31 345
Wijziging van de Monumentenwet 1988 in verband met onder meer beperking van de ministeriële adviesplicht bij aanvragen om een monumentenvergunning

E
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPSBELEID1

Vastgesteld 25 november 2008

1. Inleiding

De leden van de fracties van PvdA, SP en ChristenUnie hebben op grote lijnen met instemming kennis genomen van de memorie van antwoord in de schriftelijke procedure voor de behandeling van wetsvoorstel 31 345 in de Eerste Kamer. Weliswaar bleef op onderdelen voldoende stof voor discussie in de plenaire behandeling, maar het deed ons deugd de beantwoording van onze vragen over het betrekken van plaatselijke betrokkenen deels terug te vinden in de toelichting van de ontwerp beleidsregel aanwijzing beschermde monumenten 2009.

Van groot belang was vervolgens voor deze leden het kunnen betrekken van de rapportage «Een goed advies is het halve werk» van de Erfgoedinspectie in deze voorbereidende procedure. De minister schreef in zijn reactie daarop d.d. 7 november 2009 dat hij het percentage van 35% niet op de taak berekende gemeentelijke monumentencommissies te hoog vond. Vervolgens nam de minister vele van de aanbevelingen van de Erfgoedinspectie over. Hoewel wij deze gang van zaken op hoofdlijnen toe juichen hebben de leden van de fracties van PvdA, SP en ChristenUnie toch nog enkele indringende vragen.

2. Verhouding met de WABO

Hoe is naar de inzichten van de minister de exacte aansluiting tussen deze gewijzigde Monumentenwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO)? Is dat nader toe te lichten in het verlengde van de beantwoording door minister Cramer bij de behandeling van de WABO in de Eerste Kamer van vragen van de leden de Boer en Meindertsma?

Zo stelde deze minister van OCW in zijn reactie op het rapport van de Erfgoedinspectie, dat het verplichte advies van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) in een laat stadium van het planvormingsproces komt, terwijl minister Cramer van VROM het bij de WABO behandeling had over voorbescherming.

In punt 5 van de ministeriële reactie stelde de minister, dat vermindering van bureaucratische lasten alleen mogelijk is als er bereidheid is bepaalde procedurele waarborgen los te laten. Kan de minister aangeven wat daarbij de grens diende te zijn als het gaat om het in stand houden van monumenten? Realiseert de minister zich dat de monumentenadvisering en vergunningverlening onderdeel zal gaan uitmaken van de omgevingsvergunning krachtens de WABO? Dat daarbij de lex silencio positivo van kracht zal zijn, hetgeen in houdt dat na een termijn van 8 weken de vergunning van rechtswege verleend zal zijn? Hoe zou naar de inschatting van de minister te voorkomen zijn dat het belang van monumentale en archeologische waarden in die procedure zal gaan ondersneeuwen?

3. Rol RACM

Kan de minister nader toelichten wat zijn ideeën en wensen zijn over de rol en positie van het RACM? Hoe dient naar zijn inzichten de verhouding te zijn tussen de generieke en informele adviespraktijk versus de specifieke, specialistische adviezen bij concrete instandhoudingvragen? Hoe dient de aandacht te worden verdeeld over de verschillende doelgroepen, zoals eigenaren, bedrijven, gemeenten en monumentencommissies? Hoeveel ruimte krijgt het RACM voor het scholen van gemeentelijke monumentencommissies en advisering op aanvraag van gemeenten? Op basis van welke criteria denkt de minister zijn wens in praktijk te brengen om «nee» te verkopen aan gemeenten wanneer advisering door het RACM onvoldoende meerwaarde lijkt te hebben?

De minister stelde in punt 3 van zijn reactie op het rapport van de Erfgoedinspectie dat gemeenten behalve bij monumentencommissies ook elders expertise konden betrekken, zoals bij de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten RACM, de provinciale steunpunten of via de inhuur van adviseurs. Is van bundeling van expertise in de RACM geen voordeel te verwachten qua efficiency en kosten? Is in te schatten tot welke extra kosten voor gemeenten deze wetswijzigingen zullen leiden, inclusief de kwestie van de adequate vergoeding aan commissie leden zoals door de Erfgoedinspectie aanbevolen?

De minister stelt bij ad g van zijn reactie dat integratie van monumentencommissies met welstandscommissies kon leiden tot inhoudelijke en bureaucratische voordelen, maar wees op de mogelijkheid dat de welstandsadvisering wordt afgeschaft. Klopt het bericht dat de ministerraad inmiddels aldus heeft beschikt en dat die bundeling daarmee van tafel is? Is regionale bundeling dan wellicht te prefereren boven functionele bundeling? Hoe dient dit zich naar de mening van de minister te verhouden tot de commotie die is ontstaan over het van boven af bundelen van de WABO-werkzaamheden in de veiligheidsregio’s?

In de pers circuleerden berichten over de controle door de Erfgoedinspectie bij Zeeuwse gemeenten Veere, Middelburg, Sluis, Goes en Schouwen-Duiveland, waarbij de algemene gemeentelijke monumentenzorg onder de loep komt. Dat was inclusief de wijze waarop de monumentenzorg in het beleid is verankerd en of de gemeente over voldoende kennis en mensen beschikt om toe te zien op de naleving van de Monumentenwet. Kan de minister aangeven hoe de komende periode de Erfgoedinspectie deze toeziende taak zal uitvoeren: met welk tempo en intensiteit zal worden toegezien op de gemeentelijke praktijk? Ziet de minister mogelijkheden tot een vervolg toets door de Erfgoedinspectie op «Een Goed Advies is het Halve Werk» over een jaar, opdat de voorgang in de kwaliteit ontwikkeling van gemeentelijke monumentencommissies onder de aandacht blijft?

De leden van de fracties van PvdA, SP en ChristenUnie zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

Dölle

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Dölle (CDA) (voorzitter), Tan (PvdA) (vice-voorzitter), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Essers (CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Goyert (CDA), De Boer (CU), Asscher (VVD), Hillen (CDA), Laurier (GL), Hermans (VVD), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven