31 514
Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enkele andere wetten in verband met de evaluatie van deze wet, de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en deregulering

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 5 december 2008

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Bij de Algemene Politieke Beschouwingen heeft de woordvoerder van de CDA-fractie steun betuigd aan het streven van het kabinet de arbeidsparticipatie te bevorderen. In dit licht hebben de leden van deze fractie met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Na de ruime advisering en de uitgebreide behandeling in de Tweede Kamer hebben deze leden nog slechts twee vragen.

Het gehele SUWI-proces is mede ingegeven door de gedachte dat groter ook beter betekent. Dit geldt in zekere zin ook voor dit wetsvoorstel. De laatste tijd wordt echter, bijvoorbeeld in het kader van onderwijs en zorg, steeds meer nadruk gelegd op de menselijke maat. Kunnen de minister en staatssecretaris ingaan op de vraag hoe dit nu uitwerkt bij de sociale zekerheid.

Bij het lezen van de stukken lijkt het wel of er geen fusie plaatsvindt maar een overname van het CWI door de UWV. Wordt bijvoorbeeld in de samenstelling van de raad van bestuur rekening gehouden met het feit dat het hier om een echte fusie gaat?

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel.

Op zich vinden de leden van de VVD-fractie het een goede zaak dat alle instanties die zich bezig houden met de uitvoering van uitkeringen en het begeleiden naar werk in één keten gaan samenwerken. Echter, de voorgestelde samenwerking beperkt zich in wezen tot de inrichting van één loket, één frontoffice en de opdracht tot samenwerking van gemeenten en UWV/CWI.

Echter betrokkenen houden een eigen backoffice, eigen verantwoordelijkheid, de eigen financiële middelen/budgetten en behouden ook het recht om hun eigen prioriteiten te stellen. Het voordeel van één loket is dat de klant maar éénmaal zijn verhaal hoeft te vertellen, maar het betekent wel dat richting backoffice de hoeveelheid dossieroverdrachten van de ene ketenpartner/afdeling naar de andere, van uitvoerder naar werkcoach, etc. zonder meer zal toenemen en waarschijnlijk leidt dit tot minder doelmatigheid. Alleen al het feit dat er bij UWV/CWI een aparte kernfunctie «klant en service»wordt ingericht impliceert dit. Ook al is er slimme technologie, de volgende ketenpartner of betrokkene zal zich iedere keer het dossier eigen moeten maken. In hoeverre worden de gemeentelijke dossiers hierin meegenomen?

Als de betrokkenen hun eigen prioriteiten stellen en daarop actie ondernemen houden zij dan ook de besluitvorming, uitvoering en contacten onder zich in eigen beheer?

Partijen maken onder meer een jaarplan met prestatie-indicatoren waarin zij vastleggen wat ieder gaat doen en wat zij zullen presteren. Wat gebeurt er als de ketenpartners zich niet aan de afspraken houden?

De minister stelt dat terughoudendheid zijnerzijds gewenst is en dat hij alleen in zal grijpen bij «verwaarlozing van de taken». Maar wie kan dan wie aanspreken of, belangrijker nog, afrekenen op nakoming van de afspraken?

Wat gebeurt er als een partij zich niet houdt aan de afspraak bepaalde taken te verrichten ten aanzien waarvan de andere partij budgetverantwoordelijkheid heeft c.q. de verantwoordelijkheid voor de financiering?

Voorbeeld: stel dat het UWV toezegt voor de reïntegratie voor bijstandsgerechtigden te zorgen, maar daar niet aan toe komt vanwege andere taken. Dat betekent wel dat de bijstandsgerechtigden ten laste blijven komen van gemeentebudget en dit zal ongetwijfeld niet ten goede komen aan de samenwerking. Heeft de ander dan «sanctie»-mogelijkheden?

Artikel 9 en 10 geven de minister de mogelijkheid nadere regels te stellen. Ook hier wil hij terughoudend mee om gaan, maar dan rijst de vraag «hoe erg moet het gesteld zijn met het gebrek aan samenwerking»voordat er ingegrepen wordt?

Anderzijds is samenwerking ondanks goede bedoelingen niet altijd effectief te realiseren. Een voorbeeld uit het recente verleden is de Wet op de Jeugdzorg waarbij vele gescheiden financieringsstromen en verantwoordelijkheden bleven bestaan. Het gevolg was dat bijvoorbeeld verhoging van het budget bij de ene instantie/hulpverlener alleen maar tot gevolg had dat de cliënt in de wachtrij kwam te staan bij de volgende hulpverlener die vanuit een andere stroom/departement gefinancierd werd.

Met andere woorden soms worden problemen over de schutting geworpen maar soms zijn zaken aan de andere kant van de schutting zo anders geregeld of gefinancierd dat de problemen niet opgepakt kunnen worden. Er is dan niet zozeer sprake van afwentelingsgedrag als wel gebrek niet op elkaar aansluitende regelgeving, instrumenten, processen of financiering.

Naar de mening van de leden van de VVD-fractie wordt de doelmatigheid, maar ook klantvriendelijkheid alleen verhoogd indien er een financiële ontschotting plaatsvindt tussen de verschillende voorzieningen en er één duidelijke partij is die uiteindelijk de beslissing neemt en de verantwoordelijkheid draagt.

De minister stelt dat een dergelijke opzet een «verdere doordenking» zijnerzijds vergt. Ware het niet beter geweest deze «doordenking» eerst uit te voeren alvorens dit wetsvoorstel in te dienen? Wat is de reden om dit wetsvoorstel toch in te dienen?

Het is goed dat de nieuwe organisatie zich veel meer gaat richten op de vraagkant vanuit werkgeverszijde en een betere dienstverlening aan hen. Zij moeten immers voor het werk zorgen.

De daadwerkelijk geslaagde bemiddeling vanuit het CWI heeft in het verleden slechts enkele procenten bedragen, zeker naar het MKB toe. Deze klagen over het aanbod van werkzoekenden van het CWI en het wendt zich liever tot de uitzendbureaus. Dit ondanks dat er ook nu al regionale platforms bestaan met vertegenwoordigers van MKB en VNO. Hoe zal de nieuwe organisatie erin slagen om een betere prestatie te verrichten? Ontstaat er niet erg veel bestuurlijke drukte?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Ten tijde van de behandeling van dit voorstel in de tweede Kamer was de regering nog in discussie met gemeenten over de sluiting van CWI-locaties. Wat heeft deze discussie inmiddels opgeleverd?

De leden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), voorzitter, Leijnse (PvdA), Franken (CDA), vice-voorzitter, Thissen (GroenLinks), Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven