31 577
Regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 5 december 2008

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben dit wetsvoorstel met genoegen gelezen. Veel moeilijk plaatsbare mensen kunnen hierdoor nieuwe kansen krijgen. Toch hebben deze leden nog enkele vragen.

Om voor loonkostensubsidie in aanmerking te komen moet men minstens een jaar werkloos zijn. Wordt in die periode nagegaan of scholing van betrokkene tot de mogelijkheden behoort?

Na plaatsing met subsidie wordt de werknemer dan nog gevolgd en eventueel begeleid? Uit onderzoek is gebleken dat de mate van succes mede afhangt van de begeleiding.

Hoe blijft het UWV betrokken bij een plaatsing op een participatieplaats via de gemeente, niet alleen financieel maar ook met betrekking tot scholing en begeleiding?

De leden van de VVD-fractie hebben met zeer gemengde gevoelens kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De staatssecretaris stelt voor om naast de miljarden die al aan reïntegratiegelden worden uitgegeven om wederom een bedrag van 236 miljoen euro te investeren aan reïntegratieinstrumenten in de vorm van participatieplaatsen en loonkostensubsidies.

Inmiddels zijn er een aantal onderzoeken en rapporten geweest waaruit blijkt dat de gelden die voor reïntegratie bestemd zijn maar voor een derde tot de gewenste effecten leidt. Waarom heeft de staatssecretaris er niet voor gekozen om eerst precies uit te zoeken waarom het merendeel van deze gelden blijken te zijn weggegooid, om vervolgens alleen die reïntegratieinstrumenten te handhaven die wel effect sorteren?

Waarom denkt de staatssecretaris dat een loonkostensubsidie wel een steun in de rug is van de werkgever om hem over de streep te trekken, nu blijkt dat bijvoorbeeld de no-risk polis en de bestaande premiekortingen nauwelijks effect hebben gesorteerd?

In feite ontstaan er nu twee regimes. Een premiekorting voor 50+ en een loonkostensubsidie voor 50-. De staatssecretaris stelt dat voor ouderen de premiekorting een goed instrument is in plaats van loonsubsidie, omdat loonkosten vaak hoog zijn in relatie tot de vermeende lagere productiviteit. Waarom, vragen de leden van de VVD-fractie? Doel is toch de loonkosten te verlagen? Dat kan via een premiekorting danwel via een loonkostensubsidie. Bovendien blijkt ook dat ouderen vaak bereid zijn met een (aanzienlijk) lager loon genoegen te nemen. Desondanks vinden zij geen baan. Waarom zou een premiekorting dan wel helpen?

Voor de 50- geldt de loonkostensubsidieregeling. Ook hier is vaak sprake van mensen die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben en derhalve ook een verminderde productiviteit. Doel van de subsidie ook hier is de loonkosten te verlagen. Waarom kan een premiekorting niet hetzelfde effect hebben? Kortom kan de staatssecretaris nog eens preciezer uitleggen waarom er twee verschillende regimes gewenst zijn?

De staatssecretaris gaat uit van een duurzame baan indien de betrokkene na een jaar tenminste nog een contract aansluitend voor een half jaar heeft. Kan de staatssecretaris meer duidelijkheid geven op de vraag in hoeverre, bijvoorbeeld bij de ID-WIW banen, de betrokkenen ook na dat halve jaar nog dezelfde of een andere baan hadden/hebben. In hoeverre is er geen sprake geweest van «draaideurbanen»?

In hoeverre is het te verwachten dat een werkgever na het verkrijgen van de loonsubsidie wel bereid is de betrokkene nog een half jaar in dienst te houden maar daarna toch het dienstverband beëindigt?

Over dit wetsvoorstel hebben de leden van de fractie van de PvdA de volgende vragen. Uit de context van de memorie van toelichting bij het wetsontwerp maken deze leden op dat het budgettaire kader van de wet (gedeeltelijk?) beperkt is tot 2013? Met name de tabel op pagina 15 spreekt voor het UWV-domein over een bijdrage van 0 in het jaar 2013. Kan daaruit de conclusie getrokken worden dat voor dit deel de toepassing van de wet na 2012 komt te vervallen? Of wordt daarvoor op andere wijze een voorziening getroffen? Is denkbaar dat na 2012 een nieuw budgettair kader met aanvullende middelen ter beschikking komt?

De leden van de fractie van GroenLinks zijn verheugd dat de regering met dit voorstel kiest voor één regeling voor verschillende doelgroepen. Het is een logische keuze, omdat de doelstelling, reïntegratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, overeenkomt. Één wet die de versnipperde regelingen vervangt, kan de flexibiliteit bevorderen. Deze wet komt daarmee tegemoet aan de roep vanuit het veld om ontschotting van het beleid. In het wetsvoorstel zelf zijn echter weer enkele belemmeringen ingebouwd die de nodige flexibiliteit en maatwerk voor uitvoeringsinstanties beperken. De leden wijzen op de beperking in de termijn, de voorwaarde dat de loonkostensubsidie maar eenmalig aan een persoon mag worden toegekend, de wachttermijn van zes maanden voor toekenning van een scholingsbudget. Kan de regering toelichten waarom al deze regels nodig zijn? Is de regering niet bevreesd dat hierdoor de nodige flexibiliteit teniet wordt gedaan, waardoor toch niet de voorziening kan worden aangeboden die tot optimale reïntegratiekansen leidt? Vanwaar deze greep vanuit de regering? Zou er niet meer vertrouwen aan de uitvoeringsinstanties kunnen worden gegeven dat ze de regelingen optimaal zullen benutten?

Eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid voor degenen die met een reïntegratietraject gaan starten is cruciaal voor de slagingskans van het traject, zo menen de leden van GroenLinks. Is de regering het met hen eens? Hoe kijkt de regering aan tegen een persoonsgebonden budget, dat mensen onder begeleiding van een uitvoeringsinstantie kunnen inzetten voor een traject dat het beste aansluit bij hun mogelijkheden en wensen?

Minister Donner sprak de verwachting uit dat ongeveer 50% van de reïntegratiedoelgroep zal uitstromen naar regulier werk. Kan de regering toelichten waarop deze verwachting is gebaseerd?

Wat zijn de precieze criteria voor de selectie van kandidaten voor loonkostensubsidie? Gelet op de duur van het traject, een jaar, zullen mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt waarschijnlijk niet aan bod komen. Hoe ziet de regering dat? Welke mogelijkheden ziet de regering voor de groep die meer begeleiding nodig heeft?

Participatie is ook van cruciaal belang voor mensen die geen arbeidsmarktperspectief hebben. Is de regering het met deze leden eens, en op welke wijze gaat ze voorzien in het vergroten van hun participatiemogelijkheden?

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel stimulering arbeidsparticipatie. Daarbij hebben deze leden op voorhand één vraag over de loonkostensubsidie. Kan de regering kort in een overzicht de ervaringen met eerdere en andere loonkostensubsidies op een rijtje zetten? Deze leden willen graag weten hoe groot de maximaal potentiële en beoogde doelgroep per loonkostensubsidie was en is en hoeveel mensen met deze regelingen daadwerkelijk zijn bereikt.

De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel de volgende vragen.

Eén van de conclusies van het rapport «Werk is overal, maar niet voor iedereen; Aan de slag met effectiever arbeidsmarktbeleid» van het Nicis Institute van november 2008, luidt dat het actief bevorderen van de uitstroom naar reguliere arbeid via reïntegratiebeleid nauwelijks bijdraagt aan het verminderen van het aantal uitkeringsgerechtigden. Kennen de minister en de staatssecretaris het onderzoek waarop deze conclusie is gebaseerd? Delen zij deze conclusie?

De FNV heeft bij brief d.d. 24 september 2008 aan de Tweede Kamer ten aanzien van het deel van het wetsvoorstel waarin participatieplaatsen in het UWV-domein wordt voorzien, een drietal bezwaren van verschillende aard geuit. De leden van deze fracties zijn benieuwd naar de reactie van de minister en de staatssecretaris. Kunnen zij gemotiveerd op deze bezwaren ingaan?

De leden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), voorzitter, Leijnse (PvdA), Franken (CDA), vice-voorzitter, Thissen (GroenLinks), Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven