31 038
Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met de regulering van bestaand gebruik en enkele andere zaken

I
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 juli 2009

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft in haar commissievergadering van 26 mei 2009 de uitvoering van de motie-Smaling c.s. (31 038 H) aan de orde gesteld.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 9 juni 2009 een brief gestuurd met het verzoek om haar uiterlijk voor het zomerreces van de Eerste Kamer te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie.

De minister heeft op 3 juli 2009 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Den Haag, 9 juni 2009

In de commissievergadering van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Eerste Kamer van 26 mei jl. is nogmaals de uitvoering van de in deze Kamer aanvaarde motie-Smaling c.s. (31 038 H) aan de orde geweest.

In vervolg hierop verzoekt de vaste commissie u haar – zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor het zomerreces van de Eerste Kamer – te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie.

De commissie vraagt u daarbij in het bijzonder aan te geven welke initiatieven vanuit de Rijksoverheid, in casu het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zijn ontplooid ter uitvoering van hetgeen waartoe in de motie is verzocht en dat moet worden gezien als aanvulling op hetgeen door de provincies in dit kader is of nog zal worden ondernomen.

Mochten onverhoopt de initiatieven van Rijksoverheid, waartoe in deze motie is verzocht, niet zijn ontplooid, dan verzoekt de commissie u aan te geven waarom dit niet is gebeurd.

De commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Eerste Kamer der Staten-Generaal ziet uw reactie op bovenstaand verzoek met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

E. Schuurman

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2009

In het debat met uw Kamer over het wetsvoorstel Wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in verband met de regulering van bestaand is de motie Smaling c.s. (EK 2008–2009, 31 038H) aangenomen over een aantal aspecten van Natura 2000. Onderstaand ga ik kort op de vragen en verzoeken van deze motie in. Graag wil ik u ook attenderen op de brief (PDN.2009.56) over Natura 2000 die ik 30 juni jl. naar de Tweede Kamer heb verzonden.

1. Hoe verhoudt het beheerplan zich tot het provinciaal inpassingsplan, om hiermee aan te sluiten bij de huidigeWro-systematiek?

Zoals ik reeds eerder heb aangegeven in de Eerste Kamer, zijn het provinciaal inpassingplan en het Natura 2000-beheerplan twee verschillende instrumenten. Een beheerplan werkt de instandhoudingdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied verder uit in omvang, ruimte en tijd, geeft aan welke maatregelen getroffen moeten worden voor het realiseren van deze natuurdoelstellingen en hoe zich dat verhoudt met het bestaande gebruik. Een inpassingplan maakt de realisatie van bestemmingen mogelijk en ziet op ruimtelijk relevante zaken. Een inpassingplan kan de realisatie van een beheerplan ondersteunen. Zonodig kan een en ander in hetzelfde traject worden vormgegeven.

2. De regering wordt verzocht het proces van opstellen van het beheerplan, geregisseerd door de provincie, te latenondersteunen door objectieve, deskundige procesbegeleiders.

Ik hecht aan een goed proces voor de totstandkoming van de beheerplannen. In een vorig najaar ondertekende gezamenlijke intentieverklaring is afgesproken dat alle relevante partijen in een gebied betrokken worden. Dit is belangrijk voor het draagvlak, het zoeken van de juiste balans tussen ecologie en economie en daarmee ook voortvarend over te kunnen gaan tot uitvoering van het beheerplan en het behouden en verder verbeteren van de natuurwaarden. Het Regiebureau Natura 2000 van de gezamenlijke bevoegde gezagen speelt hier ook een bewakende rol. Goede procesbegeleiding is belangrijk.

Dit hoeft niet altijd door externen te gebeuren. In een aantal lopende processen wordt hier momenteel gebruik van gemaakt. Maar het is aan het bevoegd gezag dat verantwoordelijk is voor het beheerplan om te bezien hoe de procesbegeleiding wordt ingevuld.

3. Verzoek tot één gecombineerd beheerplan te komen voor gebieden waar veel kleine Natura 2000-gebiedjes zijn aangemeld c.q. aangewezen.

Wettelijk is vastgelegd dat er voor elk Natura 2000-gebied een beheerplan wordt opgesteld. In sommige gevallen kan overwogen worden om een koepelbeheerplan op te stellen voor meerdere Natura 2000-gebieden. Dit kan in gevallen waar het gaat om aangrenzende gebieden met een zelfde problematiek, of dicht bij elkaar in de buurt liggende afzonderlijke gebieden die veel overeenkomsten vertonen, of als er eenheid van beheer wordt nagestreefd. Op die manier vindt er afstemming plaats tussen de verschillende Natura 2000-gebieden in een regio. Zo wordt er onder andere gewerkt aan een beheerplan voor de Wieden en Weerribben, een beheerplan voor de Peelgebieden en een beheerplan voor de drie merengebieden in Friesland.

4. Verzoek te streven naar bufferzones rondom de Natura 2000-gebieden waar geen intensivering van de landbouw plaatsvindt en stimulerende maatregelen te nemen voor op ecologische leest geschoeide landbouw en streekeigen productie.

De meeste Natura 2000-gebieden kennen al een bufferzone in de vorm van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Daar vindt vaak ook al extensivering van de landbouw plaats via de mogelijkheden die de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer biedt binnen de EHS. Niet altijd is er overigens een ecologische noodzaak tot het instellen van bufferzones.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU) (voorzitter), Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Slagter-Roukema (SP), Westerveld (PvdA), Sylvester (PvdA), Putters (PvdA), Doek (CDA), Eigeman (PvdA), Engels (D66), Slager (SP), Benedictus (CDA), Peters (SP), De Boer (CU), Willems (CDA) (vice-voorzitter), Schaap (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Smaling (SP), Koffeman (PvdD), Böhler (GL) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven