O
GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID FRANKEN C.S.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat het wetsvoorstel bewaarplicht telecommunicatiegegevens
ziet op de implementatie van Richtlijn 2006/24/EG,
overwegende, dat door de Eerste Kamer der Staten-Generaal reeds in de
discussie rondom de totstandkoming van Europese regelgeving omtrent de bewaarplicht
telecommunicatiegegevens bezwaren zijn geuit met betrekking tot het nut en
de noodzaak van dergelijke regelgeving,
constaterende, dat de bewaarplicht van met name internetgegevens slechts
in beperkte mate effectief kan zijn, waardoor nut en noodzaak van een implementatiewet –
waartoe de Nederlandse regering verplicht is – in twijfel kunnen worden
getrokken,
overwegende voorts, dat een implementatiewet drie jaar na de inwerkingtreding
daarvan zal worden geëvalueerd, terwijl de aan die wet ten grondslag
liggende Richtlijn vóór september 2010 aan een evaluatie zal
worden onderworpen,
constaterende, dat het niet ondenkbaar is, dat ten gevolge van de laatstgenoemde
evaluatie min of meer ingrijpende wijzigingen in de Richtlijn zullen worden
aangebracht, welke tot een aanmerkelijke verlichting van de inspanningen van
de met de uitvoering van de bewaarplicht belaste ondernemers kunnen leiden,
constaterende, dat wanneer het in de voorgaande alinea bedoelde geval
zich voordoet, de Nederlandse internet-serviceproviders (ISP’s), die
thans tot grote investeringen worden verplicht, korte tijd later zullen bemerken,
dat deze uitgaven, althans voor een belangrijk deel, onnodig zijn geweest,
verzoekt de regering voor wat betreft de implementatie van de verplichtingen
van de Richtlijn voor zover deze betrekking hebben op het bewaren van internetgegevens
overleg te voeren met de in Nederland gevestigde ISP’s teneinde onnodige
kosten – die ongetwijfeld uiteindelijk ten laste van de consument zullen
worden gebracht – te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Franken
Hendrikx
De Vries-Leggedoor
Willems
Essers