C
MEMORIE VAN ANTWOORD
1. Algemeen
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag van
de Vaste Commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen,
Wijken en Integratie. In deze memorie van antwoord ga ik, mede namens de staatssecretaris
van Verkeer en Waterstaat, in op de vragen en opmerkingen in het verslag.
2. Voorlichting
De leden van de CDA-fractie vragen met het oog op een betere en snellere
voorlichting aan het publiek met betrekking tot het voorstel om dit via internet
te doen, of dit voldoende effectief is. Zij merken daarbij op dat vele mensen
niet beschikken over internet en vragen zich af of iedereen internet raadpleegt
alvorens te gaan recreëren.
Hoewel in het kader van een betere en snellere voorlichting gebruik zal
worden gemaakt van het medium internet is dit niet de enige manier waarop
het publiek geïnformeerd zal worden. Een belangrijk onderdeel van de
betere voorlichting van het publiek is de informatie die tijdens het badseizoen
via borden in de onmiddellijke nabijheid van een zwemwaterlocatie beschikbaar
moet worden gesteld. Het betreft daarbij informatie over de kwaliteit van
het zwemwater, eventuele zwemverboden of negatieve zwemadviezen en de reden
daarvoor, een algemene beschrijving van het zwemwater en andere algemene informatie
betreffende eventuele verontreiniging van die specifieke zwemwaterlocatie.
Aanvullend hierop zal deze informatie ook via internet worden verspreid
met daarnaast nog informatie over onder andere de resultaten van metingen
en maatregelen die bij slechte waterkwaliteit worden getroffen.
Op deze manier wordt verzekerd dat het publiek ook op locatie relevante
informatie aantreft over de zwemwaterlocatie. Daarnaast bestaat dan nog de
mogelijkheid om van tevoren informatie over de bestemming waar men wil gaan
zwemmen op internet op te zoeken.
3. Metingen
Ten aanzien van de metingen van de zwemwaterkwaliteit vragen de leden
van de CDA-fractie hoe frequent men moet meten om een betrouwbare mediane
waarde vast te stellen.
De richtlijn vermeldt hoe de controle van het zwemwater moet worden uitgevoerd.
Nederland zal de frequentie van minimaal één meting per maand
tijdens het badseizoen en een extra meting voorafgaand aan het badseizoen
aanhouden. De richtlijn biedt de mogelijkheid om met een hogere frequentie
te meten indien de kwaliteit van het water daar aanleiding toe geeft.
4. Normen
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook chemische normen worden aangepast
in de nieuwe richtlijn en zo ja, welke parameters.
Voortschrijdend inzicht in de kwaliteit van zwemwater is de reden dat
de parameters in de nieuwe zwemwaterrichtlijn worden aangepast ten opzichte
van de oude. In 2003 heeft de Europese Commissie samen met het voorstel voor
de nieuwe zwemwaterrichtlijn een communicatie gepubliceerd (COM(2002) 581
final – 2002/0254(COD)) waarin de Commissie met betrekking tot de gekozen
parameters aangeeft dat uit analyse van de monitoringsuitkomsten van de zwemwaterrichtlijn
uit 1976 blijkt dat microbiologische verontreiniging in de meeste gevallen
de limiterende factor is tot het behalen van de gewenste zwemwaterkwaliteit.
Daarnaast is in 2000 de Kaderrichtlijn Water (KRW) (2000/60/EG) in werking
getreden. De KRW verplicht tot een uitgebreid chemisch en biologische monitoringsnetwerk
dat veel inzicht geeft in de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
Daarom verplicht de nieuwe richtlijn slechts tot het meten van twee microbiologische
parameters zonder dat het risico voor de burger wordt vergroot. De chemische
normen uit de oude zwemwaterrichtlijn die komen te vervallen zijn de volgende:
zuurgraad, olie, oppervlakte actieve stoffen (schuim), fenolen, opgelost zuurstof,
ammonia, stikstof, pesticiden, zware metalen, cyanide, nitraat en fosfaat.
5. Negatief zwemadvies
De leden van de CDA-fractie vragen wat een negatief zwemadvies betekent
voor het publiek met het oog op gezondheidsschade op de lange termijn bij
frequente blootstelling aan verontreinigd zwemwater. Zij vragen in dit verband
hoe erop wordt toegezien ter voorkoming van dit ongewenste fenomeen.
De keuze voor een negatief zwemadvies ligt slechts in de rede in situaties
waarin zwemmers bloot zouden worden gesteld aan milde gezondheidsklachten.
In situaties waarin zich ernstige risico’s voor de gezondheid kunnen
voordoen, zal de keuze voor een zwemverbod worden gemaakt. Gedeputeerde staten
zijn bevoegd om de inschatting te maken van de ernst van de gezondheidsrisico’s.
Hierbij hoort ook een inschatting van de gezondheidsrisico’s op lange
termijn.
Een rol bij het voorkomen van dit fenomeen speelt de verbeterde voorlichting.
Zoals hiervoor is aangegeven wordt op de locatie melding gedaan van het negatief
zwemadvies en bovendien de reden voor dat advies. Indien het zwemwater op
een locatie structureel onvoldoende kwaliteit heeft, zal de locatie op termijn
niet langer worden aangewezen als zwemwaterlocatie.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer