31 527
Wijziging van de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden en de Wet op de waterhuishouding (aanwijzing en kwaliteit van zwemwateren)

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 23 juni 2009

1. Algemeen

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag van de Vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie. In deze memorie van antwoord ga ik, mede namens de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, in op de vragen en opmerkingen in het verslag.

2. Voorlichting

De leden van de CDA-fractie vragen met het oog op een betere en snellere voorlichting aan het publiek met betrekking tot het voorstel om dit via internet te doen, of dit voldoende effectief is. Zij merken daarbij op dat vele mensen niet beschikken over internet en vragen zich af of iedereen internet raadpleegt alvorens te gaan recreëren.

Hoewel in het kader van een betere en snellere voorlichting gebruik zal worden gemaakt van het medium internet is dit niet de enige manier waarop het publiek geïnformeerd zal worden. Een belangrijk onderdeel van de betere voorlichting van het publiek is de informatie die tijdens het badseizoen via borden in de onmiddellijke nabijheid van een zwemwaterlocatie beschikbaar moet worden gesteld. Het betreft daarbij informatie over de kwaliteit van het zwemwater, eventuele zwemverboden of negatieve zwemadviezen en de reden daarvoor, een algemene beschrijving van het zwemwater en andere algemene informatie betreffende eventuele verontreiniging van die specifieke zwemwaterlocatie.

Aanvullend hierop zal deze informatie ook via internet worden verspreid met daarnaast nog informatie over onder andere de resultaten van metingen en maatregelen die bij slechte waterkwaliteit worden getroffen.

Op deze manier wordt verzekerd dat het publiek ook op locatie relevante informatie aantreft over de zwemwaterlocatie. Daarnaast bestaat dan nog de mogelijkheid om van tevoren informatie over de bestemming waar men wil gaan zwemmen op internet op te zoeken.

3. Metingen

Ten aanzien van de metingen van de zwemwaterkwaliteit vragen de leden van de CDA-fractie hoe frequent men moet meten om een betrouwbare mediane waarde vast te stellen.

De richtlijn vermeldt hoe de controle van het zwemwater moet worden uitgevoerd. Nederland zal de frequentie van minimaal één meting per maand tijdens het badseizoen en een extra meting voorafgaand aan het badseizoen aanhouden. De richtlijn biedt de mogelijkheid om met een hogere frequentie te meten indien de kwaliteit van het water daar aanleiding toe geeft.

4. Normen

De leden van de CDA-fractie vragen of er ook chemische normen worden aangepast in de nieuwe richtlijn en zo ja, welke parameters.

Voortschrijdend inzicht in de kwaliteit van zwemwater is de reden dat de parameters in de nieuwe zwemwaterrichtlijn worden aangepast ten opzichte van de oude. In 2003 heeft de Europese Commissie samen met het voorstel voor de nieuwe zwemwaterrichtlijn een communicatie gepubliceerd (COM(2002) 581 final – 2002/0254(COD)) waarin de Commissie met betrekking tot de gekozen parameters aangeeft dat uit analyse van de monitoringsuitkomsten van de zwemwaterrichtlijn uit 1976 blijkt dat microbiologische verontreiniging in de meeste gevallen de limiterende factor is tot het behalen van de gewenste zwemwaterkwaliteit. Daarnaast is in 2000 de Kaderrichtlijn Water (KRW) (2000/60/EG) in werking getreden. De KRW verplicht tot een uitgebreid chemisch en biologische monitoringsnetwerk dat veel inzicht geeft in de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Daarom verplicht de nieuwe richtlijn slechts tot het meten van twee microbiologische parameters zonder dat het risico voor de burger wordt vergroot. De chemische normen uit de oude zwemwaterrichtlijn die komen te vervallen zijn de volgende: zuurgraad, olie, oppervlakte actieve stoffen (schuim), fenolen, opgelost zuurstof, ammonia, stikstof, pesticiden, zware metalen, cyanide, nitraat en fosfaat.

5. Negatief zwemadvies

De leden van de CDA-fractie vragen wat een negatief zwemadvies betekent voor het publiek met het oog op gezondheidsschade op de lange termijn bij frequente blootstelling aan verontreinigd zwemwater. Zij vragen in dit verband hoe erop wordt toegezien ter voorkoming van dit ongewenste fenomeen.

De keuze voor een negatief zwemadvies ligt slechts in de rede in situaties waarin zwemmers bloot zouden worden gesteld aan milde gezondheidsklachten. In situaties waarin zich ernstige risico’s voor de gezondheid kunnen voordoen, zal de keuze voor een zwemverbod worden gemaakt. Gedeputeerde staten zijn bevoegd om de inschatting te maken van de ernst van de gezondheidsrisico’s. Hierbij hoort ook een inschatting van de gezondheidsrisico’s op lange termijn.

Een rol bij het voorkomen van dit fenomeen speelt de verbeterde voorlichting. Zoals hiervoor is aangegeven wordt op de locatie melding gedaan van het negatief zwemadvies en bovendien de reden voor dat advies. Indien het zwemwater op een locatie structureel onvoldoende kwaliteit heeft, zal de locatie op termijn niet langer worden aangewezen als zwemwaterlocatie.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Naar boven