31 386
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Wetboek van Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met de strafbaarstelling van het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme, uitbreiding van de mogelijkheden tot ontzetting uit het beroep als bijkomende straf en enkele andere wijzigingen

C
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 20 mei 2009

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het zenden van een brief waarin overwegende bezwaren tegen het in behandeling nemen van het wetsvoorstel in de vorm zoals die voorligt, waarna in een mondeling overleg met de minister van Justitie op 12 mei 2009 in procedurele zin tot de volgende aanpak van de behandeling van het onderhavige wetsvoorstel is gekomen. De commissie is bereid de behandeling van het wetsvoorstel te hervatten en het voorbereidend onderzoek te houden (met name ook ten aanzien van het onderdeel dat ziet op de administratieve kosten), waarna de minister zo spoedig mogelijk zal antwoorden, opdat plenaire behandeling op korte termijn tot een afronding kan komen. Ingevolge de toezegging van de minister om bepalingen in het wetsvoorstel die zien op onderdelen die betrekking hebben op implementatiebepalingen en beroepsverboden niet eerder in werking te laten treden dan nadat de Kamer zich daar op een later moment mee akkoord kan verklaren, zal de inbreng voor een schriftelijke gedachtenwisseling op deze onderdelen plaatsvinden op een later tijdstip.

Gegeven het bovenstaande heeft het voorbereidend onderzoek na hervatting van de behandeling de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben geconstateerd dat er geen onderlinge samenhang is tussen de verschillende onderdelen van dit wetsvoorstel. Eerder is aangegeven dat het ontbreken van een onderlinge samenhang een goede beoordeling van dit wetsvoorstel in de weg staat en beslist niet voldoet aan de principes van wetgevingskwaliteit. Voor dit moment zal slechts ingegaan worden op dat onderdeel van het voorliggende wetsvoorstel dat de doorberekening van administratiekosten voor verkeersboetes betreft. De leden van de VVD-fractie behouden zich het uitdrukkelijke recht voor op de overige onderdelen op een ander moment terug te komen.

De leden van de fractie van de SP hebben voor een deel met instemming en voor een deel met enige verbazing kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het voorstel behelst immers een ratjetoe aan wijzigingen van het wetboek van strafrecht en strafvordering. De meeste voorstellen kunnen op de instemming van deze leden rekenen. Voor dit voorlopige verslag worden enkele vragen met betrekking tot de administratiekosten gesteld.

Ook de leden van de fracties van de SGP en de ChristenUnie hebben enkele vragen met betrekking tot de administratiekosten

Doorberekening administratiekosten boete

Het komt de leden van de VVD-fractie voor dat de bepaling van het onderhavige wetsvoorstel dat ziet op het doorberekenen van administratiekosten bij verkeersboetes, niet zozeer is opgenomen uit principiële overwegingen, maar vooral als een mogelijkheid om de budgettaire ruimte te creëren om bepaalde beleidsprioriteiten van het kabinet te versterken. Wat is de visie van de minister over de doorberekening van kosten van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke sancties in het a!gemeen? En op welke principes is deze visie gebaseerd? Hierbij zijn de leden van de VVD-fractie in het bijzonder benieuwd waarom wel wordt gekozen voor de doorberekening van de administratiekosten van bestuursrechtelijke boetes in het verkeersrecht en van strafrechtelijk opgelegde geldboetes, maar niet voor het doorberekenen van de administratiekosten van andere bestuursrechtelijke boetes, bijvoorbeeld boetes zoals bedoeld in hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Ook vernemen zij in dit verband graag van de minister waarom wel is gekozen voor doorberekening van administratiekosten voor geldboetes, maar niet voor doorberekening van de kosten van andere (hoofd)straffen zoals bedoeld in artikel 9 van het Wetboek van Strafrecht. Hierbij zien zij graag de samenhang tussen onderhavig wetsvoorstel en bijvoorbeeld artikel 35 en artikel 36a Wetboek van Strafrecht betrokken worden.

De voorgestelde wijziging van art. 74, vijfde lid Sr houdt in dat bij of – erger nog – krachtens AMvB voorschriften worden gegeven over de administratiekosten (van de transactie). De leden van de SP-fractie vragen zich af of hier sprake is van een trend, er is immers ook sprake van een voorstel om leges kostendekkend te maken. De vraag hoe je de kosten van de Staat berekent is natuurlijk al niet eenvoudig, maar het heffen van administratiekosten bij boetes ter voorkoming van strafrechtelijke vervolging roept al helemaal de nodige formele vragen op. De Staat stelt een strafbaar feit vast en biedt een transactie aan ter voorkoming van strafvervolging. Wordt er dan een bedrag genoemd inclusief administratiekosten? Dit lijkt niet goed mogelijk, omdat het afhangt van het betaalgedrag van verdachte hoeveel kosten er worden gemaakt. Op welk moment krijgt de verdachte dan te horen wat voorkoming van strafvervolging hem uiteindelijk gaat kosten? Is hier geen sprake van strijd met het vereiste van kenbaarheid van de wet voor de burger? Wat is de grondslag voor het betalen van de kosten van een boete? Denkt de minister er ook over de kosten van andere straffen door te berekenen aan de veroordeelde? Als de bedoeling is de transactiebedragen te verhogen omdat het innen te duur wordt, waarom kiest de minister dan deze oneigenlijke weg? Graag wensen deze leden duidelijkheid hierover.

Met betrekking tot Artikel I, onderdeel C, Artikel II, onderdelen B,C en D, Artikel VI en Artikel VII koesteren de leden van de fracties van SGP en ChristenUnie op voorhand ernstige bedenkingen bij de voorgestelde wijzigingen. Zij zijn allerminst overtuigd door het dekkingsdoel dat aan de motie-Van Geel, Tichelaar en Slob (Kamerstukken TK 2007/2008, 31 200, 16) ter rechtvaardiging van dit onderdeel van het wetsvoorstel ten grondslag is gelegd. Zij achten daarom een deugdelijke zelfstandige motivering tegen de achtergrond van de doorberekening van alle typen opgelegde strafrechtelijke sancties noodzakelijk. Zij vragen in dit verband om een zo compleet mogelijk overzicht van – al dan niet doorberekende – administratiekosten van ieder type strafrechtelijke sanctie afzonderlijk. Zij vragen voorts hoe de regering denkt te voorkomen dat doorberekende administratiekosten door de burger als een extra sanctie wordt ervaren. Tenslotte vragen zij door wie en op welke basis van welke maatstaven (de ontwikkeling van) de hoogte van administratiekosten wordt beheerd.

De leden van de commissie Justitie zien de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven