31 579
Implementatie van Europese regelgeving betreffende het verkeer van diensten op de interne markt (Dienstenwet)

D
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2009

Hierbij informeer ik u over de wenselijkheid van een spoedige behandeling van het wetsvoorstel Dienstenwet (Kamerstukken 31 579). Het heeft mijn voorkeur als u nog in staat bent deze voor het zomerreces 2009 af te ronden. De redenen hiervoor zet ik hieronder uiteen.

Operationele implementatiewerkzaamheden vereisen tijdig wettelijk kader

Implementatie van de Dienstenrichtlijn betekent naast het vaststellen van een wettelijk kader ook operationele werkzaamheden voor alle betrokken bevoegde instanties. De implementatiedeadline die de lidstaten, de Europese Commissie en het Europees Parlement hiervoor gezamenlijk zijn overeengekomen en die is vastgelegd in de richtlijn, is 28 december 2009. De operationele werkzaamheden en het wettelijk kader hangen nauw samen: zonder het wettelijk kader worden de operationele werkzaamheden onvoldoende ingekaderd en juridisch gedragen en kunnen zij niet worden afgerond. Aangezien verschillende operationele werkzaamheden voor de bevoegde instanties meerdere maanden doorlooptijd kosten, brengt afronding van de behandeling van het Dienstenwetsvoorstel ná de zomer de haalbaarheid van de implementatiedeadline in gevaar. Dit brengt risico’s met zich mee, zowel voor het Rijk als voor de andere betrokken overheden, zoals ook in de memorie van antwoord wordt uitgelegd. Hieronder vindt u een nadere toelichting hierop.

Werkzaamheden Dienstenloket

De genoemde operationele werkzaamheden zijn voor een groot deel gelegen in de aansluiting op het Dienstenloket, de ontsluiting van informatie op de websites van al deze bevoegde instanties (met weer koppeling naar het Dienstenloket) en het inrichten van hun interne organisatie op het nieuwe proces voor elektronische transacties. Dat vormt implementatie van de artikelen 6, 7 en 8 van de Dienstenrichtlijn. Het gaat daarbij om circa 540 instanties, waaronder alle Nederlandse gemeenten, provincies, waterschappen, ministeries, een aantal product- en bedrijfsschappen, diverse agentschappen, inspectiediensten en zelfstandige bestuursorganen. Voor de kenbaarheid en zekerheid omtrent de te ondernemen – verplichte – acties, is tijdige afronding van de parlementaire behandeling van de Dienstenwet van belang.

Lagere regelgeving onder de Dienstenwet voor het Dienstenloket

Daarnaast is er als kader voor deze operationele werkzaamheden ook lagere regelgeving noodzakelijk: een AMvB en een ministeriële regeling. Begin juni heb ik over de concept-AMvB positief advies van de Raad van State ontvangen en de ministeriële regeling is momenteel in de maak. Daarin worden met name (technische) specificaties, aspecten van het aansluitproces en zaken omtrent elektronische procedures en formaliteiten geregeld. De Dienstenwet biedt daartoe de grondslag. Maar deze kunnen uiteraard niet gepubliceerd worden tot het moment dat het Dienstenwetsvoorstel tot wet is verheven. Deze lagere regelgeving en het Dienstenwetsvoorstel tezamen bieden alle relevante partijen de zekerheid en kaders om hun verantwoordelijkheden onder de Dienstenrichtlijn zorgvuldig te kunnen realiseren.

Testen met het Dienstenloket en het IMI

Er zal ook met het Dienstenloket getest moeten worden in de praktijk. En daarnaast moet het IMI getest worden, het Interne Markt Informatiesysteem voor informatie-uitwisseling tussen instanties in alle lidstaten. Diverse gemeenten hebben ons al gemeld dat zij dit testen vanaf september 2009 willen gaan starten. De wettelijke kaders omtrent bescherming van persoonsgegevens op het Dienstenloket en het IMI zitten voor een deel in de Dienstenwet – het is dan ook noodzakelijk dat deze dan gepubliceerd zijn.

Tot slot

Kortom, gezien de werkzaamheden die na het vaststellen van het wettelijk kader zullen moeten starten is het van belang voor alle 540 instanties, dat het wettelijke kader (Dienstenwet, AMvB en ministeriële regeling) ruim vóór de implementatiedeadline vaststaat en alle partijen daarvan kennis kunnen nemen. Alleen dan kunnen zij hun eigen benodigde werkzaamheden tijdig voor de implementatiedeadline geheel afronden.

Een behandeling in de Eerste Kamer ná het zomerreces kan de benodigde operationele werkzaamheden door de hiervoor genoemde bevoegde instanties in de knel brengen. Het is niet onmogelijk dat de implementatie van met name de artikelen 6, 7 en 8 van de Dienstenrichtlijn dan niet tijdig gereed zal zijn.

Tot slot zij opgemerkt, dat de concept-AMvB Lex Silencio Positivo naar aanleiding van het amendement Vos/Van Dijk (Kamerstukken II 2008/09, 31 579, nr. 14) na de zomer voorgehangen zal worden bij beide Kamers. Deze AMvB bevindt zich momenteel in het proces om via de ministerraad voor advies te worden voorgelegd aan de Raad van State. Zonder deze AMvB vindt incorrecte implementatie van artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn plaats. Als de behandeling van het Dienstenwetsvoorstel nog niet is afgerond, ontbreekt de wettelijke grondslag voor die AMvB op het moment van voorhang en zal het debat daaromtrent dus uitgesteld moeten worden totdat de Dienstenwet tot wet is verheven. Niet uitgesloten kan worden, dat tijdige implementatie van artikel 13, vierde lid, van de Dienstenrichtlijn daarmee in gevaar komt.

Ik hoop dat uw Kamer het belang van afronding van de behandeling van dit wetsvoorstel in uw Kamer vóór het zomerreces in het licht van het bovenstaande met mij deelt. Vanzelfsprekend zal ik er alles aan doen om behandeling te bespoedigen.

De minister van Economische Zaken,

Maria J.A. van der Hoeven

Naar boven