31 317
Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet werk en bijstand in verband met het verstrekken van een uitkering aan mantelzorgers

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT/JEUGD EN GEZIN1

Vastgesteld 5 november 2008

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het voorleggen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de fractie van het CDA steunen de gedachte om een blijk van waardering te geven aan mensen die veel tijd een energie geven aan hun medemens die hulp nodig heeft. Echter, de vormgeving en organisatie van de uitvoering om de uitkering te verstrekken, komt naar de mening van die fractie wat gekunsteld over. Om die reden heeft de CDA-fractie nog enige vragen.

De leden van de SP-fractie vinden het een sympathiek gebaar mantelzorgers te «complimenteren». De leden van deze fractie signaleren dat voor deze regeling alleen mantelzorgers in aanmerking komen die voor de duur van ten minste zes maanden iemand met een indicatie voor extramurale AWBZ-zorg zeer intensief verzorgen. Per zorgvrager wordt hoogstens één maal per jaar en voor één mantelzorger een uitkering verstrekt, vrijgelaten voor de loon- en inkomstenbelasting, à raison van 250 euro’s.

Hoewel zij waardering hebben voor het gebaar, hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen bij het onderhavige wetsvoorstel.

De leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel, maar worden graag nog nader geïnformeerd over de (uitbreiding van de) criteria van het mantelzorgcompliment, de (onder)grens van de hoogte van het mantelzorgcompliment en de verhouding tussen het compliment en de zogenaamde «basisfuncties» voor de invulling van beleid met betrekking tot mantelzorgers. De leden van deze fracties stellen daartoe enkele vragen.

Systematiek

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nog eens duidelijk aan te geven waarom is gekozen voor een wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en niet voor een wijziging van de AWBZ. De opmerking in de memorie van toelichting, dat de mantelzorger onder de Wmo valt en niet onder de ABWZ, komt volgens de leden van deze fractie niet overtuigend over. Immers, de aanvrager is de zorgvrager die de aanvraag doet bij het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Het CIZ neemt bij de indicatie ook de inzet van de mantelzorger mee. De zorgvrager is hier leading.

De Wmo is in uitvoering bij de gemeenten. Artikel 21 Wmo verwijst naar ondersteuning voor mantelzorgers. De leden van de CDA-fractie vragen waarom de gemeenten niet in staat zijn deze regeling uit te voeren. Dat zou naar de mening van deze fractie voor de hand liggen als de mantelzorger centraal staat.

De leden van deze fractie vragen voorts of het CIZ ook aan de gemeente zou kunnen rapporteren, als die de uitvoering zou doen.

Ook vernemen de leden van de CDA fractie graag waarom is gekozen voor de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en welke prijs en kwaliteit doorslaggevend waren. Zij wijzen er in dit verband op dat er sprake was van vier offertes.

Ten slotte vragen de leden van deze fractie hoe de regering denkt de betreffende mantelzorgers en zorgvragers te informeren. Relevant daarbij is dat de Svb pas over de gegevens beschikt als het CIZ die verstrekt.

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten waarom deze wijziging in de Wmo, betreffende alleen mantelzorgers van mensen met een AWBZ-indicatie, nu pas aan de Kamer wordt voorgelegd.

De leden van de fractie van de SP hebben met enige bezorgdheid kennis genomen van het feit dat door de gekozen opzet van onderhavig wetsvoorstel de materiële normstelling nauwelijks plaatsvindt op het niveau van de wet, maar voornamelijk zal geschieden in de uitvoeringsregelgeving. In dit verband verwijzen zij naar het voorgestelde artikel 19a Wmo op grond waarvan bij ministeriële regeling in ieder geval regels worden gesteld met betrekking tot het bedrag van de uitkering, de aanvraag van de uitkering, de criteria die voor de verstrekking van de uitkering worden gesteld en de betaling van de uitkering. Daarnaast kunnen op grond van die bepaling bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van een uitkering. Deze leden vragen de regering toe te lichten waarom voor deze opzet is gekozen.

De voorgestelde wetswijziging zou met terugwerkende kracht de uitvoeringspraktijk in 2007 en 2008 moeten sanctioneren. De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten welke gevolgen het heeft wanneer in de Eerste Kamer besloten wordt niet in te stemmen met onderhavig wetsvoorstel. Zullen al uitgekeerde mantelzorgcomplimenten worden teruggevorderd? En zo niet, hoe worden de reeds gedane uitkeringen gelegitimeerd?

De leden van de SP-fractie vernemen graag of de regering de mening van de leden van deze fractie deelt dat mensen die mantelzorg verlenen aan iemand zonder indicatie, waardoor juist de AWBZ-indicatie voorkomen kan worden, bij uitstek degenen zijn die met een mantelzorgcompliment bereikt zouden moeten worden.

Bij eventuele overheveling van extra taken vanuit de AWBZ naar de Wmo zal naar verwachting van de leden van de SP-fractie de mantelzorg eerder toe dan afnemen. Begrijpen de leden van deze fractie het goed, dat desondanks in die situatie, bij vervallen van de extramurale AWBZ-indicatie, de mantelzorgers (ook nog eens) hun compliment gaan verliezen? Of heeft de regering in een regeling voorzien om deze onwenselijke situatie te voorkomen? De leden van deze fractie ontvangen op dit punt graag een nadere toelichting van de regering.

Door de leden van de SP-fractie wordt opgemerkt dat met dit wetsvoorstel slechts een deel van de mantelzorgers wordt bereikt. Bovendien zijn de uitvoeringskosten, met de indicaties via het CIZ en de bureaus Jeugdzorg, aanzienlijk, terwijl bekend is dat vrijwel alle zorgvragers met een langdurige zorgindicatie als zij thuis verblijven mantelzorg krijgen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten of via een automatische koppeling aan een uitkering aan chronisch zieken en gehandicapten, bijvoorbeeld in de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), niet met minder kosten veel meer mantelzorgers bereikt zouden kunnen worden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie en de leden van de SGP-fractie vernemen graag hoe het mantelzorgcompliment zich verhoudt met de zogenaamde «basisfuncties» voor de invulling van beleid met betrekking tot mantelzorgers. Een van de basisfuncties is immers «financiële ondersteuning». Deze fracties vragen de regering of het mantelzorgcompliment wordt verbonden met deze basisfunctie.

Criteria

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de criteria om in aanmerking te komen voor een mantelzorgcompliment te verruimen. Indien dat het geval is zien zij die voornemens gaarne toegelicht. Indien dat niet het geval is dan vragen de leden van deze fractie de regering een onderbouwing te geven voor het feit dat volgens onderhavig wetsvoorstel maximaal één mantelzorgcompliment per persoon met een extramurale AWBZ-indicatie kan worden uitgekeerd. Juist wanneer meer zorg nodig is en deze door meer mantelzorgers wordt gegeven achten zij een dergelijke regeling niet logisch. Het verdelen van één compliment over meer mantelzorgers lijkt de leden van de SP-fractie, mede gelet op het relatief lage bedrag van de uitkering, al evenmin voor de hand te liggen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie en de leden van de SGP-fractie merken op dat het mantelzorgcompliment is bedoeld voor een groep van circa. 200 000 mantelzorgers. De zorg betreft personen met een CIZ-indicatie (geldig voor minimaal 6 maanden). Toch sluit dit nog bepaalde mantelzorgers uit; bijvoorbeeld mantelzorgers die voor kortere perioden, maar wel gedurende meerdere jaren, zorg verlenen. De leden van deze fracties vragen de regering of het denkbaar is dat de criteria in de toekomst worden uitgebreid.

In de memorie van toelichting wordt gemeld dat, mocht het aantal aanvragen te groot zijn om 250 euro uit te keren, het bedrag naar beneden kan worden bijgesteld. Tegelijkertijd wordt gesteld dat het mantelzorgcompliment wordt uitgekeerd wanneer er sprake is van een aantoonbare besparing op professionele zorg. Hiermee wordt dus een duidelijke financiële grond aangegeven voor het mantelzorgcompliment. Tegelijkertijd kan de overheid het bedrag naar beneden bijstellen. Dit laatste zal door de mantelzorger niet worden begrepen. De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP vragen in dit verband of is overwogen een ondergrens te hanteren voor wat betreft de hoogte van het mantelzorgcompliment.

Overige vragen

De leden van de SP-fractie stellen de regering nog de volgende vragen:

– In het debat met de Tweede Kamer is toegezegd in oktober in een brief de conclusies te melden die de regering trekt uit het rapport van Research voor Beleid (Handelingen II 2007/08108, blz. 7898). De leden van de SP-fractie vernemen graag de stand van zaken met betrekking tot deze brief.

– Voorts vragen de leden van deze fractie welke bekendheid momenteel wordt gegeven aan de nulurenindicatie om ook voor een mantelzorgcompliment in aanmerking te komen.

– De staatssecretaris van VWS heeft in het Tweede Kamerdebat gevraagd twee moties, onder anderen met betrekking tot respijtzorg, aan te houden totdat de brief over de AWBZ-maatregelen, die bij Prinsjesdag werd toegezegd, beschikbaar is (Handelingen II 2007/08, 108, blz. 7900). De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de stand van zaken met betrekking tot die toezegging.

– De leden van de SP-fractie vragen de regering aan te geven hoeveel administratieve lasten/overhead kosten gemoeid zijn met uitvoering van dit wetsvoorstel en hoeveel procent dit is van de uitgekeerde (of uit te keren) mantelzorgcomplimenten.

– De staatsecretaris van VWS gaf eerder aan dat nu eigenlijk al jaarlijks deze wetswijziging wordt geëvalueerd en dat een nieuwe tussenstand in 2010 is voorzien. In 2009 moet het, aldus de staatssecretaris op 4 september jl., echt verbeterd zijn (Handelingen II 2007/08 108, blz. 7899). Kan de regering aangeven aan de hand van welke criteria de resultaten hierop zullen worden beoordeeld en welke streefnormen dan behaald zullen moeten zijn?

De leden van de commissie zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Slagter-Roukema

De griffier van de commissie,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), vice-voorzitter, Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP), voorzitter, Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Boer (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven