A
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2008
Tijdens de algemene financiële beschouwingen in november 20071 ging het lid Van Driel (PvdA) in op de belangstelling
van pensioenfondsen voor indexleningen.
Dit voorjaar zijn in de Tweede Kamer gesteld over de mogelijkheden dergelijke
obligatieleningen uit te geven en is gevraagd naar een update van een eerdere
studie, die het ministerie van Financiën in 2005 in samenwerking met
het Centraal Planbureau en De Nederlandsche Bank heeft uitgevoerd. De Tweede
Kamer vroeg specifiek aandacht voor 1) de risico’s van indexleningen
voor de overheid, 2) de invloed van indexleningen op stabiliteit van het EMU-saldo
onder huidige begrotingsregels, 3) de betekenis voor pensioenfondsen en spaarders.
Deze update, die tevens de vragen van de heer Van Driel beantwoordt, treft
u hierbij aan2.
Indexleningen en daaraan gelieerde derivaten stellen spaarders en pensioenfondsen
in staat om inflatierisico’s af te dekken. De markt voor deze leningen
is volop in beweging. Het aandeel van indexleningen en inflatiederivaten in
de portefeuille van Nederlandse pensioenfondsen neemt toe. Ook het aantal
landen dat indexleningen uitgeeft groeit gestaag. Ondanks deze ontwikkelingen
zijn er geen aanwijzingen dat indexleningen momenteel, bij een gegeven risico,
zouden bijdragen tot lagere leenkosten voor de Staat, in vergelijking met
de huidige nominale geld- en kapitaalmarktinstrumenten. Wat betreft de «business
case» geeft de analyse dan ook geen aanleiding tot herziening van de
conclusies uit 2005.
Hierbij passen wel twee kanttekeningen. Ten eerste is de betalingsbereid
van Nederlandse investeerders voor indexleningen
gekoppeld aan de Nederlandse consumentenprijsindex
wellicht hoger dan de premie die investeerders betalen voor indexleningen
gekoppeld aan de Franse of Europese prijsindex. Dit mede vanwege de omvang
van de Nederlandse pensioenenbesparingen en de nadruk op «defined benefit»-stelsels.
Ten tweede kan het zijn dat in de toekomst de behoefte aan risicovermindering toeneemt. Hoe ouder het deelnemersbestand van een pensioenfonds
hoe lager het gewenste risicoprofiel. Dit kan de vraag naar indexleningen
positief beïnvloeden. Het is dan ook niet uitgesloten dat op enig moment
indexleningen wel een aantrekkelijk bedrijfseconomisch alternatief vormen
voor de financiering van de staatsschuld.
Naast bedrijfseconomische argumenten kan uitgifte van indexleningen ook
om andere redenen wenselijk zijn voor de overheid. Zo zouden indexleningen
tot een stabieler EMU-saldo kunnen leiden. Deze redenatie wordt nog versterkt
doordat sinds deze kabinetsperiode de rentekosten buiten de uitgavenkaders
vallen, waardoor mee- en tegenvallers in de rentelasten niet leiden tot mutaties
elders in de begroting. Het is echter niet eenvoudig om de invloed van wijzingen
in de begrotingsystematiek om te zetten in eenduidige, op empirie gebaseerde,
conclusies ten aanzien van het effect van indexleningen op de stabiliteit
van het EMU-saldo. Net als in het vorige onderzoek wordt onvoldoende bewijs
gevonden voor een positieve correlatie tussen de Nederlandse inflatie en het
EMU-saldo, en daarmee onvoldoende reden om aan te nemen dat uitgifte van indexleningen
leidt tot een stabieler EMU-saldo. Het is echter niet uitgesloten dat de huidige
begrotingsregels leiden tot een robuuster verband tussen inflatie en EMU-saldo.
Een ander argument om structureel indexleningen uit te geven is dat dit
zou kunnen leiden tot financiële innovaties. De overheid zou dan fungeren
als aanjager voor de private markt van inflatiegeïndexeerde producten.
De wenselijkheid hiervan zou moeten worden bepaald door de maatschappelijke
baten van deze ontbrekende markt af te zetten tegen de extra kosten die de
overheid, bij een gegeven risico, verwacht.
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat indexleningen bedrijfseconomische
voordelen bieden voor de overheid, is een aantal conclusies ook met onzekerheden
omgeven. Zo hoeven conclusies op basis van ervaringen in ander landen ten
aanzien van de hoogte van de inflatierisicopremie niet per se op te gaan voor
Nederland. Ook is het lastig in te schatten welk effect uitgifte van indexleningen
heeft op financiële innovaties op de Nederlandse markt en wat de maatschappelijke
waarde daarvan is. Om hier meer zicht op te krijgen, heeft het ministerie
van Financiën de intentie om samen met Netspar binnenkort een conferentie
te organiseren.
De staatssecretaris van Financiën,
J. C. de Jager