31 320
Regels omtrent energie-efficiëntie (Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie)

31 374
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt

I
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 2 januari 2009

Inleiding

De leden van de fracties van PvdA, GroenLinks, D66 en SGP mede namens de leden van de fractie van de ChristenUnie en het CDA wensen de regering met betrekking tot beide wetsvoorstellen nog enkele nadere vragen te stellen.

De leden van de SP-fractie danken de regering voor haar nadere memorie van antwoord. Naar aanleiding daarvan hebben zij nog een aantal vragen.

Graag ontvangen deze leden de antwoorden van de regering uiterlijk donderdag 15 januari 2009 met het oog op de plenaire behandeling van beide wetsvoorstellen op 10 februari 2009.

Tariefstijging

Graag vernemen de leden van de fracties PvdA, GroenLinks, D66 en SGP mede namens de leden van de fractie van de ChristenUnie en het CDA het commentaar van de regering op de stelling dat naast appartementseigenaren met een lift in hun complex, ook eigenwoningbezitters met stadsverwarming of een warmtepomp te maken krijgen met een tariefstijging bij invoering van het capaciteitstarief. Is de regering met deze leden van mening dat een dergelijke ontwikkeling onwenselijk is – juist omdat het hier energiebesparende middelen betreft?

Kan de regering in haar antwoord tevens ingaan op een door Vereniging Eigen Huis gesuggereerde oplossing, dat ook bewoners van woningen met energiebesparende installaties als stadsverwarming en warmtepompen moeten worden beschermd tegen onbedoelde en onwenselijke kostenstijging door het capaciteitstarief, in het bijzonder door het hogere capaciteitstarief pas in rekening te brengen bij aansluitingen zwaarder dan 3 x 80 Ampère.

Invoering van het capaciteitstarief

Tevens wijzen deze leden erop dat het capaciteitstarief per 1 januari 2009 op initiatief van de netbeheerders door de Nederlandse Mededingingsautoriteit is vastgesteld in een gewijzigde tariefcode, terwijl de Eerste Kamer het wetsvoorstel «Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie» nog niet heeft goedgekeurd. Daarmee wordt vooruitgelopen op een formele wet. Deze leden verwijzen hier dan ook mede naar de brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan de minister-president, d.d. 30 september 2008 Kamerstuknr. 31 700 VI, A) over het door de regering vooruitgrijpen op nog niet aanvaarde wetgeving. Heeft de Minister in het verleden toezeggingen gedaan over de maximale stijging van de tarieven aan de nu klagende groepen mensen? Zo ja , is ze bereid en in staat deze na te komen of wordt dat onmogelijk als deze wetten worden aangenomen?

Analyses van kosten en baten

De leden van de SP-fractie hebben nog enkele nadere vragen over de analyses van kosten en baten bij de wetsvoorstellen. Zij verzoeken de regering om bij de beantwoording de onderstaande nummering aan te houden. Informatie die reeds verstrekt werd in de memorie van antwoord en de nadere memorie van antwoord behoeft niet te worden herhaald.

1. Zijn de baten en lasten van het wetsvoorstel een belangrijk punt van overweging voor de regering?

2. Stel dat het bij de kosten- en batenanalyses waar de regering gebruik van maakt allemaal zou gaan om «harde» cijfers. Bij welk verliesgevend bedrag (negatieve netto contante waarde) acht zij het project – dat wil zeggen de landelijke invoering van «op afstand uitleesbare meters» – dan onaanvaardbaar?

3. Staat de regering in voor de betrouwbaarheid en gedegenheid van het betreffende KEMA-rapport uit 2005?

4. Staat de regering in voor de betrouwbaarheid en gedegenheid van het betreffende Senternovem-rapport uit 2005?

5. Staat de regering in voor de betrouwbaarheid en gedegenheid van het betreffende Accenture-rapport uit 2005?

6. Staat de regering in voor de betrouwbaarheid en gedegenheid van het betreffende rapport van Frontier Economics uit 2008?

7. Samengevat zijn tenminste de rapportages in omloop die zijn aangegeven in onderstaande tabel (kolom 1) die ieder van uiteenlopende veronderstellingen en reikwijdte uitgaan en die ieder verschillende discontopercentages hanteren (kolom 2) alsmede een verschillende tijdshorizon/looptijd (kolom 3) en daarbij op diverse netto contante waardes (NCW) uitkomen (kolom 4). Voorzover de gegevens in onderstaande tabel correctie behoeven, wordt de regering verzocht deze aan te brengen. Ook wordt verzocht de ontbrekende gegevens in te vullen, voorzover beschikbaar.

Rapportdiscontolooptijdnetto contante waarde
   pessimistischgemiddeldoptimistisch
KEMA (2005)7%50 jaar € 1,3 mrd 
idem, excl. e&c *id.id. – € 0,8 mrd 
Accenture (2005)10%30 jaar  € 0,8 mrd
Frontier Economics (2008)5,5%17 jaar– € 0,9 mrd– € 0,0 mrd€ 0,8 mrd
KEMA (2008)5,4%20 jaar – € 0,4 mrd 
idem, «real-time»id. id. – € 1,7 mrd 

* exclusief het «niet harde» energiebesparingseffect (gem. € 0,3 mrd) en concurrentie-effect (gem. € 1,75 mrd)

In het bijzonder willen de leden van de SP-fractie graag weten wat in KEMA (2005) de totale NCW is (in miljarden euro’s) van het pessimistisch en optimistisch scenario (c.q. de geschatte negatieve en positieve onzekerheden).

8. Het rapport KEMA (2005) lijkt centraal te staan in de kosten- en batenoverwegingen van de minister. Het tornadodiagram op blz. 32 van dit rapport geeft een beknopt overzicht van de diverse onzekerheidsmarges.

8.1. Kan de regering voor ieder van de categorieën nummers 9, 10, 18 en 19 uit Bijlage E1 aangeven of de kosten of baten gebaseerd zijn op vooronderstellingen dan wel op gedegen empirisch onderzoek?

8.2. Indien en voor zover ze gebaseerd zijn op vooronderstellingen, welke waarde moet hier dan aan worden gehecht? Dat wil zeggen, anders dan de overtuiging van een of meerdere experts – die overtuigingen willen de leden van de SP-fractie niet bagatelliseren; deze komen echter een andere waarde toe dan empirisch onderzoek. Deze kwestie speelt te meer omdat in het rapport KEMA (2008) experts van hetzelfde instituut andere vooronderstellingen gebruiken.

8.3. Zijn er nog andere categorieën dan de onder 8.1 genoemde die voornamelijk gebaseerd zijn op vooronderstellingen?

De vragen 9–13 betreffen de discontovoet en de tijdshorizon die in de diverse onderzoeken werd gehanteerd.

9. Kema (2005) hanteert een discontovoet van 7% over 50 jaar.

9.1.

  Wat is het effect op de NCW (netto contante waarde) van 1%-punt variatie van de discontovoet?

9.2.

  Na hoeveel jaar is in dit onderzoek de NCW gelijk aan nul (bij een discontovoet van 7%)? (Deze vraag werd reeds in het nader voorlopig verslag gesteld, doch bleef onbeantwoord.)

10. Accenture (2005) hanteert een discontovoet van 10% over 30 jaar.

10.1.

  Wat is het effect op de NCW van 1%-punt variatie van de discontovoet?

10.2.

  Na hoeveel jaar is in dit onderzoek de NCW gelijk aan nul (bij een discontovoet van 10%)? (Deze vraag werd reeds in het nader voorlopig verslag gesteld, doch bleef onbeantwoord.)

11. Frontier Economics (2008) hanteert een discontovoet van 5,5% over 17 jaar.

11.1.

  Wat is het effect op de NCW van 1%-punt variatie van de discontovoet?

11.2.

  Zoals aangegeven in de nadere memorie van antwoord wordt de NCW na 12 jaar positief. Betreft dit het optimistische of het pessimistische scenario? Na hoeveel jaar is de NCW gelijk aan nul in het andere scenario (bij een discontovoet van 5,5%)?

12. Wat is het oordeel van de regering over de sterk uiteenlopende discontovoeten uit de in de voorgaande drie vragen genoemde rapportages, mede omdat ze niet in verband lijken te staan met de tijdshorizon?

13. In bijlage 2 van de nadere memorie van antwoord worden de onderzoeken van KEMA (2005) en Frontier (2008) «enigzins «kort door de bocht»» gecombineerd, met name door de tijdshorizon van Frontier met een factor 50/17 te vermenigvuldigen. Dit lijkt slechts aanvaardbaar indien de investeringskosten en de opbrengsten over de 17-jaarsperiode en de 50-jaarsperiode ongeveer hetzelfde patroon vertonen; én indien de genoemde patronen weinig gevoelig zijn voor variatie in de discontovoet. In hoeverre is een en ander het geval?

14. Over het rapport van KEMA (2008) stelt de nadere memorie van antwoord dat dit «naar hun uitkomsten ... volstrekt onvergelijkbaar» is met KEMA (2005). Inderdaad heeft het rapport uit 2008 sterk negatievere uitkomsten (lagere NCW) dan het rapport uit 2005 omdat er andere aannames in verwerkt zijn en omdat de discontovoet (5,4%) en de tijdshorizon anders is (20 jaar). Maar dit zou de regering dan toch juist alert moeten maken op het belang van variatie van de veronderstellingen en de andere parameters?

15. Op blz. 19 van KEMA (2005) wordt gesteld: «Veel parameters die in deze studie zijn gebruikt, verdienen ieder een eigen vervolgstudie om de waarde van het onzekerheidsgebied goed te bepalen.» Kan de regering een lijstje geven van die categorieën (uit 25) waarvoor dit tot op heden onvoldoende is gebeurd?

Capaciteitstarief

In een brief aan de Tweede Kamer van 8 februari 2007 (28 982, nr. 60) stelt de minister Van Economische Zaken – onder verwijzing naar de onderhavige wetsvoorstellen – dat in de combinatie van het capaciteitstarief en de Energiebelasting, huishoudens er maximaal één euro per maand op achteruit gaan. Doet de regering deze toezegging gestand, zo vragen de leden van de SP-fractie?

Vertrouwende, dat deze vragen volledig en tijdig zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Kneppers-Heynert

De griffier van de commissie,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Broekers-Knol (VVD), Terpstra (CDA), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Kox (SP), Essers (CDA), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Franken (CDA), Thissen (GL), Willems (CDA), Reuten (SP) (vice-voorzitter), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Zuiniger gedrag bewoners (E en G); makkelijker wisselen («switchen») van leverancier leidend tot meer concurrentie en prijsdaling (E en G).

Naar boven