30 938
Aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening)

J
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2008

Tijdens de Eerste Kamer behandeling van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 6 mei 2008 is bij motie van het lid Smaling1 mij gevraagd, om in samenwerking met IPO, VNG en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een ex-durante monitoring en evaluatie-instrument Wro op te zetten, waarin jaarlijks wordt gerapporteerd over de uitvoeringspraktijk van de Wro.

Ik wil u hierbij berichten dat ik inmiddels het Planbureau voor de Leefomgeving bij brief op 13 oktober 2008 heb verzocht om in samenwerking met VROM, IPO en VNG een ex-durante monitoring en evaluatieonderzoek Wro uit te voeren2. Een door het PBL opgesteld plan van aanpak heb ik op 11 september 2008 besproken in het Bestuurlijk Overleg met IPO en VNG. IPO en VNG hebben toen laten weten in te stemmen met de voorgestelde werkwijze. Belangrijke elementen uit het plan van aanpak zijn:

• De effectiviteit van de Wet Ruimtelijkelijk Ordening (Wro) staat centraal

• De nadruk ligt op leren van de praktijk

• De focus is gericht op een aantal thema’s, waaronder de inventarisatie van het gebruik van het Wro-instrumentarium en een analyse van de politiek-bestuurlijke processen

• Uitgegaan wordt van een 2-jaarlijkse rapportage

• De regie en uitvoering van het onderzoek is in handen van het Planbureau voor de Leefomgeving

• Verdere uitwerking van het plan van aanpak gebeurt nadrukkelijk in overleg met VROM, IPO en VNG

• Belangenvertegenwoordigers als NEPROM, NVB, Aedes en Natuurmonumenten worden betrokken bij de vormgeving van de evaluatie.

In artikel 10.10 van de Wro is opgenomen dat ik iedere 5 jaar aan de Kamer een verslag toestuur over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Voor dit verslag zal in 2009 een evaluatiecommissie worden ingesteld. De commissie maakt in haar rapportage gebruik van de PBL-onderzoeken. Op bepaalde aspecten kan de commissie aanvullend of verdiepend onderzoek laten uitvoeren.

Het resultaat van het ex-durante onderzoek van het PBL zal door mij aan de Eerste en Tweede Kamer worden aangeboden. Met IPO en VNG heb ik afgesproken dat in een gezamenlijke reactie van het Kabinet en IPO en VNG zal worden ingegaan op de bevindingen uit de monitor.

Ik heb deze brief volledigheidshalve eveneens ter kennisgeving aan de Voorzitter van de Tweede Kamer toegestuurd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M Cramer


XNoot
1

Kamerstukken I, vergaderjaar 2007–2008, 30 938, H.

XNoot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffie nr. 1403912.10.

Naar boven