leden van de VVD-fractie vragen de staatssecretaris waarom voor deze doelstelling een apart wetsvoorstel noodzakelijk is. Evenals de Raad van State en anderen, waaronder de VNG, zijn deze leden van mening dat dit wetsvoorstel te weinig onderscheidend vermogen heeft ten aanzien van de Wet werk en bijstand (WWB). Immers de WWB voorziet de gemeenten van alle instrumenten, terwijl het participatiebudget de financiële middelen geeft om de taak zoals bedoeld in dit wetsvoorstel uit te voeren. Dit wetsvoorstel voegt hieraan niets toe.

Voor zover de leden van de VVD-fractie kunnen overzien is het enige waarin dit wetsvoorstel zich wezenlijk onderscheid van de WWB het feit dat aan de gemeente een uitdrukkelijke plicht wordt opgelegd om jongeren een leer-werkovereenkomst/participatieovereenkomst aan te bieden. Deze plicht ligt weliswaar niet in een expliciete bewoording vast in de WWB, maar in de WWB ligt wel uitdrukkelijk vast dat de gemeenten bij het verlenen van bijstand verplichtende voorwaarden kunnen stellen over het volgen van scholing, re-integratie etc. Toevoeging van het aanbieden van een leer-werkovereenkomst in de WWB zou naar mening van de leden van de VVD-fractie niet eens nodig zijn, maar wellicht ten overvloede kunnen worden toegevoegd.

Het blijkt ook dat in de afgelopen jaren de gemeenten reeds inspanningen hebben gepleegd om deze beoogde doelgroep aan het werk te helpen. De staatssecretaris vindt dit, niet helemaal ten onrechte, onvoldoende. Maar waarom, vragen de leden van de VVD-fractie, is dan niet gekozen voor een wijzigingsvoorstel van de WWB om deze plicht uitdrukkelijk in te voeren en de termijn vast te leggen waarin de gemeente deze plicht moet hebben vervuld? Dit voorkomt dat gemeenten voor de betreffende groep extra administratieve en beleidsmatige taken krijgen omdat zij nieuwe verordeningen etc. moeten opstellen.

De staatssecretaris stelt dat het uitgangspunt van dit wetsvoorstel omgekeerd is aan dat van de WWB namelijk «geen uitkering, tenzij» tegenover «bijstand, mits». De leden van de VVD-fractie achten dit uiterst discutabel. Zij zijn van mening dat er volgens de WWB «geen recht op bijstand, tenzij» bestaat.

De staatssecretaris heeft bij de plenaire behandeling ook gesteld dat de gemeenten ten aanzien van deze groep een «tandje zouden moeten bijzetten». Echter, de gemeenten zijn niet degenen die leerwerkplekken voorradig hebben, aangezien zij afhankelijk zijn van met name werkgevers. In hoeverre zorgt het hebben van een «plicht» er nu voor dat gemeenten er wèl in slagen voor deze doelgroep, beter dan op basis van de WWB, werkplekken te creëren?

De leden van de PvdA-fractie vernemen graag hoe de WIJ zich verhoudt tot de altijd beleden decentralisatie, die ook sterk de WWB kleurt. Kan het kabinet nog eens uiteenzetten waarom met dit decentralisatieprincipe ogenschijnlijk gebroken is. Wil het kabinet nog eens helder uiteen zetten waarom de aanpak die in de WIJ wordt voorgesteld niet via de WWB kan?

De leden van de SP-fractie zetten vraagtekens bij de noodzaak om tot een aparte wet te komen. In antwoord op de Raad van State schrijft de regering dat zij met de Raad de overeenkomsten met de WWB ziet, maar dat de paradigmawisseling leidt tot een andere «aanvliegroute», waaraan zij veel waarde hecht. Het verschil zit in de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor de inkomensvoorziening in aanmerking te komen. De leden van de SP-fractie vragen de regering of de voorwaarden niet binnen de WWB hadden kunnen worden aangepast.

Waarom is er niet overwogen om hetgeen het kabinet wil, – geen jongere verloren laten gaan – geen jongere parkeren en laten wennen aan een bestaan in een sociale voorziening- en jongeren het recht te geven op scholing en werk, te regelen via het toevoegen van daartoe strekkende artikelen in de WWB? Het lijkt de leden van de GroenLinks-fractie volstrekt overbodig om het in aparte wetgeving te gieten. Zij zijn het met de Raad van State eens dat deze wet WIJ weinig tot geen meerwaarde heeft ten opzichte van de WWB. Graag een reactie.

Gemeenten hebben aangegeven dat het onderbrengen van de uitkering aan jongeren in een aparte wet tot veel extra administratieve last leidt. Een van de peilers van de WWB was deregulering. Verlaat de staatssecretaris met de invoering van de WIJ bewust deze peiler?

Als je gemeenten al een plicht zou willen opleggen voor een specifieke doelgroep, wat contraproductief werkt op de beleidsvrijheid van gemeenten om binnen hun eigen gemeentegrenzen te kunnen bepalen wat in hun regio het beste werkt en voor welke doelgroep, heb je daar geen aparte wet voor nodig. Als je al een plicht wilt, dan kan deze gewoon binnen de WWB passen, stellen de leden van de GroenLinks-fractie. Dit is wetstechnisch makkelijker, levert weliswaar geen «paradigma shift» op, maar belangrijker: zadelt gemeenten niet op met uitvoeringsproblemen, verordeningen, laat staan ICT-drama’s in de komende jaren.

Binnen de WWB kan alles, wat gemeenten met deze wet ook kunnen. Het enige verschil is dat ze dit voortaan moeten. In ruil daarvoor wordt de bijstand voor jongeren onder 27 jaar afgeschaft. Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft is dat een slechte ruil. Dit is geen goede deal voor jongeren.

In korte tijd is het principe van de WWB, dat niemand op basis van arbitraire kenmerken vooraf, een afwijkend regime krijgt, verlaten. Geen aparte doelgroepen met aparte regels. Het uitgangspunt van de WWB is treffend van eenvoud. Iedereen die kan werken, zal werken als dat werk voorhanden is, en begeleiding krijgen bij het vinden van werk. Iedereen die nog niet kan werken, zal ondersteuning krijgen gericht op geschiktheid voor de arbeidsmarkt, iedereen die niet kan werken, krijgt ondersteuning bij het participeren. Of mensen jong of oud zijn, met of zonder kinderen, vrouw of man, wit of zwart, de klantmanager kijkt bij iedereen naar de mogelijkheden, en voor iedereen geldt: wie kan werken, werkt.

De alleenstaande ouders met jonge kinderen zijn hier echter twee jaar geleden via het regeerakkoord uit gehaald, apart gezet, mogen zich onttrekken aan die kans op werk, moeten zich scholen. En nu wordt op volstrekt willekeurige gronden een streep getrokken bij 27 jaar. Geen recht meer op bijstand zoals iemand van 27 jaar of ouder. En omgekeerd: een recht op werk en scholing als je jong bent.

Doelgroep

Hebben de leden van de PvdA-fractie het goed begrepen, als ze de Wet zo interpreteren dat een jongere van 26 jaar met een afgeronde HBO-oplei- ding, die na enkele weken werken in verband met de crisis op straat wordt gezet, ook een leerwerkaanbod krijgt? Zo ja, waar bestaat dat dan uit?

De leden van de SP-fractie hebben gezien dat de regering paragraaf 6.2 van de memorie van toelichting heeft aangepast na de kritiek van de Raad van State. De keuze voor de leeftijdsgrens van 27 jaar is daarmee weliswaar iets beter toegelicht, maar de kern van de kritiek is niet weggenomen. Deze leden herhalen het advies van de Raad: «De keuze voor een afzonderlijk wetsvoorstel, met een van de WWB afwijkende systematiek, kan leiden tot ongelijke behandeling tussen personen onder de 27 jaar en personen vanaf die leeftijdgrens. Deze ongelijkheid van behandeling vergt een toereikende rechtvaardiging, die de Raad mist. Bijzondere aandacht voor de activering of scholing juist van jongeren, en het waar geboden met nog meer nadruk opleggen van verplichtingen aan deze categorie kan zeer wel in de rede liggen. Dat rechtvaardigt op zichzelf echter nog niet een verschil in behandeling tussen personen onder de 27 jaar en personen vanaf die leeftijdgrens indien betrokkene niet voldoet aan eenmaal opgelegde verplichtingen,» en vragen de regering daar alsnog op in te gaan.

De categorie jongeren die recht hebben op een Wajong-uitkering vallen niet onder dit wetsvoorstel. Zij kunnen immers aanspraak maken op de bij de Wajong behorende reïntegratievoorzieningen. De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP merken op dat het aanspraak maken op een reïntegratievoorziening minder uitzicht op een baan biedt dan een tegen de gemeente afdwingbaar recht op een werkaanbod. Met andere woorden, de Wajongers, die een zeer kwetsbare positie op de arbeidsmarkt innemen, worden uitgezonderd van dit tegen de gemeente afdwingbare recht, terwijl dit juist voor hen zo gewenst kan zijn. Waarom heeft de staatssecretaris er niet voor gekozen de keuze tussen de bij de Wajong behorende reïntegratievoorzieningen en het tegen de gemeente afdwingbare recht op een werkleeraanbod bij de Wajonger zelf te leggen, in plaats van deze groep categorisch uit te sluiten? Is de staatssecretaris bereid dit op korte termijn te wijzigen, in die zin dat de mogelijkheid van een werkleeraanbod facultatief wordt uitgebreid voor Wajongers?

Bijstand is een recht voor alle volwassenen in Nederland. De leden van de fractie van GroenLinks vinden het principieel onjuist om daar groepen (welke dan ook) van uit te sluiten. De vermeende financiële prikkel die zou uitgaan van het nieuwe systeem werkt niet stimulerend, eerder afstotend. Wilden we juist niet meer jongeren in beeld krijgen en meer jongeren helpen? Bijstand afschaffen brengt dat doel niet dichterbij. Plichten met betrekking tot scholing en/of werk hebben hun valide waarde ten opzichte van een onvervreemdbaar recht. In dit geval een recht op bijstand. Zoals minister Klompé het ooit bij invoering van de Bijstandswet bedoeld heeft. Niet langer meer afhankelijk van gunst of caritas of de goedgeefsheid van de gegoede burgerij, maar een in een beschaafd land wettelijk verankerd recht waar je je zonder schaamte tot kunt wenden als je even geen mogelijkheid hebt om in eigen levensonderhoud te voorzien. De staatssecretaris wijst er op dat het niet uitmaakt of je nu een inkomensvoorziening krijgt als gevolg van de WWB of de WIJ, maar deze leden vinden het een meer dan gradueel verschil. Bijstand wordt voor de groep 18–27 jarigen afgeschaft. En daarmee wordt het risico tot een glijdende schaal ingezet. Het lijkt erop dat de «paradigma shift» een voorloper wordt van toekomstige wetgeving. Waarom is er een noodzaak voor jongeren voor een aparte wet, die uitsluit van de bijstand? Die noodzaak is er niet. Deze nieuwe wet maakt het echter wel makkelijker (makkelijker dan het afschaffen van de WWB) om in de toekomst andere groepen uit te sluiten van het recht op bijstand. De leden van de fractie van GroenLinks zouden dat schandalig vinden. Graag hierop een reactie.

Je bent alleenstaande moeder of vader met een jong kind. Hoe legt de staatssecretaris aan deze groep mensen uit dat wie in de WW belandt gewoon keihard moet solliciteren, wie in de bijstand belandt juist niet hoeft te solliciteren maar verplicht naar school moet, en wie in de WIJ belandt.....? Ja, wat doen we met de jonge alleenstaande ouders, het zijn meestal altijd moeders, onder de 27 jaar? Een recht op scholing en werk, of een scholingsplicht? Welke maatregel prevaleert? Maar bovenal, kan de bewindspersoon uitleggen waarom ze verschillende doelen nastreeft voor ogenschijnlijk identieke jonge mensen?

Zo willen de leden van de fractie van GroenLinks de staatssecretaris nog een aantal voorbeelden voorleggen met het verzoek daarop te reageren.

Wat is volgens de staatssecretaris het verschil tussen een werkloze 30-jarige, een werkloze 55-jarige en een werkloze 24-jarige dat de andere behandeling voor de laatste rechtvaardigt? Waarom de eerste twee wel een recht op bijstand en de laatste niet, waarom de laatste wel een recht op scholing en werk en de eerste twee niet? Kan de staatssecretaris dit uitleggen aan de Nederlandse bevolking?

Drie jonge mensen, de eerste 25 jaar en VMBO afgemaakt, de ander 26 jaar met een afgeronde HBO en tot slot een 27-jarige met een MBO-diploma, worden als gevolg van de huidige crisis werkloos. De 25-jarige heeft aanvankelijk als BBL-er altijd gewerkt naast de studie en heeft recht op WW, de 26-jarige heeft altijd bestuursfuncties naast zijn studie bekleed, heeft geen WW-rechten opgebouwd en heeft als gevolg van de WIJ ook geen bijstandsrecht. De 27-jarige heeft een tekort arbeidsverleden voor WW en komt in aanmerking voor bijstand. Hoe legt de staatssecretaris dit uit aan deze drie jonge mensen? Hoe legt u uit aan de 25-jarige met WW en alleen VMBO dat zijn HBO-vriend een recht op werk en scholing krijgt en de derde geen WW krijgt maar wel bijstand?

Met welk breekijzer kan de gemeente volgens SZW tegemoet komen aan het recht op scholing en werk van de goed opgeleide jongere, terwijl hij/zij, als gevolg van de crisis, juist werkloos is geworden vanwege een (tijdelijk) gebrek aan werk?

Het kabinet wil een aparte wet voor jongeren. Is het kabinet ontevreden over wat gemeenten met behulp van de WWB voor jongeren doen? Kan het kabinet dat onderbouwen? Hoe ziet het kabinet dat in het licht van de CBS-cijfers over de bijstand onder jongeren?

Zijn de verantwoordelijke bewindspersonen, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie, niet bang dat gemeenten als gevolg van de aparte behandeling van jongeren, namelijk de scholing en het werk die zij kunnen opeisen, oudere bijstandsgerechtigden minder aandacht gaan geven, omdat er altijd een grens zit aan wat je maximaal kan doen? Zoals de financiële prikkel aanvankelijk aanzette tot een overmatige aandacht voor de meest kansrijken, zo zou de apartheid die het kabinet middels de WIJ nu wil invoeren, tot onevenwichtige aandacht kunnen leiden, die niet wordt ingegeven door de vraag «wat hebben mensen nodig», maar door de vraag «waar rekent het rijk mij het scherpst op af».

Het kabinet legt met het wetsvoorstel een sterk accent op jongeren en stuurt daarmee meer dan tot nu de gemeentelijke aandacht naar deze groep binnen de totale gemeentelijke doelgroep. Hoe kijkt u aan tegen gemeenten die zeggen: ik leg mijn accent op ouderen, allochtonen, mensen met een beperking, mensen zonder scholing, sociaalzwakkeren die zelfs in hoogconjunctuur al niet of nauwelijks hun plek wisten te krijgen. Hen moet ik optimaal fit houden voor de arbeidsmarkt; die jongeren zijn over een paar jaar als de crisis voorbij is, niet aan te slepen, maar deze mensen moeten dan in de etalage. Kortom: grijpt u niet teveel in in de gemeentelijke vrijheid om accenten te leggen? Een doelgroeploze WWB was daarvoor ideaal.

Er was een participatieagenda, want iedereen, ook die mensen waar we jarenlang niet naar om hadden gekeken waren hard nodig, tot de crisis kwam. Toen kwam er een mobiliteitsagenda, van werk naar werk werd het adagium, en dat een groep niet meer vooraan zou staan bij het uitdelen van het schaarse werk, moesten we van collega Donner voor lief nemen, en dan buitelt daar nu de jongerenagenda overheen, waarin de WIJ als totempaal. In zeer korte tijd geeft u drie verschillende signalen af aan gemeenten. Waarop baseert u deze keuzes in het licht van de arbeidsmarkt nu en in de nabije toekomst?

Niet-melders

De leden van de CDA-fractie vragen of het afschaffen van de bijstand tot 27 jaar succesvol zal zijn ten aanzien van met name de groep jongeren, die voor de uitkeringsinstanties onzichtbaar zijn gebleven. Te denken valt aan de zwerfjongeren, jongeren met psychiatrische problemen, alleenstaande ouders. Zal die groep niet groeien als het vangnet van de WWB wegvalt?

De Raad van State, de Algemene Rekenkamer en de VNG hebben zich in hun commentaren en hun onderzoek zorgen gemaakt over de niet-melders. De Raad van State vraagt zich in zijn commentaar af of het aantal niet-melders onder deze nieuwe wet niet groter zal zijn dan onder de WWB. De VNG en overigens ook de FNV wijzen op hetzelfde risico, waarbij de VNG er nog op wijst dat de gemeenten met de «Work First» aanpak nu juist op de goede weg zijn.

De Rekenkamer spreekt in een rapport over de noodzaak van verbetering van samenwerking tussen gemeente, onderwijs en zorginstellingen. Ze wijst erop dat aan die samenwerking nog veel schort. En dat op die samenwerking veel energie gericht moet worden om het probleem van de niet-melders aan te pakken. De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet kan toelichten hoe het op het ogenblik zit met de niet-melders. Pakken de gemeenten deze problematiek nu actief aan? Hoeveel jongeren vallen er nu nog buiten de boot naar schatting en werken gemeenten nu ten aanzien van de niet-melders ook goed samen met onderwijs en zorginstellingen, of is er naar het oordeel van het kabinet ruimte voor verbetering? Hebben alle gemeenten een actief beleid met betrekking tot het bereiken van de niet-melders? Hoe ziet dit beleid er in grote lijnen uit? Verwacht het kabinet op grond hiervan een verbetering of verslechtering van het bereiken van niet-melders onder de nieuwe Wet?

Beschikkende de gemeenten naar het oordeel van het kabinet over voldoende diagnosevaardigheden om tot een adequaat aanbod aan niet-melders te komen en om goed samen te werken met onderwijs en vooral zorginstellingen? Welke inspanningen hebben de gemeenten zich de laatste jaren getroost om de diagnosevaardigheden van haar medewerkers te verbeteren, als er op dit punt nog veel ruimte voor verbetering is? Hoe verhoudt zich dat dan naar het oordeel van het kabinet tot de zorgen die gemeenten met betrekking tot niet-melders hebben?

De staatssecretaris vindt de leden van de GroenLinks-fractie aan haar zijde. Zij willen de lat heel hoog leggen. Geen jongere meer verloren. Geen talent meer onbenut. Geen enkele jongere meer van school zonder minstens een deugdelijke startkwalificatie. Geen jongere meer parkeren in een uitkering zonder uitzicht. GroenLinks wil meer investeren in jongeren. Dat doet het kabinet echter niet. Gemeenten krijgen een korting, omdat verwacht wordt dat minder jongeren aankloppen bij gemeenten. Omdat zij allemaal werken of een opleiding volgen, of door een combinatie hiervan? GroenLinks vreest dat deze wet eerder jongeren afschrikt. Vooral de groep jongeren die nu al lastig te bereiken is door jeugdzorg, sociaal cultureel werk, onderwijs, sociale diensten, zal, zo valt te vrezen, uit het zicht verdwijnen. Het probleem is dat sommige jongeren zich niet melden en niet in beeld zijn. Zij komen met deze wetgeving niet beter in beeld. Zij komen door deze wetgeving in grotere getale voor en dat geeft de staatssecretaris met zoveel woorden ook wel toe. Laten wij eens meten of de arbeidsparticipatie toeneemt de komende jaren en of het aantal niet-participerende jongeren afneemt.

Nut en noodzaak

Jongeren hebben recht op jeugdzorg. Dit leidt tot wachtlijsten, evenals vele andere rechten. Jongeren hebben recht en plicht op scholing, leidt dit altijd tot het beste onderwijs? Een recht op werken/leren klinkt op zich zo slecht nog niet, maar uiteindelijk gaat het om de vraag of dit leidt tot betere dienstverlening aan jongeren. Krijgen jongeren hierdoor meer kansen op een betere toekomst, waarin ze beter voorbereid zijn op wat hen te wachten staat en in staat zijn om hun dromen waar te maken. De leden van de fractie van GroenLinks twijfelen hieraan. Zeker als het kabinet hiermee denkt een structurele besparing te behalen. Meer geld levert niet altijd betere resultaten op, maar gemeenten beknellen in hun uitvoering ook niet. Of jongeren beter af zijn met een recht is dus de vraag.

De noodzaak van de WIJ wordt regelmatig onderbouwd met de jaren tachtig. Kan de staatssecretaris de leden van de GroenLinks-fractie uitleggen aan de hand van een deugdelijke vergelijking van de demografie van de jaren tachtig en nu en aan de hand van de oorzaken van de crisis van de jaren tachtig en nu waarom zo’n vergelijking zou opgaan?

Er is geen periode in de naoorlogse geschiedenis geweest waarin zoveel jongeren een opleiding volgen en deze combineren met werk. We staan daarin in vergelijking met andere Europese landen alleen. In Frankrijk werkt er nauwelijks een jongere naast zijn studie. Kan de staatssecretaris tegen deze achtergrond uitleggen, waarom ze desondanks meent de jongeren zo apart te moeten zetten buiten de bijstand, als zouden zij niet het verantwoordelijkheids-besef hebben van 27-jarigen of ouder?

Recht geeft geen garantie op goede uitvoering. Goede uitvoering is gebaat bij een zo groot mogelijke vrijheid in verbondenheid. Verbondenheid is gebaat bij helder omschreven doelen. En het zicht op doelen raakt verloren door teveel administratieve rompslomp door aparte regelingen.

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het van groot belang dat zoveel mogelijk jongeren goed terechtkomen, via opleiding, werk of een combinatie. Sinds de invoering van de WWB is de arbeidsparticipatie van jongeren toegenomen en de jeugdwerkloosheid is de afgelopen jaren ook enorm gedaald.

Gaat deze wet hier iets aan toevoegen? Materieel verandert er weinig aan de manieren waarop gemeenten jongeren kunnen helpen, terwijl er wel allerlei technische wijzigingen in de wet zitten die de uitvoering de komende jaren dwars zullen zitten. Net nu de economische crisis onder veel leden van de beroepsbevolking grote slachtoffers maakt, worden gemeenten gedwongen om de uitvoering aan te passen aan nieuwe regels speciaal voor de doelgroep jongeren. Als je het rapport van de Commissie Bakker goed leest (die overigens in zijn rekensom van wie nodig zijn in de toekomst accepteert dat er 900 000 leden van de beroepsbevolking niet meer kunnen meedoen aan de arbeidsmarkt) en je kijkt door je oogharen naar de nabije toekomst dan zijn de jongeren niet de grootste probleemgroep. Wel de 45+ en de mensen met een arbeidsbeperking, maar met veel eigen mogelijkheden en in elk geval dromen om mee te doen. Waarom daarop geen forse inzet?

De vorige staatssecretaris van SZW, de heer Aboutaleb, zei najaar 2008 op het VNG-Divosa congres dat het aantal jongeren in de bijstand historisch laag is. Het CBS bevestigde dit bij de presentatie van de bijstandscijfers over 2008. Het bijstandsniveau was niet alleen heel laag, het was ook het gevolg van een spectaculaire daling. Dat kan duiden op zeer gunstige economie, op grote werklust onder jongeren en/of op goed werk van de gemeenten door middel van de WWB. De heer Aboutaleb zei ook dat voor ieder van die 25 000 jongeren die toen nog in de bijstand zaten een verhaal was waarom zij bijstand kregen en (nog) niet werkten. Wat is er sinds vorig najaar veranderd dat de staatssecretaris nu van mening is dat er voor 143 miljoen euro teveel jongeren door gemeenten in de bijstand worden gelaten?

Wat willen de leden van de GroenLinks-fractie dan wel? Deze leden willen een sluitende aanpak voor jongeren, waarbij uitgegaan wordt van de wensen en dromen van jongeren. Zij kennen maar al te goed de pijn van jongeren en hun ouders van het vele wachten op adequate hulp en begeleiding, van het sturen van het kastje naar de muur, van het niet aanslui- ten van direct startende werk- leertrajecten op afgeronde jeugdzorgtrajecten, van scholen die uitsluiten in plaats van alles uit de kast te halen om geen talent verloren te laten gaan, de pijn van de schuld altijd bij de jongere te leggen en niet bij falende systemen en regels en wetten. Zij stellen, zoek het niet weer in een nieuwe wet. Zorg ervoor dat de organisaties die er zijn voor jeugdigen en hun emancipatie eindelijk eens met vereende krachten doen waar ze voor zijn.

Als jongeren ergens een opleiding willen beginnen, al dan niet met hulp van de gemeente, dan moeten ze niet eerst vier maanden moeten wachten op een nieuw schooljaar of op een nieuwe teldatum. In plaats van geld weghalen bij de gemeenten vanwege een vermeende besparing op het Inkomensdeel, moet er structureel geld bij de aanpak van risicojongeren. Niet 250 miljoen voor jeugdwerkloosheid eenmalig, zoals het kabinet voorstelt, maar werken aan een structurele oplossing waar gemeenten, scholen en werkgevers gestimuleerd worden om samen te werken voor de jongere. Want dat het om de toekomst van de jongeren gaat, daarover zijn we het in elk geval wel eens. Maar zoals het voor iedereen geldt, zo geldt het zeer zeker voor de jeugd: een dag niet geïnvesteerd in jongeren is een verloren dag! Laten we het samen zoeken in de juiste drive en het gevoel van urgentie in plaats van het complexer maken door weer een nieuwe wet. Een wet die bovendien niets toevoegt dat ook al niet via de WWB kan.

Plicht tot werkleeraanbod en arbeidsmarkt

In de memorie van toelichting wordt gesteld dat in de gemeenten die een Work First aanpak hanteren het aantal WWB uitkeringen meer dan gemiddeld afneemt. Ten aanzien van deze succesvolle praktijk, die ook blijkt uit de evaluatie van de WWB, spelen de financiële verantwoordelijkheid en de grote beleidsvrijheid van de gemeenten een belangrijke rol. Daarnaast kunnen de gemeenten ook het beste maatwerk aanleveren. De leden van de CDA-fractie vragen of het onderhavige wetsvoorstel wel voldoende draagvlak heeft bij de gemeenten. Het verplichtende karakter van het in het wetsvoorstel genoemde werkleeraanbod zou belemmerend kunnen werken, aangezien hierdoor een inperking plaatsvindt van de verantwoordelijkheden van de organen die het dichtst bij de burger zijn gesitueerd en deze organen hierdoor de mogelijkheid wordt ontnomen om tot een optimale selectieve inzet van middelen te komen.

De staatsecretaris acht de WWB een vangnet terwijl dit wetsvoorstel het recht op een werkplek vastlegt. Maar de VNG signaleert dat het vooral gaat om jongeren met een meervoudige problematiek. In hoeverre is het reëel te veronderstellen dat ten aanzien van deze jongeren niet gewoon gestart moet worden met een re-integratie traject, conform de WWB, omdat zij waarschijnlijk een te grote afstand van de arbeidsmarkt hebben, vragen de leden van de VVD-fractie.

In hoeverre is het ook vanwege andere factoren reëel te veronderstellen dat de gemeenten aan deze plicht kunnen voldoen? De leden van de VVD-fractie doelen hier zowel op de economische crisis met oplopende werkloosheid, met als gevolg dat er ook minder werkleerplekken ter beschikking komen, als op het feit dat er nog steeds een hardnekkige groep ongekwalificeerde jongeren is die werkloos blijft. Daarnaast ligt er het wetsvoorstel dat ook Wajongers veel meer dan nu het geval is toegeleid moeten worden naar een reguliere werkplek. Naar verwachting gaat het in het onderhavige wetsvoorstel voor het merendeel om jongeren met dezelfde c.q. vergelijkbare problematiek. Waarom denkt de staatsecretaris dat het nu op grond van dit wetsvoorstel wel zal lukken, met name omdat er «aan de onderkant van de arbeidsmarkt» steeds minder banen beschikbaar komen?

De leden van de PvdA-fractie maken zich enigszins zorgen in hoeverre een goed aanbod afdwingbaar is voor jongeren. Via Bezwaar en Beroep is daar weliswaar in voorzien, maar voor een wat zwakstaande jongere is dit wel een heel bureaucratische weg, die een zekere bureaucratische vaardigheid vraagt. Een bureaucratische vaardigheid die lang niet alle kwetsbare jongeren hebben. Hoe ziet de regering dit?

Acht de regering het realistisch om te veronderstellen dat in de huidige laagconjunctuur gemeenten in staat zijn jongeren een adequaat school- en werkaanbod aan te bieden?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of gemeenten in staat zijn in deze tijd een adequaat aanbod aan te bieden en verzoeken het kabinet haar opvatting uitgebreid toe te lichten. Hoe verhoudt een en ander zich met het in de maand mei aan de Tweede Kamer aangeboden plan met betrekking tot de jeugdwerkloosheid.

Als er 25 000 jongeren in de bijstand zijn, wordt het aanbod van leer- en werkmogelijkheden op dit moment dan niet adequaat ingezet? Had het gezien de laagconjunctuur niet voor de hand gelegen om de Wet voorshands te beperken tot jongeren t/m 23 jaar en later deze categorie uit te bouwen tot 27 jaar. Ligt bij jongeren tot 23 jaar niet de kern van de problematiek? Kan het kabinet nog eens uiteenzetten hoe een bezuinigingsvoorstel leidt tot meer investering in jongeren? Waarom wordt de opbrengst teruggeploegd ten bate van deze categorie? Of gebeurt dat ook middels het bovengenoemde aangeboden plan?

Het wetsvoorstel biedt gemeenten volgens de VNG geen nieuwe instrumenten. De gemeenten zetten liever de huidige aanpak voort, die volgens de gemeenten vruchten af gaat werpen. Kan het kabinet voor de leden van de PvdA-fractie nog eens uiteenzetten welke ambities zij heeft met betrekking tot 2010 en 2011. Hoeveel van de 25 000 zijn er dan nog over? Het voor de hand liggende antwoord nul lijkt deze leden overambitieus en nauwelijks realiseerbaar, maar uiteraard wel nastrevenswaard.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet inzicht te verschaffen in de meest recente cijfers met betrekking tot de ontwikkeling en voorspelling van jeugdwerkloosheid, totale werkloosheid, werkgelegenheid, (openstaande) vacatures, aantallen schoolverlaters over het afgelopen jaar, dit jaar, 2010 en 2011. In paragraaf 4 van de memorie van toelichting geeft de regering aan dat eind 2006 11% van de jongeren in de bijstand een ontheffing van de arbeidsverplichting had. De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven waar deze jongeren straks blijven.

Met dit wetsvoorstel krijgen jongeren van 18 tot 27 jaar een tegen de gemeente afdwingbaar recht op een werkleeraanbod. Volgens de memorie van toelichting wordt onder een werkleeraanbod verstaan het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen scholing of opleiding, of sociale activering. Het staat de leden van de fracties van ChristenUnie en SGP na deze definitie niet helder voor ogen wat exact van de gemeente wordt verwacht. Zij willen de staatssecretaris het volgende voorbeeld voorleggen. Een jongere heeft met succes een HBO-opleiding afgerond. In deze economisch moeilijke tijd lukt het hem niet een baan te vinden. Wat wordt dan van de gemeente verwacht? Ons lijkt dat deze jongere geen aanvullende scholing of opleiding meer hoeft te volgen. Zij gaan ervan uit dat het met zijn sociale vaardigheden goed zit, zodat hij evenmin sociale activering behoeft. Betekent dit dat de gemeente deze jongere een baan moet aanbieden? Zo ja, waar haalt de gemeente deze banen vandaan?

Wanneer kunnen de leden van de fracties van ChristenUnie en SGP het toegezegde Actieplan jeugdwerkloosheid tegemoet zien?

Het kabinet boekt bij de invoering van de WIJ een korting in van netto 143 miljoen euro. Met hoeveel jongeren minder in de bijstand houdt het kabinet dan rekening, vragen de leden van de fractie van GroenLinks? Klopt die rekensom van voorjaar 2007 nog met de situatie nu? Over hoeveel jongeren minder in de bijstand of in de inkomensvoorziening hebben we het dan?

Waarop is deze bezuiniging gebaseerd? Het bedrag van € 143 000 000 komt overeen met circa 12 000 uitkeringen. Hoe is de staatssecretaris tot dit aantal gekomen en om welke uitkeringen aan jonge mensen gaat het dan, die nu dus onterecht zouden worden uitgekeerd?

Natuurlijk, wie wil niet dat er sluitende aanpak is. De leden van de fractie van GroenLinks zijn dus ook hartstochtelijk voorstander van een sluitende aanpak. Maar deze dwing je niet af door één van de ketenpartners een plicht op te leggen om een leerwerkaanbod te doen voor die jongeren – ja, alleen die jongeren – die zichzelf melden. Dat vormt geen sluitende aanpak, maar een gatenkaas. Welk breekijzer biedt u gemeenten om werk op te eisen bij werkgevers voor werkloze jonge mensen? Wat zijn de gevolgen als de gemeente niet aan het recht van de jongere kan voldoen?

Welk breekijzer biedt u gemeenten om een jongere die zich vandaag meldt, morgen op een opleidingsplaats van het ROC te krijgen? Is het geluk als je als gemeente in het verzorgingsgebied van een ROC zit dat al zes instapmomenten per jaar kent, is het pech als je als gemeente in het verzorgingsgebied van een ROC zit dat er slechts twee kent?

Heeft de staatssecretaris een overzicht van de toegankelijkheid van scholen in Nederland? Hoeveel procent van de scholen voor voortgezet en beroepsonderwijs voldoen aan het in de WIJ verankerde recht van jongeren om hun plek op een opleiding vandaag op te eisen?

Uitvoerbaarheid/invoeringstermijn

De leden van de CDA-fractie vragen wat het antwoord van de regering is op het al eerder door de VNG gehanteerde argument dat de uitvoering van dit wetsvoorstel grote administratieve lasten zal opleveren, zoals het aanpassen van beschikkingen, verordeningen, automatiseringssystemen en werkprocessen die als zodanig niet (expliciet) zijn meegewogen in het Actal-advies en de bespreking daarvan in paragraaf 15 van de memorie van toelichting.

De manager van het Coördinatiepunt ICT-gemeenten heeft in een e-mail aan de Vaste Kamer commissie voor SZW d.d. 26 april 2009 met klem van redenen betoogd, dat er reële problemen zullen rijzen met betrekking tot de ICT ondersteuning wanneer de wet per 1 juli 2009 in werking zal treden. De opgegeven redenen komen de leden van de CDA-fractie juist en overtuigend voor. Immers zolang niet duidelijk is hoe de uitvoeringsvoorschriften voor wat betreft administratie, statistiek, rekenregels, verantwoording enz. er uitzien, zullen ICT-leveranciers en gemeenten geen investeringen doen in de benodigde apparatuur en programmatuur. Alle specificaties die voortvloeien uit de uitvoeringsvoorschriften zullen bekend moeten zijn alvorens een functioneel ontwerp – de basis van een automatiseringssysteem – kan worden vastgesteld. Een abrupte invoering zou tot haastwerk met de daarbij horende fouten en meerkosten leiden, hetgeen toch niet de bedoeling kan zijn.

De gemeenten, zeker de grotere, maken zich grote zorgen over de uitvoerbaarheid van deze wet per 1 juli a.s. Qua ICT zijn ze ervan overtuigd dat zij een en ander niet voor 1 januari 2010 voor elkaar krijgen. Zij stellen voor om de WIJ wel in te voeren per 1 juli 2009, behalve hoofdstuk 4, de inkomensvoorziening. Dat zou dan op 1 januari 2010 moeten ingaan. Gemeenten kunnen dan wel al vast aan de slag met het leerwerkrecht, maar krijgen tijd om de ICT etc. te regelen. Dit kan ook, zo stellen de leden van de PvdA-fractie, op grond van artikel 93: «De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld».

Waarom kiest de regering ervoor, zo vragen de leden van de fracties van ChristenUnie en SGP, een wetsvoorstel in te dienen, dat tot veel kritiek en weerstand leidt van degenen die deze wet te zijner tijd uit moeten voeren? Waarom heeft de regering ervoor gekozen reeds nu in te grijpen in de (decentrale) WWB met een centraal geregelde regeling? Hoe kijkt de regering aan tegen de mogelijkheid, onder meer gelet op de gewijzigde economische omstandigheden ten opzichte van de datum waarop dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer is ingediend, om bij aanname van de wet de wet voorlopig niet in werking te laten treden, zodat de WWB een langere tijd de ruimte krijgt op de uitvoering te optimaliseren? Kan de regering bij haar beantwoording de problemen ten aanzien van de uitvoering van de wet betrekken? Deze leden hebben namelijk begrepen dat er een heel nieuwe verantwoordingssystematiek moet worden opgetuigd en dat automatiseringssystemen moeten worden aangepast. De wet zou daarnaast gevolgen hebben voor de uitkerings- en debiteurenadministratie en de loonaangifte. Is het realistisch te veronderstellen dat dit wetsvoorstel dat mogelijk op 29 juni wordt aangenomen en op 30 juni in het Staatsblad wordt gepubliceerd, op 1 juli uitgevoerd kan worden?

De leden van de fractie van GroenLinks volgen hieronder de exacte passage uit de brief ondertekend door Divosa, Federatie Opvang, FNV Jong, FNV en de VNG, d.d. 28 mei 2009. Zij zien hierop graag een klip en klaar antwoord tegemoet:

«De Staatssecretaris meent dat de Wet WIJ nauw aansluit bij de WWB. Veel regelingen zouden conform WWB zijn. Uit een analyse door een aantal gemeenten zijn echter nogal wat verschillen tussen Wet WIJ en Wet Werk en Bijstand naar boven gekomen. Ook zijn er enkele weeffouten in de Wet WIJ geslopen. (..................) Op deze plaats volstaan we met een aantal knelpunten:

• de inkomensvoorziening is in sterke mate geïndividualiseerd;

• de vermogensstaffeling is niet van overeenkomstige toepassing verklaard;

• de inkomensvoorziening kan niet als lening of in de vorm van borgtocht worden verstrekt;

• premies voor werkaanvaarding en onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk worden niet vrijgelaten;

• het is niet mogelijk om verplichtingen aan de inkomensvoorziening te verbinden die ertoe strekken om voorzieningen te benutten of om de inkomensvoorziening anderszins in duur te beperken of te beëindigen;

• het is niet mogelijk de inkomensvoorziening te verlagen of te weigeren op grond van verwijtbare werkloosheid en het onverantwoord interen van vermogen;

• de WIJ bevat aanzienlijk meer uitsluitingsgronden dan de WWB;

• de territorialiteitseis is voor jongeren soepeler dan voor bijstandsgerechtigden met arbeidsverplichting;

• verrekening van vorderingen op grond van de WIJ en van de WWB met een lopende inkomensvoorziening is niet geregeld.

Deze verschillen zijn niet uitvoerbaar. Het is onwenselijk dat er op voorhand al veel discussie bestaat over de wijze waarop wetsartikelen van de nieuwe wet moeten worden uitgelegd. Een gemeente kan dergelijke verschillen ook niet negeren in afwachting van een latere wetswijziging. Dat levert problemen op in bezwaar en beroepsprocedures. Voorkomen zou moeten worden dat er onmiddellijk herstelwetgeving moet worden doorgevoerd.»

Het Coördinatiepunt ICT (CP-ICT Inwonerszaken Gemeenten), gemeenten, Divosa en VNG hebben de staatssecretaris de afgelopen maanden regelmatig geïnformeerd over de consequenties in administratie en ICT van de WIJ. Het gaat dan zowel om personele inzet als om kosten. Kunt u deze leden informeren over de kosten en personele belasting die gemeenten moeten maken om deze wet in te voeren? Kunt u deze leden ook informeren over de tijd die gemeenten hiervoor minimaal nodig hebben, mede gelet op afspraken die uw ministerie hierover met gemeenten heeft gemaakt als er aanpassingen in ICT-systemen moeten worden gedaan?

Invoering per 1 juli is onmogelijk. VNG, Ingrado, FNV-Jong, FNV, Federatie Opvang en Divosa, hebben bij brief van 15 januari 2009 aan de Tweede Kamer al aangegeven dat dit wetsvoorstel een grote extra administratieve inzet vraagt van gemeenten. Ter illustratie wijzen eerder genoemde organisaties op een aantal werkzaamheden die op gemeenten afkomen met de wet WIJ.

De leden van de fractie van GroenLinks citeren hier letterlijk uit de brief d.d. 28 mei 2009 van de zojuist genoemde organisaties en het betreft een opsomming van noodzakelijke werkzaamheden waardoor invoering per 1 juli 2009 schier onmogelijk zal zijn:

«– Aanpassen van beschikkingen: In het kader van de WIJ bestaan nog geen beschikkingen of brieven. Gemeenten moeten echter vanaf de invoeringsdatum de WIJ volledig uitvoeren. Dat betekent bijvoorbeeld voor de inkomensvoorziening dat de beschikkingen en brieven ondersteuning moeten bieden voor onder meer toekenning, afwijzing, uitsluiting, verrekening, verhoging, verlaging, opschorting, herziening, intrekking, afstemming, terugvordering, verhaal en beslag.

– Aanpassen van verordeningen: het gaat hierbij om de verordening werkleeraanbod, de handhavings- en clientenparticipatieverordening en de toeslagen- en maatregelverordening

– Aanpassen automatiseringssystemen: de invoering van de WIJ vraagt om een aparte uitkeringsregeling naast de WWB. Dit heeft bij sociale diensten gevolgen voor de automatisering in de uitkeringsadministratie, de debiteurenadministratie, de koppeling naar de nieuwe beschikkingen, de loonaangifte, de aanlevering van gegevens aan en het tonen daarvan in het Digitaal Klantdossier, de doorgifte van die gegevens door het Inlichtingenbureau en de statistieken over uitkeringen, debiteuren en fraude. Ook voor het doorschuiven van niet benutte algemene heffingskortingen over de twee regelingen heen zijn technisch complexe oplossingen noodzakelijk.

– Invoeren nieuwe werkprocessen: de Wet WIJ stelt (aanvullende) eisen aan gemeenten ten opzichte van de WWB en leidt tot nieuw in te regelen werkprocessen.

– Aanpassen van contracten met re-integratiebedrijven. Voor vele re-integratieactiviteiten voor de WWB hebben gemeenten via (openbare)aanbestedingen re-integratiebedrijven gecontracteerd. De contracten zijn vaak uitsluitend op de WWB gericht en misschien ook op de IOAW en IOAZ, maar niet op de WIJ. In veel gevallen kunnen de gemeenten via een side-letter de contracten verruimen, maar dat geeft bureaucratische rompslomp. Hoe dan ook zullen per 1 juli de gecontracteerde re-integratiebedrijven niet naadloos kunnen klaarstaan voor de WIJ. Gemeenten lopen zonder nadere afspraken hieromtrent risico’s bij de accountantscontrole op de uitvoering van de re-integratiecontracten.»

De leden van de fractie van GroenLinks sluiten zich uitdrukkelijk aan bij de gerechtvaardigde vraag vanuit de uitvoering om te bevorderen dat de implementatie kan plaatsvinden. De uitvoerders wijzen een snelle of gedeeltelijke invoering af.

Gelet op bovenstaande, wat is volgens de staatssecretaris een voor gemeenten haalbare invoeringstermijn?

De leden van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien met belangstelling de antwoorden van de staatssecretaris tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), vice-voorzitter, Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), voorzitter, Leijnse (PvdA), Hillen (CDA), Thissen (GroenLinks), Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven