31 436
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met het verbeteren en versterken van de vaststelling van de identiteit van verdachten, veroordeelden en getuigen (Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 3 februari 2009

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het principe en de doelstellingen van dit wetsvoorstel. Het is goed dat er instrumenten worden ontwikkeld en in gebruik genomen om de identiteit van veroordeelden en verdachten deugdelijk vast te kunnen stellen en identiteitsfraude in de strafrechtsketen tegen te gaan. Dat daarbij gebruik wordt gemaakt van vooraanstaande technologische toepassingen ligt voor de hand. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie alsmede de leden van de CU-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel dat beoogt het voorkomen van identiteitsfraude in het algemeen en binnen de strafrechtsketen in het bijzonder. Naar aanleiding van de stukken betreffende dit voorstel leggen deze leden de minister enkele vragen voor.

Tenslotte hebben de leden van de fractie van GroenLinks een vraag gesteld, waar de leden van de fracties van de VVD en D66 zich bij hebben aangesloten.

Bescherming persoonsgegevens

De Raad van State heeft geadviseerd om in de wet zelf de instelling van de strafrechtsketendatabank te regelen en te bepalen welke persoonsgegevens daarin worden opgenomen, welke persoonsgegevens door wie verwerkt of verder verwerkt mogen worden en hoe de beveiliging wordt gewaarborgd. De minister heeft daarop geantwoord dat hij dit in een algemene maatregel van bestuur wil regelen. Hij vindt dat artikel 27b, vierde lid Sv van het wetsvoorstel een voldoende afbakening biedt van de gegevens waar het om gaat. Bovendien biedt de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) volgens hem voldoende algemene verplichtingen. Artikel 27b lid 4 spreekt van «het strafrechtsketennummer en andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de identiteit van verdachten en veroordeelden en die bij algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen». Het valt volgens de leden van de VVD-fractie te betwijfelen of dit inderdaad een duidelijke afbakening is. Bovendien kent de Wbp allerlei uitzonderingen als het gaat om verwerking van gegevens voor strafrechtelijke doeleinden en stelt extra eisen aan bijzondere gegevens, zoals het gebruik van identificerende nummers. Het argument van de Wbp achten de leden van de VVD-fractie niet erg sterk. Nu het gebruik van de gegevens in de strafrechtsketendatabank in een algemene maatregel van bestuur wordt geregeld in plaats van in een formele wet verzoeken de leden van de VVD-fractie zo’n algemene maatregel van bestuur middels een voorhangprocedure aan de Kamer voor te leggen. Is de minister hiertoe bereid?

De regeling in het wetsvoorstel roept nu verschillende vragen op. Het gebruik van foto’s en vingerafdrukken kunnen conform artikel 55c, vierde lid Sv ook voor andere doeleinden worden verwerkt, te weten de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Dit is nogal ruim en voldoet ook niet aan het vereiste van artikel 6 Wbp dat een doel welbepaald moet zijn. Hoe verhoudt het voorgestelde artikel 55c lid 4 Sv zich nu tot 6 Wbp? Waarom acht de minister de Wbp niet voldoende als het gaat om de verwerking van justitiële en strafvorderlijke gegevens of het burgerservicenurnmer en maakt hij daarvoor aparte wetten, maar wel als het gaat om een strafrechtsketendatabank waarin foto’s en vingerafdrukken worden opgenomen? Kan de minister dat nader toelichten?

De leden van de fracties van SGP en CU stellen de vraag waarom het voorstel van wet wordt aangeduid als «Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen», terwijl vaststaat dat aan getuigen geen strafrechtsketennummer zal worden toegekend. Betekent dit dat ter identiteitsvaststelling en -verificatie eventueel van getuigen wel vingerafdrukken en foto’s kunnen worden genomen?

Het wetsvoorstel schrijft voor dat van een ieder die verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, bij aanhouding steeds foto’s en vingerafdrukken worden genomen. Daarmee wordt de praktijk bij politiekorpsen om van verdachten die in verzekering zijn gesteld voor opsporings- en identificatiedoeleinden foto’s en vingerafdrukken te nemen, hoewel dit alleen maar «in het belang van het onderzoek» geoorloofd is. De minister verwacht dat de bestaande praktijk zich niet – opnieuw – zal uitbreiden. De leden van de fracties van SGP en CU vragen waarop de verwachting is gebaseerd dat audits een dergelijke uitbreiding aan het licht zullen brengen. Staat nu reeds vast welke houding de minister zal innemen indien onverhoopt bedoelde uitbreiding zich zou manifesteren?

Maatschappelijke ontwikkelingen

De leden van de SGP-fractie en de CU-fractie vragen of de minister kan verduidelijken wat zij verstaat onder «autonome ontwikkelingen in de samenleving», die (mede) oorzaak zouden zijn van het feit dat de problematiek van identiteitsvaststelling pas in de laatste jaren grotere aandacht krijgt. Kunnen bedoelde ontwikkelingen meer concreet worden benoemd?

Zij vragen tevens om een verduidelijking van «de achtergrond van het tijdsbeeld», welke (mede) debet zou zijn aan het feit dat op enig moment de praktijk van het nemen van vingerafdrukken in de penitentiaire inrichtingen is afgeschaft. Kan dit «tijdsbeeld» nader worden bepaald?

Overig

Het strafrechtsketennummer (SKN) past binnen de definitie van justitiële gegevens van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Hoe verhoudt onderhavig wetsvoorstel zich tot de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens? Kan de minister dat aan de leden van de VVD-fractie toelichten?

De leden van de GroenLinks-fractie zouden graag een reactie van de minister van Justitie krijgen op de opmerkingen gemaakt door de commissie-Meijers in haar brief van 22 januari 2009.1 De leden van de fracties van VVD en D66 sluiten zich hierbij aan.

De leden van de SGP-fractie en de CU-fractie tonen zich tenslotte (nog) niet overtuigd door de argumenten die door de minister worden aangevoerd voor het standpunt om niet te voorzien in een regeling om de verificatie van de identiteit van jongeren met een Halt-straf door de medewerkers van de Halt-bureaus verplicht te doen met behulp van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs overeenkomstig de systematiek van het wetsvoorstel, zelfs niet wanneer bij het eerste contact met de opsporingsambtenaar geen vingerafdrukken zijn genomen en al is geen identiteitsbewijs getoond. Zij achten dit standpunt te meer onbegrijpelijk omdat bij de uitvoering van een taakstraf de verificatie van de identiteit van de justitiabele op het kantoor van de reclassering of de Raad voor de Kinderbescherming door de minister als onvoldoende wordt aangemerkt. Kan uiteengezet worden waarin de grond voor deze verschillende benadering schuilt?

De leden van de commissie zien de beantwoording door de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Brief CM0901, ter inzage gelegd bij de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder nummer 143188.

Naar boven