Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31704 nr. B |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31704 nr. B |
25 november 2008
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het voor het jaar 2009 wenselijk is fiscale maatregelen te treffen in het kader van het inkomensbeleid en mede ter bevordering van innovatief ondernemerschap en arbeidsparticipatie, vergroening en vereenvoudiging;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
0A. In artikel 1.7a wordt «8.11, 8.14» vervangen door: 8.11.
A. In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 17 878 | – | 2,35% |
€ 17 878 | € 32 127 | € 420 | 10,85% |
€ 32 127 | € 54 776 | € 1 966 | 42,00% |
€ 54 776 | – | € 11 478 | 52,00% |
B. Na artikel 2.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.10a Tarief belastbaar inkomen uit werk en woning voor belastingplichtigen geboren vóór 1 januari 1946
In afwijking van artikel 2.10 wordt voor de belastingplichtige die geboren is vóór 1 januari 1946 de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning (afdeling 3.1 respectievelijk afdeling 7.2) bepaald aan de hand van de volgende tabel.
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 17 878 | – | 2,35% |
€ 17 878 | € 32 127 | € 420 | 10,85% |
€ 32 127 | € 54 776 | € 1 966 | 42,00% |
€ 54 776 | – | € 11 478 | 52,00% |
Ba. In artikel 3.17, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «€ 5445» vervangen door: € 7750.
C. Artikel 3.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de eerste volzin vervangen door: Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen.
2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede tot en met achtste lid tot vierde tot en met tiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
2. Indien de auto wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt de onttrekking, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op jaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 95 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 116 gram per kilometer.
3. Indien de auto niet wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt de onttrekking, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op jaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110 gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 110 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 140 gram per kilometer.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «de officiële specifieke CO2-uitstoot» vervangen door: de CO2-uitstoot.
4. In het achtste lid (nieuw) wordt «het eerste lid» vervangen door: dit artikel.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. Na vervanging van de CO2-uitstootgrenzen in het tweede en derde lid op grond van artikel 10.7a, blijven met betrekking tot auto’s die volgens het kentekenbewijs een datum van eerste toelating hebben van voor deze vervanging, de tot deze vervanging voor deze auto’s geldende begrenzingen van toepassing.
D. Artikel 3.23, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De tabel komt te luiden:
Bedrag per dag per 1000 nettoton
€ 9,08 | tot en met 1000 nettoton |
€ 6,81 | voor het meerdere tot en met 10 000 nettoton |
€ 4,54 | voor het meerdere tot en met 25 000 nettoton |
€ 2,27 | voor het meerdere tot en met 50 000 nettoton |
€ 0,50 | voor het meerdere boven 50 000 nettoton |
2. Aan het lid wordt een volzin toegevoegd, luidende:
In geval van exploitatie van een schip als bedoeld in artikel 3.22, vijfde lid, onderdeel d, wordt de volgens de eerste volzin vastgestelde winst verminderd met 75%.
E. Vervallen
F. In artikel 3.79a, tweede lid, wordt «10%» vervangen door: 10,5%.
G. Artikel 3.100, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. termijnen van lijfrenten als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel b, en in artikel 3.125 en andere periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdeel c, en in artikel 3.126a;.
2. In onderdeel c wordt na «een inkomensvoorziening» ingevoegd: als bedoeld in afdeling 3.7.
H. In artikel 3.103, onderdeel a, wordt «de artikelen 63a of 63d van de Algemene nabestaandenwet» vervangen door: de artikelen 63a, 63d of 66a, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet.
I. Na artikel 3.107 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 3.107a Bepaling omvang belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen
1. Voor het bepalen van de omvang van belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.100, eerste lid, onderdeel b, ingevolge een overeenkomst ter zake waarvan de belastingplichtige aannemelijk heeft gemaakt dat de betaalde premies en bedragen geheel of gedeeltelijk niet als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen, worden op de termijn of uitkering tot het in het tweede lid aangegeven maximum in mindering gebracht de betaalde premies en bedragen waarvan aannemelijk is dat die niet als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen en voor zover die in mindering te brengen premies en bedragen niet reeds bij een eerdere termijn of uitkering in mindering zijn gebracht.
2. Van de in een kalenderjaar betaalde premies en bedragen die niet als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen, kan ten hoogste € 2269 op de voet van het eerste lid in mindering worden gebracht op de in het eerste lid bedoelde termijnen en uitkeringen, met dien verstande dat ingeval in een kalenderjaar ter zake van meerdere overeenkomsten premies en bedragen zijn betaald die niet als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen het maximum van € 2269 geldt voor het totaal van die premies en bedragen.
J. Artikel 3.126a, vijfde lid, komt te luiden:
5. In afwijking van het eerste lid mag het tegoed van een lijfrentespaarrekening, onderscheidenlijk de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht, waarvan de termijnen nog niet zijn ingegaan, in één termijn worden uitgekeerd, mits de waarde in het economische verkeer van dat tegoed, onderscheidenlijk van dat recht, op het onmiddellijk aan het tijdstip van uitkering voorafgaande tijdstip niet meer bedraagt dan € 4000. Voor de toepassing van de eerste volzin worden lijfrentespaarrekeningen en lijfrentebeleggingsrechten die de belastingplichtige aanhoudt bij eenzelfde kredietinstelling of beheerder van een beleggingsinstelling, geacht tezamen één rekening onderscheidenlijk één beleggingsrecht te vormen.
K. Het in artikel 3.127, derde lid, tweede volzin, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 48 416.
L. Artikel 3.133 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «als bedoeld in artikel 3.124» vervangen door «als bedoeld in artikel 3.124, eerste lid, onderdelen b en c, artikel 3.125 of artikel 3.126a». Voorts wordt «worden de premies voor die aanspraak die als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aftrek zijn gebracht» vervangen door: worden de premies en bedragen die zijn betaald voor die aanspraak.
2. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden:
d. de aanspraak wordt afgekocht of vervreemd, behoudens ingeval een aanspraak op lijfrente of periodieke uitkeringen waarvan nog geen termijnen zijn vervallen, in één bedrag wordt uitgekeerd en de waarde in het economische verkeer van die aanspraak op het onmiddellijk aan het tijdstip van afkoop voorafgaande tijdstip niet meer bedraagt dan € 4000; deze uitkering in één bedrag wordt als een termijn van lijfrente aangemerkt. Artikel 3.126a, vijfde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.
M. In artikel 3.137, eerste lid, eerste volzin, wordt «in aanmerking te nemen premies» vervangen door «in aanmerking te nemen premies en bedragen». Voorts wordt in de tweede volzin «de premies die voor de aanspraak of een gedeelte van de aanspraak als uitgaven voor inkomensvoorzieningen» vervangen door: de premies en bedragen die voor de aanspraak of een gedeelte van de aanspraak zijn betaald.
N. Artikel 8.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
c. de doorwerkbonus (artikel 8.12);.
2. Onderdeel d vervalt.
3. Onderdeel e komt te luiden:
e. de inkomensafhankelijke combinatiekorting (artikel 8.14a);.
O. Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste en tweede volzin, wordt «de ouderenkorting» vervangen door: de doorwerkbonus, de ouderenkorting.
2. In het tweede lid wordt «de ouderenkorting» vervangen door: de doorwerkbonus, de ouderenkorting.
Oa. In artikel 8.9, eerste lid, wordt «combinatiekorting, aanvullende combinatiekorting» vervangen door: inkomensafhankelijke combinatiekorting.
P. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 57.
Q. Het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd met € 3. Voorts wordt het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, laatstgenoemde bedrag verlaagd met € 9 en worden de in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen verhoogd met € 3.
R. Na artikel 8.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De doorwerkbonus geldt voor de belastingplichtige die:
a. bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, en
b. in het kalenderjaar een arbeidskortingsgrondslag heeft die meer bedraagt dan € 8 860.
2. Voor de belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 62 jaar, bedraagt de doorwerkbonus 5% van de doorwerkbonusgrondslag.
3. Voor de belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 63 jaar, bedraagt de doorwerkbonus 7% van de doorwerkbonusgrondslag.
4. Voor de belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 63 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 64 jaar, bedraagt de doorwerkbonus 10% van de doorwerkbonusgrondslag.
5. Voor de belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 64 jaar heeft bereikt maar nog niet de leeftijd van 66 jaar, bedraagt de doorwerkbonus 2% van de doorwerkbonusgrondslag.
6. Voor de belastingplichtige die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 66 jaar heeft bereikt, bedraagt de doorwerkbonus 1% van de doorwerkbonusgrondslag.
7. De doorwerkbonusgrondslag is het gedeelte van de arbeidskortingsgrondslag dat € 8860 te boven gaat, maar bedraagt maximaal € 45 916.
S. Artikel 8.14 vervalt.
Sa. Artikel 8.14a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Inkomensafhankelijke combinatiekorting.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor de belastingplichtige indien:
a. hij met tegenwoordige arbeid meer dan € 4542 winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden heeft genoten of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek;
b. in het kalenderjaar ten minste zes maanden tot zijn huishouden een kind behoort dat:
1°. bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar niet heeft bereikt en
2°. gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, en
c. hij in het kalenderjaar geen partner heeft, dan wel indien hij wel een partner heeft, hij in het kalenderjaar met tegenwoordige arbeid minder aan winst uit een of meer ondernemingen, loon of resultaat uit een of meer werkzaamheden heeft genoten dan zijn partner met tegenwoordige arbeid uit die bronnen heeft genoten.
Bij ministeriële regeling wordt bepaald in welke gevallen niet behoeft te worden voldaan aan het in onderdeel b, onder 2°, opgenomen vereiste.
3. In het tweede lid wordt « De aanvullende combinatiekorting» vervangen door: De inkomensafhankelijke combinatiekorting.
4. In het derde lid wordt «de aanvullende combinatiekorting» vervangen door: de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
5. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het tweede lid, onderdeel b, bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.
T. In artikel 8.14a, tweede lid, worden het eerstgenoemde bedrag, het als tweede genoemde bedrag en het laatstgenoemde bedrag vervangen door onderscheidenlijk € 770, € 4619 en € 1765. Voorts wordt het in dit lid genoemde percentage vervangen door 3,8.
U. Artikel 8.14b, eerste lid, komt te luiden:
1. De ouderschapsverlofkorting geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar gebruik maakt van zijn recht op ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg.
V. Het in artikel 8.15, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 582.
W. Het in artikel 8.17, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 19.
X. Het in artikel 8.18, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 30.
Y. In artikel 10.1 wordt «3.129, 5.3» vervangen door «3.129, 3.133, 5.3». Voorts wordt «8.14, 8.14a» vervangen door: 8.14a.
Z. Na artikel 10.7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.7a Bijstelling CO2-uitstootgrenzen privégebruik auto
1. Na afloop van iedere periode van vier kalenderjaren, uitgaande van 2009 als eerste kalenderjaar, worden de in artikel 3.20, tweede en derde lid, vermelde CO2-uitstootgrenzen bij ministeriële regeling vervangen door andere. De CO2-uitstootgrenzen worden berekend door de te vervangen CO2-uitstootgrenzen te vermenigvuldigen met de CO2-uitstootcorrectiefactor, en vervolgens een rekenkundige afronding op hele grammen aan te brengen. Indien bij de voorafgaande vervanging een dergelijke afronding is toegepast, wordt bij vervanging uitgegaan van de niet-afgeronde CO2-uitstootgrenzen.
2. Voor auto’s die worden aangedreven door een motor met compressieontsteking is de CO2-uitstootcorrectiefactor de verhouding van de gemiddelde CO2-uitstoot voor auto’s met diesel als brandstof zoals vastgesteld door de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, en in de Staatscourant bekendgemaakt in het laatste kalenderjaar van de in het eerste lid bedoelde periode tot die gemiddelde CO2-uitstoot zoals vastgesteld door die dienst en in de Staatscourant bekendgemaakt in het aan die periode voorafgaande kalenderjaar.
3. Voor auto’s die niet worden aangedreven door een motor met compressieontsteking is de CO2-uitstootcorrectiefactor de verhouding van de gemiddelde CO2-uitstoot voor auto’s met benzine als brandstof zoals vastgesteld door de Dienst Wegverkeer, bedoeld in artikel 4a van de Wegenverkeerswet 1994, en in de Staatscourant bekendgemaakt in het laatste kalenderjaar van de in het eerste lid bedoelde periode tot die gemiddelde CO2-uitstoot zoals vastgesteld door die dienst en in de Staatscourant bekendgemaakt in het aan die periode voorafgaande kalenderjaar.
AA. Na artikel 10a.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a.6 Overgangsbepaling in verband met de wijziging van artikel 3.100 per 1 januari 2009
1. Voor het bepalen van de omvang van belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.100, eerste lid, onderdeel b, ingevolge een overeenkomst ter zake waarvan de belastingplichtige aannemelijk heeft gemaakt dat de met betrekking tot de kalenderjaren 2001 tot en met 2008 betaalde premies en bedragen geheel of gedeeltelijk niet als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen, worden, in afwijking in zoverre van artikel 3.107a, op de termijn of uitkering in mindering gebracht de betaalde premies en bedragen waarvan aannemelijk is dat die niet als uitgave voor inkomensvoorziening in aanmerking zijn genomen en voor zover die in mindering te brengen premies en bedragen niet reeds bij een eerdere termijn of uitkering in mindering zijn gebracht.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de toepassing van het eerste lid.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2010 als volgt gewijzigd:
0A. In artikel 3.20, achtste lid, wordt «vijftien jaar» vervangen door: vijfentwintig jaar.
A. In artikel 10.1, eerste volzin, wordt «de artikelen 2.10, 3.15, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2.10, 2.10a, 3.15, eerste lid». Voorts wordt «de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen b en c, laatstvermelde bedragen» vervangen door: de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen b en c, en artikel 8.12, zevende lid, laatstvermelde bedragen.
B. Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:
01. Het opschrift wordt vervangen door: Indexering inkomensgrenzen arbeidskorting en doorwerkbonus en indexering percentages arbeidskorting.
1. In het eerste lid wordt «de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen b en c, eerstvermelde bedragen en het in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, vermelde bedrag» vervangen door: de in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdelen b en c, eerstvermelde bedragen, het in artikel 8.11, tweede lid, derde volzin, vermelde bedrag, het in artikel 8.12, eerste lid, onderdeel b, vermelde bedrag en het in artikel 8.12, zevende lid, eerstvermelde bedrag.
2. In het vierde lid wordt «Het eerstvermelde bedrag in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b,» vervangen door: Het in artikel 8.11, tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, eerstvermelde bedrag, het in artikel 8.12, eerste lid, onderdeel b, vermelde bedrag en het in artikel 8.12, zevende lid, eerstvermelde bedrag.
Artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2011 als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid, tweede volzin, wordt het bedrag dat is vermeld in de tweede regel van de tweede kolom en in de derde regel van de eerste kolom van de tabel in artikel 2.10, berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de uitkomst van de formule: 1 + (75% x (tabelcorrectiefactor – 1)).
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 13bis wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt de eerste volzin vervangen door: Indien ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking is gesteld, wordt het voordeel op kalenderjaarbasis gesteld op ten minste 25% van de waarde van de auto.
2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede tot en met vijftiende lid tot vierde tot en met zeventiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
2. Indien de auto wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 95 gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 95 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 116 gram per kilometer.
3. Indien de auto niet wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking, wordt het voordeel, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, op kalenderjaarbasis verlaagd met:
a. 11% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot niet hoger is dan 110 gram per kilometer, en
b. 5% van de waarde van de auto indien de CO2-uitstoot hoger is dan 110 gram per kilometer, maar niet hoger is dan 140 gram per kilometer.
3. In het zesde lid (nieuw) wordt «de officiële specifieke CO2-uitstoot» vervangen door: de CO2-uitstoot.
4. In het zestiende lid (nieuw) wordt «negende lid» vervangen door: twaalfde lid.
5. Na het zeventiende lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:
18. De in het tweede en derde lid vermelde CO2-uitstootgrenzen worden na afloop van iedere periode van vier kalenderjaren van rechtswege vervangen door de grenzen die krachtens artikel 10.7a van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in artikel 3.20 van die wet vermelde grenzen.
19. Na vervanging van de CO2-uitstootgrenzen in het tweede en derde lid op grond van het achttiende lid, blijven met betrekking tot auto’s die volgens het kentekenbewijs een datum van eerste toelating hebben van voor deze vervanging, de tot deze vervanging voor deze auto’s geldende begrenzingen van toepassing.
Aa. Artikel 15a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel g, wordt «vermeerderd met 12% van het, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen regels bepaalde, jaarloon of het tot jaarloon herleide bedrag van het in het kalenderjaar genoten loon uit de dienstbetrekking waarvoor de werknemer verhuist, maar met niet meer dan € 5 445» vervangen door: vermeerderd met € 7 750.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het eerste lid, onderdeel j, door een puntkomma, wordt aan dat lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
k. vaste vergoedingen ter zake van vervoer die worden berekend op basis van ten hoogste € 0,19 per kilometer alsof de werknemer op ten hoogste 214 dagen per kalenderjaar naar een vaste plaats van werkzaamheden reist ingeval hij dat in het kalenderjaar ten minste op 128 dagen doet en het vervoer niet plaatsvindt per taxi, luchtvaartuig of schip of met een ter beschikking gesteld vervoermiddel.
3. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Indien de werknemer een vierdaagse, een driedaagse, een tweedaagse of een eendaagse werkweek heeft, worden de in het eerste lid, onderdeel k, genoemde aantallen dagen vermenigvuldigd met viervijfde, drievijfde, tweevijfde of een vijfde.
4. De in het eerste lid, onderdeel k, genoemde aantallen dagen worden naar tijdsgelang herrekend bij:
a. de aanvang of het einde van de dienstbetrekking in de loop van het kalenderjaar;
b. een wijziging van de reisafstand in de loop van het kalenderjaar;
c. het beëindigen van de vergoeding in de loop van het kalenderjaar.
Ab. In artikel 15b eerste lid, onderdeel a, wordt «, met dien verstande dat bij ministeriële regeling afwijkende regels kunnen worden gesteld met betrekking tot vaste vergoedingen ter zake van vervoer ingeval de werknemer hoofdzakelijk naar een vaste plaats van werkzaamheden reist» vervangen door: en geen vergoeding is als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, onderdeel k.
B. In artikel 20a wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 17 878 | – | 2,35% |
€ 17 878 | € 32 127 | € 420 | 10,85% |
€ 32 127 | € 54 776 | € 1 966 | 42,00% |
€ 54 776 | – | € 11 478 | 52,00% |
C. Na artikel 20a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 20a, eerste lid, wordt indien de werknemer vóór 1 januari 1946 is geboren, de belasting over een loontijdvak van een jaar bepaald aan de hand van de volgende tabel (tarieftabel voor werknemers geboren vóór 1 januari 1946).
Bij een belastbaar loon van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare loon dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 17 878 | – | 2,35% |
€ 17 878 | € 32 127 | € 420 | 10,85% |
€ 32 127 | € 54 776 | € 1 966 | 42,00% |
€ 54 776 | – | € 11 478 | 52,00% |
D. Het in artikel 22, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 57.
E. Het in artikel 22a, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd met € 3. Voorts wordt het in het tweede lid, onderdeel c, laatstgenoemde bedrag verlaagd met € 9 en worden de in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen verhoogd met € 3.
F. Het in artikel 22b, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 19.
G. Het in artikel 22c, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 30.
H. Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. een afkoopsom genieten ter zake van een afkoop als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Met betrekking tot bedragen ter zake van een afkoop als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedraagt in afwijking van hoofdstuk III de belasting 52% van deze bedragen. Indien de belasting ingevolge artikel 27b, eerste lid, in één bedrag met de premie voor de volksverzekeringen wordt geheven, wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin het bedrag van de verschuldigde belasting tezamen met het bedrag van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen gesteld op 52% van de bedoelde bedragen.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt met ingang van 1 januari 2010 als volgt gewijzigd:
A. In artikel 13bis, achtste lid, wordt «vijftien jaar» vervangen door: vijfentwintig jaar.
B. Artikel 20b wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De in het eerste lid vermelde bedragen worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de bedragen die krachtens artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 worden vastgesteld ter vervanging van de in artikel 2.10a van die wet vermelde bedragen.
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:
0A. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt vóór de punt aan het slot een zinsnede ingevoegd, luidende: , daaronder begrepen aan werknemers van wie het loon op jaarbasis meer bedraagt dan € 500 000 toegekende rechten waarvan de waarde hoofdzakelijk direct of indirect wordt bepaald door de waardeverandering van die aandelen of winstbewijzen.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld ter bepaling van hetgeen voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel j, wordt verstaan onder werknemers en onder het loon op jaarbasis.
4. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in het eerste lid, onderdeel j, genoemde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande kalenderjaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
A. In artikel 22 komt de tabel te luiden:
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 275 000 | – | 20% |
€ 275 000 | € 55 000 | 25,5% |
B. In artikel 22 komt de tabel te luiden:
Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 40 000 | – | 20% |
€ 40 000 | € 200 000 | € 8 000 | 23% |
€ 200 000 | € 44 800 | 25,5% |
C. Na artikel 30 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien de belasting wordt geheven over een jaar dat aanvangt voor de datum van inwerkingtreding van een wijziging van artikel 22 en op of na die datum eindigt, wordt deze in afwijking in zoverre van dat artikel berekend volgens de formule:
belasting = (X/B x To) + (Y/B x Tn), waarin:
X voorstelt: het aantal voor de datum van inwerkingtreding van de wijziging vallende dagen van dat jaar;
Y voorstelt: het aantal na de datum onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de wijziging vallende dagen van dat jaar;
B voorstelt: het totale aantal dagen van dat jaar;
To voorstelt: de verschuldigde belasting op de voet van artikel 22, zoals dat luidt op de datum onmiddellijk voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de wijziging;
Tn voorstelt: de verschuldigde belasting op de voet van artikel 22, zoals dat luidt met ingang van de datum van inwerkingtreding van de wijziging.
De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 32, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel 7° wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
8°. door een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen landelijke sportorganisatie die voldoet aan bij die ministeriële regeling gestelde voorwaarden, alsmede door een bij een dergelijke aangewezen organisatie aangesloten, niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde vereniging of stichting die sportbeoefening bij die vereniging of stichting ten doel heeft, indien die landelijke sportorganisatie, vereniging of stichting is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, de Nederlandse Antillen of Aruba, en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het belang van de sportbeoefening;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 10° door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
11°. door een instelling die een onroerende zaak beheert en exploiteert, en voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. de instelling beschikt over notarieel verleden statuten waaruit blijkt dat de instelling zich ten doel stelt de onroerende zaak te beheren en te exploiteren ten nutte van instellingen als hierna bedoeld in onderdeel e;
b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling komen overeen met de doelstelling;
c. de instelling is niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen dan wel is daarvan vrijgesteld;
d. de werkzaamheden van de instelling worden nagenoeg geheel verricht door natuurlijke personen om niet of naar een loon dat in belangrijke mate lager is dan hetgeen in het economische verkeer gebruikelijk is;
e. de instellingen die de onroerende zaak gebruiken, beschikken over notarieel verleden statuten waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke, het algemeen nut beogende of een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt, dan wel, voor zover het gaat om verenigingen als bedoeld in artikel 26 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die niet beschikken over notarieel verleden statuten, over door die verenigingen verstrekte verklaringen waaruit de charitatieve, culturele, wetenschappelijke, het algemeen nut beogende of een sociaal belang behartigende doelstelling blijkt;
f. de feitelijke werkzaamheden van de in onderdeel e bedoelde instellingen komen overeen met de doelstelling;
g. de in onderdeel e bedoelde instellingen zijn niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen dan wel zijn daarvan vrijgesteld;
12°. door een bij ministeriële regeling aangewezen instelling die voldoet aan bij die ministeriële regeling gestelde voorwaarden.
B. Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Van het recht van overgang is vrijgesteld hetgeen wordt verkregen door een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen landelijke sportorganisatie die voldoet aan bij die ministeriële regeling gestelde voorwaarden, alsmede door een bij een dergelijke aangewezen organisatie aangesloten, niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde vereniging of stichting die sportbeoefening bij die vereniging of stichting ten doel heeft, indien die landelijke sportorganisatie, vereniging of stichting is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, de Nederlandse Antillen of Aruba, en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het belang van de sportbeoefening.
3. Van het recht van overgang is vrijgesteld hetgeen wordt verkregen door een instelling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder 11°.
C. Aan artikel 33, eerste lid, eerste volzin, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 12° door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
13°. door een door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overeenstemming met Onze Minister bij ministeriële regeling aangewezen landelijke sportorganisatie die voldoet aan bij die ministeriële regeling gestelde voorwaarden, alsmede door een bij een dergelijke aangewezen organisatie aangesloten, niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen of daarvan vrijgestelde vereniging of stichting die sportbeoefening bij die vereniging of stichting ten doel heeft, indien die landelijke sportorganisatie, vereniging of stichting is gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, de Nederlandse Antillen of Aruba, en voor zover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden welke aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschied in het belang van de sportbeoefening;.
14°. door een instelling als bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder 11°.
Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, van de Wet op de omzetbelasting 1968 komt te luiden:
1°. de volgende leveringen en diensten:
a. gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep die een op dit beroep gerichte opleiding hebben voltooid waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of gezondheidskundige verzorging van de mens door beoefenaren van een medisch of paramedisch beroep waarvoor regels, met inbegrip van kwaliteitseisen betreffende opleiding en beroepsuitoefening, zijn vastgesteld door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en welk beroep is vermeld in een door deze minister bij te houden register, voor zover de gezondheidskundige verzorging tot het gebied van deskundigheid van dit beroep behoort en onderdeel vormt van de bedoelde opleiding;
b. diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici; het vervoer van zieken of gewonden met ambulance-automobielen;.
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 72, onderdeel e, wordt voor de puntkomma ingevoegd:, alsmede ieder die uitsluitend wordt vervoerd in het kader van het tijdens de vlucht door hem verrichten van dergelijke werkzaamheden aan boord van een ander vliegtuig.
B. Artikel 77 komt te luiden:
1. Het tarief per passagier bedraagt:
a. € 11,25 indien de bestemming is gelegen op een vliegafstand van ten hoogste 2500 kilometer van de luchthaven van vertrek;
b. € 45 in andere gevallen.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, bedraagt het tarief € 11,25 indien de bestemming is gelegen op een vliegafstand van ten hoogste 3500 kilometer van de luchthaven van vertrek, en die bestemming is gelegen:
a. in een lidstaat van de Europese Unie; of
b. in een land waarin ook ten minste één luchthaven is gelegen op een vliegafstand van ten hoogste 2500 kilometer van de luchthaven van vertrek.
C. Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a, onder 2°, vervalt na de puntkomma aan het slot «en».
2. Aan onderdeel a, onder 3°, wordt na de puntkomma aan het slot toegevoegd: en.
3. Aan onderdeel a wordt toegevoegd:
4°. met uitzondering van bij ministeriële regeling aan te wijzen logistieke hulpmiddelen en producten die wel voldoen aan de definitie van verpakking, maar die naar hun aard hoofdzakelijk een andere functie dan een verpakkingsfunctie hebben, en mitsdien niet als verpakking worden beschouwd. De aanwijzing kan zowel individuele producten als groepen van producten betreffen. Ter zake kunnen eisen worden gesteld aan afmetingen dan wel inhoud;.
4. Onderdeel f komt te luiden:
f. importeur: de ondernemer voor wie bestemd zijn de verpakte producten:
1°. die worden ingevoerd in de zin van artikel 18 van de Wet op de omzetbelasting 1968;
2°. die vanuit een andere lidstaat van de Europese Unie in Nederland worden gebracht,
en die over deze verpakte producten in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf of beroep de beschikking verkrijgt;.
5. Onderdeel g komt te luiden:
g. concern: de fiscale eenheid, bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968;.
6. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
j. logistieke hulpmiddelen: verpakkingen waarvan de transportfunctie de voornaamste functie is en die overigens veelal een zelfstandige functie hebben;
k. gereserveerd;.
D. Artikel 80 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel e, onder 2°, komt te luiden:
2°. producten tezamen met verpakkingen aan een ander ter beschikking stelt.
2. Onderdeel k komt te luiden:
k. loonverpakker: de ondernemer die in opdracht van een ander bedrijf producten herpakt, verpakt of ontpakt, die hij niet zelf heeft vervaardigd en waarvan hij niet de eigendom verkrijgt;.
E. Aan artikel 80 wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
l. drank: vloeistof bestemd voor menselijke consumptie en primair bedoeld om te worden gedronken.
F. Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «voorzover die verpakking» vervangen door «voor zover die verpakte producten» en wordt «wordt» vervangen door: worden.
2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de verpakking die tezamen met een product dan wel producten ter beschikking wordt gesteld, voor zover deze voor het eerst door een producent in Nederland ter beschikking worden gesteld aan een ander.
G. Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «In geval» vervangen door: Ingeval.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Ingeval een producent als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een loonverpakker is, wordt de belasting geheven van degene in wiens opdracht hij de producten herpakt, verpakt of ontpakt, tenzij de opdrachtgever in het buitenland is gevestigd. In dat laatste geval wordt de belasting geheven van de afnemer van de opdrachtgever die wel in Nederland is gevestigd.
H. Artikel 84 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt «van de verpakking» vervangen door: van de in de verpakking verwerkte materiaalsoorten.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De componenten van een verpakking en de bijbehorende in de verpakking verwerkte elementen, bedoeld in artikel 80, onderdeel a, onder 3°, hoeven niet afzonderlijk in de heffing te worden betrokken, maar mogen worden meegewogen met de materiaalsoort van de verpakking waarin ze zijn verwerkt.
I. Na artikel 84 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De producent kan voor de verpakkingen van de verpakte producten die hij voor het eerst in Nederland ter beschikking stelt aan een ander en die hij niet zelf heeft toegevoegd, de inspecteur verzoeken een aan de omzet, de inkoopkosten of andere bedrijfsgegevens gerelateerd verhoudingsgetal in kilogrammen verpakking per materiaalsoort (forfait) vast te stellen. Het forfait benadert de werkelijkheid. Indien een uitsplitsing naar materiaalsoorten niet anders dan met buitengewoon bezwaar mogelijk is, wordt het forfait voor het totaal aantal kilogrammen verpakking vastgesteld. Het forfait kan alleen worden vastgesteld voor in de toekomst liggende kalenderjaren.
2. De beschikking waarin het forfait wordt vastgesteld, werkt voor een in de beschikking aan te geven periode van maximaal vijf aaneengesloten kalenderjaren.
3. Voor de producent, bedoeld in het eerste lid, die voor de eerste keer een aanvraag als bedoeld in het eerste lid indient, kan het forfait ook worden vastgesteld over het kalenderjaar waarin hij de aanvraag doet.
4. De producent, bedoeld in het eerste lid, aan wie een beschikking is gegeven waarbij het forfait, bedoeld in het eerste lid, is vastgesteld, dient, zo hij de vaststelling van het forfait via de weg van de voor bezwaar vatbare beschikking wil continueren, een nieuw verzoek in te dienen, uiterlijk 31 maart van het laatste kalenderjaar waarvoor de eerdere beschikking van toepassing is. Ingeval de producent een nieuw verzoek als bedoeld in de eerste volzin op een later tijdstip doet dan is aangegeven in de eerste volzin, kan het forfait slechts betrekking hebben op de kalenderjaren die liggen na het kalenderjaar waarin de dagtekening ligt van de beschikking waarin het forfait wordt vastgesteld.
5. Indien de omstandigheden die uitgangspunt waren bij de vaststelling van het forfait zijn gewijzigd, waardoor het forfait niet meer de werkelijkheid benadert, meldt de producent, bedoeld in het eerste lid, dit aan de inspecteur. De inspecteur wijzigt de beschikking, bedoeld in het eerste lid, bij voor bezwaar vatbare beschikking. De wijziging kan alleen worden toegepast voor in de toekomst liggende kalenderjaren. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
6. Indien de omstandigheden die uitgangspunt waren bij de vaststelling van het forfait zijn gewijzigd, waardoor het forfait niet meer de werkelijkheid benadert, en de producent de melding, bedoeld in het vijfde lid, niet doet, kan de inspecteur de beschikking, bedoeld in het eerste lid, ambtshalve wijzigen met terugwerkende kracht tot en met het eerste kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de omstandigheden zijn gewijzigd. De inspecteur wijzigt de eerdere beschikking bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
7. De inspecteur kan de beschikking, bedoeld in het eerste lid, voorts ambtshalve wijzigen met terugwerkende kracht tot en met het eerste kalenderjaar waarvoor het forfait is vastgesteld indien de producent onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt bij het vaststellen van het forfait. De inspecteur wijzigt de eerdere beschikking bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.
J. Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «voor een primaire verpakking die is vervaardigd» vervangen door «voor in een primaire verpakking verwerkte materiaalsoorten».
2. In het eerste lid, onderdeel e, wordt «€ 0,1777» vervangen door: € 0,0641.
3. In het tweede lid, aanhef, wordt «voor een secundaire of tertiaire verpakking die is vervaardigd» vervangen door: voor in een secundaire of tertiaire verpakking verwerkte materiaalsoorten.
4. In het tweede lid, onderdeel e, wordt «€ 0,0624» vervangen door: € 0,0225.
5. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
3. Indien een verpakking een fles voor drank betreft waarvoor op grond van een publiekrechtelijk voorschrift een op de consument gerichte statiegeldregeling geldt, bedraagt, in afwijking in zoverre van het eerste lid, voor een dergelijke verpakking het tarief per kilogram, een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van het tarief, genoemd in het eerste lid.
4. Indien een uitsplitsing naar materiaalsoorten en naar primaire verpakkingen enerzijds en secundaire of tertiaire verpakkingen anderzijds niet anders dan met buitengewoon bezwaar mogelijk is, bedraagt het tarief per kilogram verpakking: € 0,50 (algemeen tarief).
5. Indien het algemeen tarief van toepassing is, en de belastingplichtige, de materiaalsoorten op volgorde van tariefhoogte, bedoeld in het eerste lid, in aanmerking nemend, aannemelijk maakt dat de materiaalsoort «aluminium en legeringen van aluminium» en eventuele volgende materiaalsoorten niet in de verpakkingen zijn verwerkt, geldt het tarief, genoemd in het eerste lid, dat hoort bij de eerstvolgende materiaalsoort dat wel in de verpakkingen is verwerkt.
6. De belastingplichtige die in aanmerking wil komen voor toepassing van het algemeen tarief, al dan niet verlaagd op grond van het vijfde lid, dient hiertoe een verzoek in bij de inspecteur.
K. Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het tarief per kilogram bedraagt voor in een verpakking verwerkte materiaalsoorten van:
a. aluminium en legeringen van aluminium: € 0,8766
b. kunststof: € 0,4339
c. overige metalen: € 0,1461
d. biokunststof: € 0,0733
e. papier en karton: € 0,0733
f. glas: € 0,0662
g. hout: € 0,0194
h. een andere materiaalsoort: € 0,1619
2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot tweede tot en met vijfde lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «Indien een uitsplitsing naar materiaalsoorten en naar primaire verpakkingen enerzijds en secundaire of tertiaire verpakkingen anderzijds» vervangen door: Indien een uitsplitsing naar materiaalsoorten.
4. In het vijfde lid (nieuw) wordt «al dan niet verlaagd op grond van het vijfde lid» vervangen door: al dan niet verlaagd op grond van het vierde lid.
L. Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «bedoeld in artikel 86, eerste, tweede of derde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid.
2. In het derde lid wordt «bedoeld in artikel 86, eerste, tweede of derde lid» door: bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid.
3. Het vierde lid komt te luiden:
4. Voor de toepassing van dit artikel:
a. worden de materiaalsoorten waarvoor in artikel 86, eerste, tweede en derde lid, een tarief is bepaald als afzonderlijke materiaalsoorten aangemerkt;
b. worden, indien artikel 86, vierde of vijfde lid, is toegepast, de ongesplitste materiaalsoorten als één materiaalsoort aangemerkt.
M. Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde of vierde lid.
2. In het derde lid wordt «bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde of vierde lid.
3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «artikel 86, eerste, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 86, eerste en tweede lid.
4. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «artikel 86, vierde of vijfde lid» vervangen door: artikel 86, derde of vierde lid.
N. Na artikel 87 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 5A. EXPORTVERMINDERING
1. Een belastingplichtige als bedoeld in artikel 83 mag op het bedrag van de belasting die in een tijdvak verschuldigd is geworden na toepassing van artikel 87 een bedrag in mindering brengen voor de verpakking van de producten die hij als zodanig verpakt ter beschikking gesteld heeft gekregen van een producent en voor zover hij die op zijn beurt in dat tijdvak ter beschikking stelt en bij deze terbeschikkingstelling de producten voor het eerst buiten Nederland worden gebracht (exportvermindering). De exportvermindering geldt niet voor de verpakking waarvan de belastingplichtige weet of redelijkerwijs kan weten dat er geen verpakkingenbelasting over is betaald.
2. De hoogte van het bedrag van de exportvermindering wordt berekend door het gewicht van de in de verpakking, bedoeld in het eerste lid, verwerkte materiaalsoorten, gemeten in kilogrammen, te vermenigvuldigen met de tarieven per materiaalsoort, genoemd in artikel 86.
3. Op het bedrag van de exportvermindering wordt een vermindering toegepast tot ten hoogste het bedrag van de exportvermindering.
4. Ingeval de exportvermindering betrekking heeft op één materiaalsoort als bedoeld in artikel 86, is het bedrag van de vermindering, bedoeld in het derde lid: 15 000 vermenigvuldigd met het voor die materiaalsoort geldende tarief, bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid.
5. Ingeval de exportvermindering betrekking heeft op twee of meer van de materiaalsoorten, bedoeld in artikel 86, is het bedrag van de vermindering, bedoeld in het derde lid, de optelsom van de verminderingen per materiaalsoort, waarbij de vermindering per materiaalsoort bedraagt: 15 000 vermenigvuldigd met het gewichtsaandeel van die materiaalsoort in het totaalgewicht van al die materiaalsoorten samen, vermenigvuldigd met het voor de betreffende materiaalsoort geldende tarief, bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid.
6. Voor de toepassing van dit artikel worden de materiaalsoorten waarvoor in artikel 86, eerste, tweede en derde lid, een tarief is bepaald als afzonderlijke materiaalsoorten aangemerkt.
1. Ingeval na toepassing van artikel 87a een negatief bedrag resteert, wordt dit bedrag op verzoek van de belastingplichtige uitbetaald.
2. Het verzoek om uitbetaling, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij de aangifte over het betreffende tijdvak. In gevallen waarin geen aangifte moet worden ingediend, geschiedt het verzoek door het doen van aangifte.
Voor de ondernemer die geen belastingplichtige is in de zin van artikel 83, maar die wel verpakte producten die hij verpakt ter beschikking gesteld heeft gekregen van een producent die hij op zijn beurt in een tijdvak ter beschikking stelt en bij deze terbeschikkingstelling buiten Nederland brengt, zijn de artikelen 87a en 87b van overeenkomstige toepassing.
1. De ondernemer, bedoeld in artikel 87c, is gehouden een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde zijn rechten ter zake van de verpakkingenbelasting hieruit duidelijk blijken.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de ondernemer, bedoeld in artikel 87c, een administratie moet voeren voor de toepassing van de verpakkingenbelasting.
O. Artikel 87a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde of vierde lid.
2. In het vijfde lid wordt «bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 86, eerste, tweede, derde of vierde lid.
3. In het zesde lid wordt «artikel 86, eerste, tweede en derde lid» vervangen door: artikel 86, eerste en tweede lid.
P. Na artikel 88 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 7. BIJZONDERE REGELINGEN
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de heffing van de verpakkingenbelasting. Hierbij kunnen regels worden gesteld inzake het verleggen van de belastingplicht, het al dan niet van toepassing zijn van de vermindering bij indirecte export, bedoeld in afdeling 5a, en het bij de belastingplicht direct verdisconteren van deze exportvermindering, resulterende in een lager aantal aan te geven kilogrammen verpakking.
Q. In artikel 89 worden, onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
5. In afwijking van het vierde lid dient bij toepassing van artikel 84a de belasting op aangifte te worden voldaan binnen één kwartaal volgend op het kwartaal waarbinnen de dagtekening ligt van de beschikking waarbij het forfait wordt vastgesteld, tenzij deze beschikking is gegeven in een kalenderjaar voorafgaande aan of in een kalenderjaar waarop het forfait mede betrekking heeft. In dat laatste geval geldt het vierde lid.
6. Bij toepassing van artikel 84a zijn de artikelen 20, 67c en 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van overeenkomstige toepassing, indien de belastingplichtige niet heeft voldaan aan de meldingsplicht, bedoeld in artikel 84a, vijfde lid, of onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt bij de vaststelling van het forfait.
R. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel» vervangen door «de artikelen» en wordt «78, eerste lid, 89, derde lid» vervangen door: 78, eerste lid, 84a, eerste en vierde lid, 86, zesde lid, 87b, eerste lid, 89, derde lid.
2. Aan het tweede lid worden twee volzinnen toegevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin bedraagt de beslistermijn voor het verzoek, bedoeld in artikel 84a, eerste en vierde lid, een jaar na ontvangst van het verzoek. In geval tevens een verzoek als bedoeld in artikel 86, zesde lid, wordt gedaan, wordt de beslissing op dit laatste verzoek, in afwijking van de eerste volzin, tegelijk genomen met de beslissing op het verzoek, bedoeld in de tweede volzin.
Ra. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «86, zesde lid» vervangen door: 86, vijfde lid.
2. In het tweede lid, derde volzin, wordt «artikel 86, zesde lid» vervangen door: artikel 86, vijfde lid.
Voor de producent, bedoeld in artikel 84a, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag die voor 1 april 2009 een verzoek als bedoeld in artikel 84a, eerste lid, indient, kan het forfait ook worden vastgesteld over het kalenderjaar 2008.
Artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag vindt geen toepassing bij het begin van het kalenderjaar 2009 op de bedragen, genoemd in artikel 86.
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt als volgt gewijzigd:
A. In artikel 9, eerste lid, wordt «42,3 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1442» vervangen door «40,0 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1288». Voorts wordt «42,3 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 307» vervangen door: 40,0 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 366.
B. Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1. De derde volzin van het tweede lid komt te luiden: In afwijking van de vorige volzin, wordt, indien de belastingplichtige daarvoor bij de aangifte kiest en de CO2-uitstoot van de personenauto op een bij ministeriële regeling voorgeschreven wijze is aangetoond, de energie-efficiëntieklasse in aanmerking genomen op basis van de vermelding van de personenauto in de brandstofverbruiksgids, bedoeld in artikel 1 van het Besluit etikettering energiegebruik personenauto’s dan wel, bij afwezigheid daarvan, op basis van de vermelding van de in brandstofsoort, energiegebruik en in lengte en breedte best vergelijkbare personenauto in genoemde brandstofverbruiksgids.
2. In het vierde lid wordt «richtlijn 70/152/EEG»vervangen door: richtlijn 70/156/EEG.
Ba. Artikel 9b komt te luiden:
1. Voor een personenauto of een bestelauto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking wordt het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, verminderd met € 600, indien de personenauto of bestelauto voldoet aan de in het tweede lid vermelde voorwaarde.
2. De personenauto of de bestelauto heeft geen grotere emissie van deeltjes dan 5 mg per kilometer, vastgesteld overeenkomstig bijlage I bij richtlijn nr. 70/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PBEG L 76).
3. Een wijziging van richtlijn 70/220/EEG gaat voor de toepassing van het tweede lid gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld ter uitvoering van dit artikel.
C. Artikel 9ba wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «bedrag van € 110» vervangen door «bedrag van € 125». Voorts worden «232 gram per kilometer» en «192 gram per kilometer» vervangen door «205 gram per kilometer» respectievelijk «170 gram per kilometer».
2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien voor de toepassing van dit artikel de CO2-uitstoot van een personenauto niet op een bij ministeriële regeling voorgeschreven wijze is aangetoond, wordt deze gesteld op 350 gram per kilometer respectievelijk 302 gram per kilometer voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking.
D. Artikel 9c wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, bedraagt de belasting nihil voor een personenauto met een CO2-uitstoot van niet meer dan 110 gram per kilometer of, in geval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressie-ontsteking, een CO2-uitstoot van niet meer dan 95 gram per kilometer.
2. Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:
4. De artikelen 9a, tweede, derde en vierde lid, en 9ba, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
E. In artikel 10, eerste lid, wordt «artikel 9c, tweede lid» vervangen door: artikel 9c, derde lid.
1. Artikel 16a, eerste en tweede lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige toepassing op de wijzigingen van het belastingbedrag in de artikelen 9b, 9ba en 9c van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 ingevolge artikel XII, onderdelen Ba, C en D.
2. Artikel XII, onderdeel D, vindt geen toepassing ten aanzien van personenauto’s die vóór 1 januari 2009 voor het eerst in gebruik zijn genomen.
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2010 als volgt gewijzigd:
A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De belasting voor een personenauto wordt bepaald aan de hand van de volgende tabellen.
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven anders dan door een motor met compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 110 | 0 | 0 |
110 gram/km | 180 | 0 | € 35 |
180 gram/km | 270 | € 2 450 | € 120 |
270 gram/km | – | € 11 990 | € 278 |
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 95 | 0 | 0 |
95 gram/km | 155 | 0 | € 35 |
155 gram/km | 232 | € 2 100 | € 120 |
232 gram/km | – | € 10 262 | € 278 |
Het bedrag van de belasting op grond van de tabel wordt verhoogd met 27,4 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1 288, of, in geval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, met 27,4 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 1 076. In afwijking van de vorige volzinnen wordt onder personenauto niet verstaan een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De belasting bedraagt:
a. voor een bestelauto of een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid 37,7 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1283, dan wel, in geval van een personenauto of een bestelauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking 37,7 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 273;
b. voor een motorrijwiel:
1°. met een netto catalogusprijs van niet meer dan € 2133: 9,6 percent van de netto catalogusprijs;
2°. met een netto catalogusprijs van meer dan € 2133: 19,4 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 210.
3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
10. Voor de toepassing van dit artikel is de CO2-uitstoot van een personenauto, de CO2-uitstoot gemeten overeenkomstig richtlijn nr. 80/1268/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 december 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het brandstofverbruik van motorvoertuigen (PbEG L 375). Indien de meting met LPG of aardgas als brandstof is uitgevoerd, wordt de CO2-uitstoot van de auto met LPG of aardgas als brandstofsoort gehanteerd.
11. Indien voor de toepassing van dit artikel de CO2-uitstoot van een personenauto niet op een bij ministeriële regeling voorgeschreven wijze is aangetoond, wordt deze gesteld op 350 gram per kilometer respectievelijk 302 gram per kilometer voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met compressieontsteking.
12. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder bijzondere personenauto verstaan voertuig dat onder richtlijn 2002/24/EEG valt en voertuig voor speciale doelen als omschreven in artikel 4, eerste lid, onder a, tweede streepje, van richtlijn 70/156/EEG waarbij voor de kampeerauto geldt dat deze voldoet aan de eisen gesteld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de daarop berustende bepalingen.
B. Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor een personenauto met een CO2-uitstoot van niet meer dan 120 gram/km of, in geval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressie-ontsteking, een CO2-uitstoot van niet meer dan 104 gram/km, wordt het bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, eerste lid, verlaagd met € 500.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Voor de toepassing van dit artikel is artikel 9, tiende tot en met twaalfde lid, van overeenkomstige toepassing.
3. Het derde en vierde lid vervallen.
C. In artikel 9b, eerste lid, wordt « € 600» vervangen door « € 300».
D. Artikel 9ba vervalt.
E. Artikel 9c, vierde lid, komt te luiden:
4. Artikel 9, tiende tot en met twaalfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
F. In artikel 10, eerste lid, wordt «na toepassing van artikel 9a, artikel 9b, artikel 9ba en artikel 9c, derde lid» vervangen door: na toepassing van artikel 9a, artikel 9b en artikel 9c, derde lid.
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2011 als volgt gewijzigd:
A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De belasting voor een personenauto wordt bepaald aan de hand van de volgende tabellen.
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven anders dan door een motor met compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 110 | 0 | 0 |
110 gram/km | 180 | 0 | € 52 |
180 gram/km | 270 | € 3 640 | € 173 |
270 gram/km | – | € 17 680 | € 403 |
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 95 | 0 | 0 |
95 gram/km | 155 | 0 | € 52 |
155 gram/km | 232 | € 3 120 | € 173 |
232 gram/km | – | € 15 132 | € 403 |
Het bedrag van de belasting op grond van de tabel wordt verhoogd met 19,0 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 824, of, in geval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, met 19,0 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 1 526. In afwijking van de vorige volzinnen wordt onder personenauto niet verstaan een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid.
2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. voor een bestelauto of een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid 35,4 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1204, dan wel, in geval van een personenauto of een bestelauto die wordt aangedreven door een motor met een compressie-ontsteking 35,4 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 256.
B. Artikel 9b vervalt.
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2012 als volgt gewijzigd:
A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De belasting voor een personenauto wordt bepaald aan de hand van de volgende tabellen.
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven anders dan door een motor met compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 110 | 0 | 0 |
110 gram/km | 180 | 0 | € 71 |
180 gram/km | 270 | € 4 970 | € 213 |
270 gram/km | – | € 24 140 | € 497 |
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 95 | 0 | 0 |
95 gram/km | 155 | 0 | € 71 |
155 gram/km | 232 | € 4 260 | € 213 |
232 gram/km | – | € 20 661 | € 497 |
Het bedrag van de belasting op grond van de tabel wordt verhoogd met 11,1 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 450, of, in geval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, met 11,1 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 1900. In afwijking van de vorige volzinnen wordt onder personenauto niet verstaan een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid.
2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. voor een bestelauto of een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid 33,1 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 1125, dan wel, in geval van een personenauto of een bestelauto die wordt aangedreven door een motor met een compressie-ontsteking 33,1 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 239.
B. Artikel 9a vervalt.
De Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 wordt met ingang van 1 januari 2013 als volgt gewijzigd:
A. Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De belasting voor een personenauto wordt bepaald aan de hand van de volgende tabellen.
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven anders dan door een motor met compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 110 | 0 | 0 |
110 gram/km | 180 | 0 | € 95 |
180 gram/km | 270 | € 6 650 | € 286 |
270 gram/km | – | € 32 390 | € 667 |
Bij een CO2-uitstoot van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting voor een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking, het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gram/km CO2-uitstoot dat de in kolom I vermelde CO2-uitstoot te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | 95 | 0 | 0 |
95 gram/km | 155 | 0 | € 95 |
155 gram/km | 232 | € 5 700 | € 286 |
232 gram/km | – | € 27 722 | € 667 |
Het bedrag van de belasting op grond van de tabel wordt verhoogd met € 2400 in geval van een personenauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking. In afwijking van de vorige volzinnen wordt onder personenauto niet verstaan een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid.
2. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. voor een bestelauto of een bijzondere personenauto als bedoeld in het twaalfde lid 27 percent van de netto catalogusprijs, verminderd met € 920, dan wel, in geval van een personenauto of een bestelauto die wordt aangedreven door een motor met een compressieontsteking 27 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 196;.
B. In artikel 9c vervalt de aanduiding «1.» voor het eerste lid. Voorts vervallen het tweede tot en met vierde lid.
De Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 2, onderdeel n, komt te luiden:
n. richtlijn: de Richtlijn nr. 1999/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1999 betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen (PbEU L 187).
B. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Voor een personenauto bedraagt de belasting:
bij een eigen massa in kilogrammen van | over een tijdvak van drie maanden | vermeerderd met | per 100 kg eigen massa boven |
---|---|---|---|
500 of minder | € 14,51 | ||
600 | € 19,66 | ||
700 | € 24,99 | ||
800 | € 32,61 | ||
900 tot en met 3200 | € 43,38 | € 11,67 | 900 kg |
3300 en meer | € 320,24 | € 8,11 | 3 300 kg |
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De belasting voor een personenauto die is bestemd om te worden aangedreven door een kracht die niet uitsluitend wordt ontleend aan benzine wordt verhoogd met een brandstoftoeslag. De brandstoftoeslag bedraagt bij aandrijving door een kracht die:
a. wordt ontleend aan dieselolie:
€ 55,28 bij een eigen massa van 500 kg of minder;
€ 65,45 bij een eigen massa van 600 kg;
€ 75,59 bij een eigen massa van 700 kg;
€ 85,92 bij een eigen massa van 800 kg;
€ 100,57 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 10,90 per 100 kg eigen massa boven 900 kg;
b. niet uitsluitend wordt ontleend aan benzine of dieselolie:
€ 64,88 bij een eigen massa van 500 kg of minder;
€ 77,75 bij een eigen massa van 600 kg;
€ 90,65 bij een eigen massa van 700 kg;
€ 103,53 bij een eigen massa van 800 kg;
€ 113,08 bij een eigen massa van 900 kg of meer, vermeerderd met € 11,99 per 100 kg eigen massa boven 900 kg.
Voor de toepassing van dit lid wordt aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan een elektromotor als bedoeld in artikel 22, derde lid, buiten beschouwing gelaten.
3. In het derde lid komt het aldaar vermelde bedrag telkens te luiden: € 12,52.
C. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel b, bedraagt de aldaar bedoelde brandstoftoeslag nihil bij aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan aardgas.
2. Voorts vervalt in het tot vierde lid vernummerde derde lid de volgende zinsnede: bij aandrijving door een kracht die wordt ontleend aan aardgas en eveneens.
D. In artikel 23b, eerste lid, wordt «de helft van de ingevolge dat artikel verschuldigde belasting» vervangen door: een kwart van de ingevolge dat artikel verschuldigde belasting.
E. Artikel 25 komt te luiden:
Voor een motorrijwiel bedraagt de belasting over een tijdvak van drie maanden € 16,28.
F. Artikel 25a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de bestaande tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden vijf leden toegevoegd, luidende:
2. De ingevolge het eerste lid verschuldigde belasting wordt verhoogd met:
a. 90% voor een EURO 0-voertuig;
b. 75% voor een EURO I-voertuig;
c. 60% voor een EURO II-voertuig.
3. Onder EURO 0-voertuig, EURO I-voertuig, EURO II-voertuig, EURO III-voertuig en EURO IV-voertuig wordt verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in de richtlijn, met dien verstande dat in plaats van het maximaal toegestane totaalgewicht van ten minste 12 ton een maximaal toegestaan totaalgewicht van ten minste 3,5 ton geldt.
4. Indien de Euronorm van een vrachtauto niet is geregistreerd, wordt voor de bepaling van de Euronorm uitgegaan van de datum van eerste toelating van deze vrachtauto zoals vermeld in het kentekenregister.
5. De vrachtauto waarvan ten aanzien van de Euronorm geen aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs aanwezig is, wordt voor de toepassing van het tweede lid aangemerkt als:
a. EURO 0-voertuig wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer voor 1 juli 1992 ligt;
b. EURO I-voertuig wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer na 30 juni 1992 maar voor 1 oktober 1995 ligt;
c. EURO II-voertuig wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer na 30 september 1995 maar voor 1 oktober 2000 ligt;
d. Euronorm III en hoger wanneer blijkens de aantekening in het kentekenregister of op het kentekenbewijs de datum voor de eerste toelating tot het verkeer na 30 september 2000 ligt.
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van dit artikel.
G. Artikel 83, zesde lid, komt te luiden:
6. Bedragen van € 10 en minder worden niet terugbetaald.
Artikel 23b, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 komt met ingang van 1 januari 2010 te luiden:
2. Artikel 9, tiende lid, van de Wet op belastingen van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 72, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 komt met ingang van 1 januari 2012 te luiden:
b. die voor het eerst in gebruik genomen zijn vóór 1 januari 1987, en die, voor zover het vrachtauto’s of autobussen betreft, niet bedrijfsmatig worden gebruikt;.
1. Bij ministeriële regeling worden de in artikel 23 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 opgenomen bedragen voor de jaren 2010 tot en met 2013 telkens verhoogd met een percentage van die bedragen, welk percentage wordt berekend met behulp van de volgende formule V/((OM– V) x AP) x 100% waarbij:
V staat voor: € 185 miljoen voor de jaren 2010, 2011 en 2012 en € 480 miljoen voor het jaar 2013;
OM staat voor: de voor het desbetreffende jaar in de Miljoenennota voor dat jaar geraamde opbrengst van de motorrijtuigenbelasting in miljoenen euro;
AP staat voor: het aandeel van de geraamde opbrengst motorrijtuigenbelasting personenauto’s en bestelauto’s van particulieren in OM zoals vermeld in het Belastingplan voor het desbetreffende jaar.
2. Bij ministeriële regeling wordt het in artikel 25 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 opgenomen bedrag voor de jaren 2010 tot en met 2013 telkens verhoogd met het ingevolge het eerste lid berekende percentage.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde verhogingen van de motorrijtuigenbelasting vinden eerst toepassing nadat artikel 81a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 voor het desbetreffende jaar is toegepast.
De Invorderingswet 1990 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel 43a komt te luiden:
Artikel 43 is van overeenkomstige toepassing op de verpakkingenbelasting die is verschuldigd door een concern als bedoeld in artikel 80, onderdeel g, van de Wet belastingen op milieugrondslag.
B. Aan artikel 44a wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Dit artikel is niet van toepassing op de belasting en revisierente ter zake van negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen die in aanmerking zijn genomen in verband met een afkoop als bedoeld in artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d, van de Wet inkomstenbelasting 2001, voor zover de afkoop heeft geleid tot afkoopsommen ter zake waarvan met toepassing van artikel 34, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 een heffing is verschuldigd naar een tarief van 52%.
In de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt hoofdstuk 2, artikel I, als volgt gewijzigd:
A. Aan onderdeel O wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien voor het bepalen van het inkomen uit een recht op periodieke uitkeringen of verstrekkingen het eerste lid, aanhef en onderdeel d, toepassing vindt, vindt artikel 3.107a van de Wet inkomstenbelasting 2001 geen toepassing bij het bepalen van de omvang van belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen ingevolge dat recht.
B. Onderdeel R vervalt.
Het Belastingplan 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A. Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 10.
2. Onderdeel C vervalt.
B. Artikel IV wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A. Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 11.
2. Onderdeel C vervalt.
C. Artikel V komt te luiden:
In artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2012 «8.11» vervangen door: 8.10, 8.11.
D. Het in artikel XI, onderdeel G, opgenomen artikel 36sf, derde lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag vervalt.
E. Artikel XIV en artikel XXXI, tweede en zevende lid, vervallen.
F. Artikel XVIIIA vervalt.
In artikel 31, tweede lid, onderdeel c, van de Wet werk en bijstand wordt «de combinatiekorting en de aanvullende combinatiekorting» vervangen door: de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Artikel 6:2 van de Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «dertien maal» vervangen door: zesentwintig maal.
2. In het tweede lid wordt «zes maanden» vervangen door: twaalf maanden.
3. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «zes maanden» vervangen door: twaalf maanden.
4. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «drie perioden» vervangen door: zes perioden.
1. Artikel 6:2 van de Wet arbeid en zorg is niet van toepassing op de werknemer die voor een kind het verlof, bedoeld in artikel 6:2 van genoemde wet, geheel of gedeeltelijk heeft opgenomen. Op die werknemer blijft voor dat kind genoemd artikel van toepassing zoals dat luidde op 31 december 2008.
2. De regeling in een voor 1 januari 2009 geldende collectieve arbeidsovereenkomst over het geheel of gedeeltelijk doorbetalen van het loon gedurende de periode van het verlof, bedoeld in artikel 6:2 van de Wet arbeid en zorg, en de invulling van het verlof, geldt uitsluitend voor het verlof zoals dat gold voor 1 januari 2009.
Artikel 222, derde lid, van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. dit tarief voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdelen b, c en f, en artikel 23a, eerste lid, en artikel 23b van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt gedeeld door vier;.
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. dit tarief voor motorrijtuigen, bedoeld in artikel 23a, tweede lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, wordt gedeeld door twee; en.
Ingeval de samenloop van wetten die in 2008 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in één of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
De wijziging ingevolge artikel VI, onderdeel 0A, van artikel 10, eerste lid, onderdeel j, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 vindt geen toepassing met betrekking tot vóór 1 januari 2009 aan werknemers toegekende rechten welke zijn uitgeoefend of vervreemd vóór 1 januari 2010.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2009, met dien verstande dat:
a. artikel I, onderdelen A, P, Q, S, T, V, W en X, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2009 is toegepast;
b. artikel IV, onderdelen B, D, E, F en G, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2009 is toegepast.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel D, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip waarbij terugwerkende kracht kan worden verleend tot en met 1 januari 2009. Het artikel vindt voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na dat tijdstip van inwerkingtreding.
3. In afwijking van het eerste lid werkt artikel VI, onderdeel A, terug tot en met 1 januari 2008.
4. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VIII in werking met ingang van 1 juli 2009.
5. In afwijking van het eerste lid werkt artikel IX, onderdelen A en B, terug tot en met 1 juli 2008.
6. In afwijking van het eerste lid werken de artikelen IX, onderdelen C, E, F, eerste lid, H tot en met J, L, P tot en met R, X, XXI, onderdeel A, en XXIII, onderdelen D en E, terug tot en met 1 januari 2008.
7. In afwijking van het eerste lid werkt artikel IX, onderdeel N, terug tot en met 1 april 2008.
8. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XVIII, onderdelen C en D, en XXVII in werking met ingang van 1 april 2009.
9. In afwijking van het eerste lid treedt artikel XVIII, onderdeel F, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
10. In afwijking van het eerste lid werkt artikel XXII terug tot en met 16 september 2008 voor aanslagen die op die datum nog niet onherroepelijk vaststaan.
Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2009.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Financiën,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20082009-31704-B.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.