A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Minister
van Justitie de bevoegdheid te verlenen de maatregel van terbeschikkingstelling
met bevel tot verpleging van overheidswege te beëindigen ten aanzien
van vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Na artikel 38l van het Wetboek van Strafrecht wordt een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 38la
1. Onze Minister kan de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging
van overheidswege beëindigen ten aanzien van de vreemdeling die geen
rechtmatig verblijf heeft in Nederland in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet
2000.
2. Toepassing van het eerste lid kan slechts geschieden ten aanzien
van een vreemdeling voor wie door Onze Minister een passende voorziening in
het land van herkomst is geregeld, gericht op in ieder geval vermindering
van de stoornis en het daarmee samenhangende recidivegevaar en die daadwerkelijk
uit Nederland is uitgezet.
3. Aan de beëindiging wordt de voorwaarde verbonden dat de vreemdeling
niet naar Nederland terugkeert.
4. Indien Onze Minister het voornemen heeft om toepassing te geven
aan het bepaalde in het eerste lid, stelt hij de veroordeelde van dit voornemen
in kennis. Onze Minister kan over het voornemen tot toepassing van het eerste
lid advies vragen aan het openbaar ministerie. In dat geval wordt
het advies gevoegd bij de kennisgeving van het voornemen aan de veroordeelde.
5. De veroordeelde kan binnen veertien dagen na ontvangst van de
kennisgeving tegen het voornemen van Onze Minister een bezwaarschrift indienen
bij het gerecht, dat in hoogste feitelijke instantie de tot vrijheidsbeneming
strekkende sanctie heeft opgelegd. Zo spoedig mogelijk na ontvangst van een
tijdig ingediend bezwaarschrift onderzoekt het gerecht of Onze Minister bij
afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot de voorgenomen beslissing
kan komen. De veroordeelde wordt bij het onderzoek gehoord, althans opgeroepen.
Indien niet blijkt dat de veroordeelde reeds een raadsman heeft, geeft de
voorzitter aan het bureau rechtsbijstandvoorziening last tot toevoeging van
een raadsman. De artikelen 21 tot en met 25 van het Wetboek van Strafvordering
zijn van overeenkomstige toepassing. Van zijn beslissing stelt het gerecht
Onze Minister en de veroordeelde schriftelijk in kennis.
6. De terbeschikkingstelling herleeft, indien de vreemdeling de voorwaarde,
bedoeld in het derde lid, niet naleeft. In dat geval kan de rechter, op vordering
van het openbaar ministerie, een last tot hervatting van de verpleging van
overheidswege geven. De termijn van de terbeschikkingstelling begint te lopen
op het tijdstip waarop de vreemdeling is aangehouden. Indien tussen de datum
van uitzetting van de veroordeelde en de datum van indiening van de vordering
door het openbaar ministerie een periode van drie jaar of meer is gelegen,
is artikel 37, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.
7. De terbeschikkingstelling die op grond van het zesde lid is herleefd,
eindigt van rechtswege, indien de officier van justitie een vordering als
bedoeld in het zesde lid heeft ingediend en de rechter deze heeft afgewezen.
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 509i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 38, eerste lid,»
ingevoegd: of artikel 38la, derde lid,; en wordt «of 38k»
vervangen door: , 38k of 38la, zesde lid,.
2. In het derde lid wordt na «artikel 38k,» ingevoegd:
de vordering op de voet van artikel 38la, zesde lid,.
3. In het vierde lid wordt «terbeschikkinggestelde» vervangen
door: ter beschikking gestelde.
B
In de titel van het Vierde Boek, Titel IIB, Tweede Afdeling wordt «of 38k»
vervangen door: , 38k of 38la, zesde lid,.
C
Artikel 509j wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde
tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het openbaar ministerie geeft toepassing aan artikel 38la, zesde
lid, van het Wetboek van Strafrecht en dient een daartoe strekkende, met redenen
omklede, vordering in.
2. Aan het einde van het zevende lid (nieuw) wordt een zin toegevoegd,
luidende: Oproeping van de reclasseringsmedewerker kan achterwege blijven,
indien de vordering is gegrond op artikel 38la, zesde lid, van het Wetboek
van Strafrecht.
3. Een achtste lid wordt toegevoegd, luidende:
8. Indien het openbaar ministerie een vordering doet tot toepassing
van artikel 38la, is artikel 509q van overeenkomstige toepassing.
D
In artikel 509k, eerste lid, wordt «dan wel artikel 38k» vervangen
door: artikel 38k, dan wel artikel 38la, zesde lid,.
E
In artikel 509m, derde lid, wordt «of 38k» vervangen
door: , 38k of 38la,.
F
In artikel 509n, eerste lid, vervallen de woorden «dan wel»
en wordt na «last tot hervatting van de verpleging,» ingevoegd:
dan wel de verpleging van overheidswege op grond van artikel 38la, zesde lid,
van het Wetboek van Strafrecht wordt hervat,.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministers, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan
de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,