31 704
Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2009)

G
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2009

Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2009 c.a. op dinsdag 16 december 2008 in uw Kamer heb ik toegezegd op een tweetal onderwerpen nader schriftelijk te zullen reageren. Het betreft de vragen van de heer Reuten over het verzenden van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting 2009 door de Belastingdienst en over de samenloopbepaling. Aan deze toezegging geef ik graag gevolg.

Voorlopige aanslagen

De heer Reuten heeft gevraagd waarom al eind november 2008 voorlopige aanslagen met dagtekening 15 januari 2009 zijn verzonden. Dit geschiedde terwijl het Belastingplan 2009 nog niet door de Eerste Kamer was goedgekeurd en bovendien het door de Tweede Kamer aanvaarde amendement Sap1 nog niet in de voorlopige aanslagen was verwerkt. Voorts wil hij weten of het de Belastingdienst in het algemeen is toegestaan aanslagen«vooruit te dateren».

Het «vooruit dateren» van belastingaanslagen is sinds jaar en dag een gangbare praktijk bij de Belastingdienst en vindt zijn oorsprong in een toezegging aan de Tweede Kamer bij de parlementaire behandeling van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.2 De Belastingdienst probeert er zo te allen tijde voor te zorgen dat de dagtekening van de belastingaanslag ligt na de datum waarop belanghebbende die belastingaanslag ontvangt. Hierdoor heeft de belanghebbende meer tijd om zijn belastingaanslag te bekijken en zijn eventuele bezwaren te uiten. In de fiscaliteit is immers de dagtekening van de voorlopige aanslag relevant voor de bezwaartermijn en niet de datum waarop belanghebbende die aanslag ontvangt; hetzelfde geldt voor de datum van (uit)betaling3.

Met deze werkwijze is het nodig om een voorschot te nemen op de uitkomst van de afronding van de behandeling van het Belastingplan door de Staten-Generaal. Dit gebeurt zo zorgvuldig mogelijk en is niet in strijd met artikel 104 van de Grondwet; op grond van artikel 5 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geldt de dagtekening van het aanslagbiljet als dagtekening van de vaststelling van de belastingaanslag en deze dagtekening ligt in het nieuwe belastingjaar. Ik merk nog op dat in de wet1 is bepaald dat bij voorlopige aanslagen wordt uitgegaan van het belastingbedrag zoals dat vermoedelijk bij de definitieve aanslag zal worden vastgesteld. Mocht de behandeling van het Belastingplan tot een andere uitkomst leiden en een andere uitkomst van de voorlopige aanslagen, dan zal de Belastingdienst in het betreffende belastingjaar een herstelslag uitvoeren. De voorlopige aanslagen zullen dan worden herzien. In dit geval kon het amendement Sap bij de berekening van de eind november 2008 verzonden voorlopige aanslagen 2009 niet meer worden verwerkt. Het herzien van deze aanslagen zal in de zomer van 2009 plaatsvinden.

Overigens merk ik op dat de voorlopige aanslagen die eind november 2008 zijn verzonden uitsluitend zogenoemde negatieve voorlopige aanslagen (voorlopige teruggaven) betreffen. Dat is ook het geval bij de door de heer Reuten tijdens de behandeling van het Belastingplan 2009 overgelegde voorbeelden van voorlopige aanslagen. Het gaat om een massale stroom beschikkingen (ca. 3 miljoen) die in verschillende zogenaamde «batches» wordt verzonden. Hierbij gaat het om de veelal maandelijkse voorlopige teruggaven van inkomstenbelasting aan belastingplichtigen. Het merendeel van deze teruggaven is het gevolg van de aftrekbaarheid van hypotheekrente, giften, scholingsuitgaven e.d. De reden dat deze voorlopige aanslagen vóór het belastingjaar worden verstuurd is om ervoor te zorgen dat de burgers hun teruggaaf rond medio januari van het desbetreffende belastingjaar ontvangen. Hier zijn de burgers aan gewend geraakt sinds de invoering van de voorlopige teruggaaf inkomstenbelasting. Ook hebben zij dan ruim de tijd om eventuele wijzigingen door te geven.

Samenloopbepaling

Bij de behandeling van het Belastingplan 2009 heb ik voorts toegezegd om nader in te gaan op de zogenoemde samenloopbepaling, zowel qua reikwijdte als in relatie tot de motie Jurgens.2

De genoemde samenloopbepaling, die sinds 2001 in het jaarlijkse Belastingplan is opgenomen, luidt thans als volgt:

Ingeval de samenloop van wetten die in 2008 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Op grond van de tekst van deze bepaling kunnen bij ministeriële regeling uitsluitend wijzigingen in belastingwetten worden aangebracht op het punt van:

– de onjuist geregelde samenloop van wetten die in 2008 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten;

– als gevolg van de samenloop van de desbetreffende wijzigingswetten ontstane onjuistheden in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende belastingwetten.

De tekst biedt derhalve uitsluitend ruimte voor het bij ministeriële regeling aanbrengen van wijzigingen die samenhangen met de samenloop van twee of meer wijzigingswetten. Het gaat daarbij per definitie om niet-inhoudelijke wijzigingen, zoals aanpassingen van verwijzingen en nummeringen of het laten vervallen van wijzigingsvoorstellen met betrekking tot een op grond van een andere wijzigingswet vervallen artikel. De grote voordelen van deze samenloopbepaling zijn de daaraan verbonden snelheid en efficiëntie. Zonder deze bepaling zou niet meer kunnen worden voorkomen dat de hiervoor bedoelde – met de samenloop van wetten samenhangende – onjuistheden in de (eenmaal per jaar uitgebrachte) wettenbundels terecht komen, met alle gevolgen van dien voor de uitvoeringspraktijk.

De hiervoor bedoelde samenloopbepaling is naar mijn oordeel niet in strijd met de motie Jurgens. De motie Jurgens ziet op vormen van wetgeving waarbij de wetgever lagere wetgevers machtigt om regels te stellen die afwijken van de wet dan wel in de plaats worden gesteld van bestaande wetteksten. Dat is hier niet aan de orde. De samenloopbepaling biedt uitsluitend de ruimte om te voorkomen dat enkel als gevolg van de samenloop van twee of meer wijzigingswetten het door de wetgever beoogde resultaat niet wordt gerealiseerd.

Ter illustratie zijn de drie op de samenloopbepaling gebaseerde ministeriële regelingen van de afgelopen vijf jaren1 bijgevoegd; bij het Belastingplan 2007 en het Belastingplan 2008 hoefde geen gebruik te worden gemaakt van de samenloopbepaling.

Gelet op het bovenstaande acht ik een andere formulering van de in de toekomst te gebruiken samenloopbepaling noch noodzakelijk, noch wenselijk.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Kamerstukken II 2008/09, 31 704, nr. 69.

XNoot
2

Vgl. Kamerstukken II 1955/56, 4080, nr. 5, blz. 5 en Kamerstukken II 1987/88, 20 588, nr. 3, blz. 37.

XNoot
3

Artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 5, eerste lid, en 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikelen 1, tweede lid, en 9, vijfde, zesde en zevende lid, van de Invorderingswet 1990.

XNoot
1

Artikel 13 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

XNoot
2

Kamerstukken I 2006/07, 26 200 VI, nr. 65 en 21 109, D.

XNoot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffie nr. 141681.17.

Naar boven