31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

K
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2009

Met deze brief informeer ik u over de uitvoering van twee toezeggingen aan uw Kamer. Het gaat om de toezegging van de Minister-President tijdens de laatste Algemene Politieke Beschouwingen op de vraag van de heer Thissen om er voor te zorgen dat voortijdig uitgevallen leerlingen, zodra zij hun problemen hebben overwonnen of hebben leren beheersen, op elk moment van het jaar weer opnieuw op school kunnen instromen (Eerste Kamer, Handelingen 2008–2009, nr. 6, pag. 320–321). Ten tweede gaat het om mijn toezegging tijdens de recente plenaire behandeling van voorstel Wet investeren in jongeren op de vraag van de heren Thissen en Van Driel, over de huidige mogelijkheden voor leerlingen om op elk moment van het jaar in het mbo in te stromen en om deze tussentijdse instroom, in overleg met het veld, verder te stimuleren (Eerste kamer, Handelingen 2008–2009, nr. 37, pag. 1697).

Huidige maatregelen

De tussentijdse instroom in het middelbaar beroepsonderwijs wordt reeds op verschillende manieren gestimuleerd.

Allereerst is voor ongediplomeerde jongeren de zogenaamde «drempelloze instroom» van toepassing. Artikel 8.1.1., vijfde lid, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs regelt dat de inschrijving voor niveau 1 en (gedeeltelijk) niveau 2 voor een ieder open staat. Dat geldt ook gedurende het schooljaar. De Inspectie van het Onderwijs houdt hierop toezicht. Het inschrijvingsbeleid voor niveau 3 en 4 is een wettelijke verantwoordelijkheid van de instelling.

Om te bevorderen dat op alle mbo-niveaus op meerdere momenten in het schooljaar opleidingen starten, is daarnaast per 2008 de zogenaamde «tweede teldatum» ingevoerd. Met deze tweede teldatum wordt de bekostiging van scholen tussentijds aangepast aan mutaties in het leerlingenbestand. Daarmee worden mbo-instellingen met tussentijdse instroom van leerlingen financieel beloond.

Tot slot wordt tussentijdse instroom gestimuleerd via de regionale aanpak van voortijdig schoolverlaten (convenanten). In toenemende mate zetten mbo-instellingen zogenaamde «in- en doorstroomgroepen» op waar tussentijdse instromers, voorbereidende activiteiten volgen tot de volgende startdatum van de reguliere opleiding.

Ik heb overleg met de MBO-raad over mogelijkheden tot vergroting van het aantal instroommomenten en ik wil met de sector hierover tot afspraken komen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven