B
MEMORIE VAN ANTWOORD
Ontvangen 6 februari 2009
Op dinsdag 3 februari 2009 heeft de vaste Commissie voor Buitenlandse
Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking belast met het voorbereidend
onderzoek naar het wetsvoorstel voorlopig verslag uitgebracht. De regering
heeft met belangstelling kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de
leden van de SP-fractie en zij gaat er van uit dat met deze beantwoording
de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende is voorbereid.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de uitbreiding van de NAVO met Albanië
en Kroatië past in het huidige strategisch concept.
De basis voor het besluit tot uitbreiding wordt gevormd door het oprichtingsverdrag
van de NAVO (Noord-Atlantisch Verdrag; Washington, 4 april 1949; Stb. 1949, 355). Artikel 10 van dit verdrag stelt dat
elke andere Europese staat die de verwezenlijking van de beginselen van dit
verdrag kan bevorderen en die kan bijdragen tot de veiligheid van het Noord-Atlantisch
gebied uitgenodigd kan worden tot het verdrag toe te treden. In het huidige
strategisch concept uit 1999 is nadere invulling gegeven aan artikel 10. In
paragraaf 39 van het strategisch concept staat dat aspirant-leden willing and able moeten zijn om de lidmaatschapsverplichtingen
na te kunnen komen. Ook moet toetreding in het belang van de NAVO zijn en
de Euro-Atlantische veiligheid en stabiliteit bevorderen. De regering oordeelt
dat Albanië en Kroatië voldoen aan deze criteria en dus tot de NAVO
kunnen toetreden.
De leden van de SP-fractie informeren naar de concrete geopolitieke doelstellingen
die met de geplande uitbreidingsronde worden bereikt en vragen of er naast
het effect op de stabiliteit in de regio nog andere doelen met de uitbreiding
gediend worden.
Al vele jaren is het de inzet van de NAVO om de landen op de Westelijke
Balkan te verankeren in Euro-Atlantische structuren om de regio duurzaam te
stabiliseren. De recente geschiedenis heeft het potentieel van destabilisatie
van deze regio aangetoond. Instabiliteit in de achtertuin van Europa is een
bedreiging van de veiligheid aan de grenzen van het bondgenootschap. Toetreding
tot de NAVO draagt bij aan de consolidatie van het democratische
hervormingsproces in de twee landen en daarmee de stabiliteit in de regio.
Stabiliteit en veiligheid in de Balkan zijn niet alleen in het belang van
de inwoners van de regio, maar draagt ook in positieve zin bij aan de stabiliteit
en veiligheid in de rest van Europa. De belangen van de NAVO en haar lidstaten
zijn hiermee gediend.
De leden van de fractie van de SP verzoeken om toelichting op de uitspraak
van de regering dat het NAVO-uitbreidingsproces en het EU-uitbreidingsproces
een uitdrukking zijn van een zelfde waardegemeenschap.
De regering heeft tijdens plenaire behandeling in de Tweede Kamer gezegd
dat er overeenkomsten zijn tussen de NAVO en de EU. Beide organisaties zijn
een uitdrukking van een zelfde waardegemeenschap. De NAVO is gestoeld op de
wil de beginselen van democratie, persoonlijke vrijheid en rechtsorde van
de bevolking van de lidstaten te beschermen. Dezelfde beginselen vormen de
basis van het EU-verdrag. De NAVO en de EU verschillen echter op het gebied
van besluitvorming, lidmaatschap en de terreinen van samenwerking. De toetredingsprocessen
van beide organisaties weerspiegelen deze verschillen. In NAVO-kader draait
de beoordeling om algemeen gestelde politieke en militaire criteria, maar
ook om interoperabiliteit en bijdragen aan NAVO-operaties. In de EU gaat het
naast de Kopenhagencriteria om het acquis communautaire dat volledig moet worden overgenomen en geïmplementeerd.
De leden van de fractie van de SP vragen tot slot of het NAVO-lidmaatschap
als voorportaal gezien kan worden van het EU-lidmaatschap.
Het NAVO-lidmaatschap is geen voorportaal van het EU-lidmaatschap. Ontegenzeggelijk
is sinds het einde van de jaren negentig een aantal landen eerst tot de NAVO
toegetreden en vervolgens tot de EU. Dit is echter geen automatisme. De toetredingsprocessen
van de NAVO en de EU zijn niet aan elkaar gekoppeld. De regering wijst in
dit verband op haar standpunt inzake het toenaderingsproces van Kroatië
tot de EU. De regering is geen voorstander van het geven van een tijdpad voor
afronding van de onderhandelingen met Kroatië, omdat het land gezien
het gebrek aan voortgang op een aantal hervormingsdossiers op dit moment nog
niet gereed is voor toetreding tot de EU. Ook ten aanzien van Albanië,
dat wel EU-perspectief heeft, maar nog geen kandidaat-lidstaat is, is de regering
van mening dat het land nog niet gereed is nieuwe stappen in het toenaderingsproces
tot de EU te zetten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen