31 552
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege door de Minister van Justitie

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

8 september 2009

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Minister van Justitie de bevoegdheid te verlenen de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te beëindigen ten aanzien van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Na artikel 38l van het Wetboek van Strafrecht wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38la

1. Onze Minister kan de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege beëindigen ten aanzien van de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

2. Toepassing van het eerste lid kan slechts geschieden ten aanzien van een vreemdeling voor wie door Onze Minister een passende voorziening in het land van herkomst is geregeld, gericht op in ieder geval vermindering van de stoornis en het daarmee samenhangende recidivegevaar en die daadwerkelijk uit Nederland is uitgezet.

3. Aan de beëindiging wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling niet naar Nederland terugkeert.

4. Indien Onze Minister het voornemen heeft om toepassing te geven aan het bepaalde in het eerste lid, stelt hij de veroordeelde van dit voornemen in kennis. Onze Minister kan over het voornemen tot toepassing van het eerste lid advies vragen aan het openbaar ministerie. In dat geval wordt het advies gevoegd bij de kennisgeving van het voornemen aan de veroordeelde.

5. De veroordeelde kan binnen veertien dagen na ontvangst van de kennisgeving tegen het voornemen van Onze Minister een bezwaarschrift indienen bij het gerecht, dat in hoogste feitelijke instantie de tot vrijheidsbeneming strekkende sanctie heeft opgelegd. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van een tijdig ingediend bezwaarschrift onderzoekt het gerecht of Onze Minister bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing kan komen. De veroordeelde wordt bij het onderzoek gehoord, althans opgeroepen. Indien niet blijkt dat de veroordeelde reeds een raadsman heeft, geeft de voorzitter aan het bureau rechtsbijstandvoorziening last tot toevoeging van een raadsman. De artikelen 21 tot en met 25 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Van zijn beslissing stelt het gerecht Onze Minister en de veroordeelde schriftelijk in kennis.

6. De terbeschikkingstelling herleeft, indien de vreemdeling de voorwaarde, bedoeld in het derde lid, niet naleeft. In dat geval kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege geven. De termijn van de terbeschikkingstelling begint te lopen op het tijdstip waarop de vreemdeling is aangehouden. Indien tussen de datum van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen, is artikel 37, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

7. De terbeschikkingstelling die op grond van het zesde lid is herleefd, eindigt van rechtswege, indien de officier van justitie een vordering als bedoeld in het zesde lid heeft ingediend en de rechter deze heeft afgewezen.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 509i wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 38, eerste lid,» ingevoegd: of artikel 38la, derde lid,; en wordt «of 38k» vervangen door: , 38k of 38la, zesde lid,.

2. In het derde lid wordt na «artikel 38k,» ingevoegd: de vordering op de voet van artikel 38la, zesde lid,.

3. In het vierde lid wordt «terbeschikkinggestelde» vervangen door: ter beschikking gestelde.

B

In de titel van het Vierde Boek, Titel IIB, Tweede Afdeling wordt «of 38k» vervangen door: , 38k of 38la, zesde lid,.

C

Artikel 509j wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Het openbaar ministerie geeft toepassing aan artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht en dient een daartoe strekkende, met redenen omklede, vordering in.

2. Aan het einde van het zevende lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd, luidende: Oproeping van de reclasseringsmedewerker kan achterwege blijven, indien de vordering is gegrond op artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

3. Een achtste lid wordt toegevoegd, luidende:

8. Indien het openbaar ministerie een vordering doet tot toepassing van artikel 38la, is artikel 509q van overeenkomstige toepassing.

D

In artikel 509k, eerste lid, wordt «dan wel artikel 38k» vervangen door: artikel 38k, dan wel artikel 38la, zesde lid,.

E

In artikel 509m, derde lid, wordt «of 38k» vervangen door: , 38k of 38la,.

F

In artikel 509n, eerste lid, vervallen de woorden «dan wel» en wordt na «last tot hervatting van de verpleging,» ingevoegd: dan wel de verpleging van overheidswege op grond van artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt hervat,.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven