31 385
Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 10 april 2009

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.

De leden van de PvdA-fractie zijn de staatsecretaris erkentelijk voor de uitvoerige beantwoording van hun vragen in de memorie van antwoord. Zij zien in de memorie van antwoord bevestigd, dat er maatschappelijk behoefte bestaat aan het spoedshalve kunnen optreden tegen advocaten en notarissen, waarvan ernstig wordt vermoed dat zij zich misdragen jegens cliënten dan wel het aanzien van de beroepsgroep in diskrediet brengen en waartegen onverwijld optreden noodzakelijk wordt geacht.

Eén onderwerp echter achtten zij onvoldoende in de memorie van antwoord beantwoord. Het gaat dan om de mogelijkheid om schadevergoeding uit te keren aan die advocaat of notaris, die spoedshalve is geschorst of een andere tuchtmaatregel heeft opgelegd gekregen, en waarvan achteraf moet worden geconcludeerd, dat dit ten onrechte is geschied dan wel het ernstig vermoeden niet hard te maken bleek.

Alle partijen hebben hierover vragen gesteld, ongetwijfeld niet omdat er voor dit wetsvoorstel als geheel geen draagvlak zou zijn, maar omdat een schadevergoedingsregeling voor een ten onrechte opgelegde tuchtmaatregel een logisch en te rechtvaardigen sluitstuk zou zijn in deze wet.

In de memorie van antwoord stelt de staatssecretaris dat de mogelijkheid bestaat dat achteraf moet worden geconcludeerd, dat de maatregel niet had moeten worden opgelegd. Zij ontkent evenwel dat dit altijd tot een aansprakelijkheid voor geleden schade zou moeten leiden. Alleen indien er sprake is of is geweest van onrechtmatig handelen (veronachtzaming van fundamentele rechtsbeginselen, bewust onjuiste klacht, etc.) meent zij dat er voldoende reden is om een civiele onrechtmatige daadprocedure aan te vangen. Wil de staatssecretaris met deze opmerking impliceren, dat bij onopzettelijke vergissingen er geen wettelijke aansprakelijkheid zou kunnen zijn voor geleden schade?

Hoe groot schat zij de kans, dat een zeer ernstig lijkende gedraging (de 1

notaris lijkt de chauffeur van Osama Bin Laden te hebben gefaciliteerd) achteraf een canard blijkt (degene aan wie de dienst werd verleend, was een verre neef van de chauffeur met exact dezelfde naam)? Wordt daarmee de spoedmaatregel onrechtmatig? Hoe gaat de notaris dat bewijzen? Als de spoedmaatregel terecht en proportioneel was – hetgeen deze leden veronderstellen –, vervalt dan voor de notaris de mogelijkheid om schadevergoeding te vragen?

Als deze wettelijke aansprakelijkheid voor rechtmatig genomen maatregelen niet zou bestaan, zo vragen deze leden zich af, waarom zijn de deken en ook de leden van de Raad van Discipline dan voor hun handelen in de uitoefening van hun functie WA verzekerd?

Of betekent deze mededeling van de staatssecretaris, dat advocaten aan wie (via de deken en Raad van Discipline) een spoedshalve schorsing wordt opgelegd, wèl achteraf verhaal hebben indien hun schorsing niet in een bodemprocedure wordt bevestigd; en dat notarissen deze mogelijkheid missen?

Hoe wordt dit verschil in mogelijkheden tussen notarissen en advocaten gemotiveerd?

Indien de staatssecretaris niet voornemens is om de voorzitters van de Kamers van Toezicht op een gelijksoortige wijze WA te verzekeren als thans de dekens en leden van de Raden van Discipline verzekerd zijn door de Orde, is er dan toch niet alle reden om terug te komen op de vraag van de leden van de PvdA-fractie of de ringvoorzitters in het notariaat niet een meer gelijksoortige rol zouden moeten gaan vervullen, zoals de dekens in de advocatuur? Of is er geen reden om terug te komen op haar stelling dat een regeling analoog aan de artikelen 89 e.v. Wetboek van Strafvordering, waarnaar de leden van SGP en CU hebben gevraagd, niet in de rede ligt?

Is er tenslotte wellicht aanleiding voor de staatssecretaris om met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) in overleg te treden, hoe met deze problematiek om te gaan? Het voor rekening en risico van de KNB verzekerbaar maken van een ten onrechte opgelegde spoedmaatregel kan immers ook de drempel verlagen om een dergelijke spoedprocedure aan te durven (men loopt minder het risico met een OD-procedure belaagd te worden). De KNB stelt zich volledig achter het creëren van een spoedshalve voorlopige voorziening-procedure, de drempelverlaging lijkt daarom ook in het belang van de KNB.

Indien de staatssecretaris bewust zou hebben gekozen om notarissen anders te behandelen dan advocaten, heeft de staatssecretaris dan bij haar beslissing om géén generieke mogelijkheid tot schadevergoeding te creëren, rekening gehouden met het feit, dat juist notarissen extra zullen worden getroffen door een eventuele schorsing omdat het Bureau Financieel Toezicht onmiddellijk zal ingrijpen, indien door de schorsing de deugdelijkheid van de financiële organisatie van de notaris onder druk komt te staan?

Het is de staatssecretaris toch wel bekend, dat advocaten – wellicht niet formeel maar wel materieel – iets langer dan notarissen de dans kunnen ontspringen en zo feitelijk in de gelegenheid zijn om reparatiemaatregelen te treffen?

Is het niet bezwaarlijk, dat de notaris, aan wie ten onrechte een spoedshalve tuchtmaatregel is opgelegd, via een civielrechtelijke OD-procedure bij de rechter een schadevergoeding (van wie?) moet opeisen met alle bewijsmoeilijkheden (zie het voorbeeld zoals hierboven genoemd) en kosten van dien, terwijl een advocaat onder dezelfde omstandigheden kan volstaan om bij de deken een verzekeringsclaim in te dienen?

Deze leden veronderstellen, dat in de algehele Herziening van het Tuchtrecht voor wettelijk geregelde beroepen, welke thans in voorbereiding is, voor alle beroepen de mogelijkheid voor een spoedshalve tuchtrechtvoorziening getroffen zal gaan worden. Is deze veronderstelling juist? Zo nee, waarom niet?

Zo ja, is de staatssecretaris dan bereid om ook in deze wet te bezien, hoe in de wettelijke aansprakelijkheid voor ten onrechte maar niet onrechtmatig opgelegde spoedmaatregelen voorzien gaat worden?

De leden van de commissie Justitie zien de reactie van de staatssecretaris met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven