30 859
Wijziging van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte in verband met de uitbreiding met onderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs en met wonen

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT/JEUGD EN GEZIN1

Vastgesteld 31 oktober 2008

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het voorleggen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en instemming kennis genomen van dit wijzigingsvoorstel. Zij zijn van oordeel dat het van groot belang is het wonen onderdeel te laten zijn van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). Het wonen is een belangrijke voorwaarde voor participatie en zelfstandigheid. De PvdA-fractie heeft geen vragen over de inhoud van het wetsvoorstel, maar wel over de relatie van dit voorstel met de twee anderen wetten: de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en de Algemene wet gelijke behandeling.

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover dit wetsvoorstel en steunen de invoering, maar hebben daarbij nog enkele vragen en opmerkingen. Die vragen hebben onder andere betrekking op het aanbouwproces, aanpassingen in of aan de woonruimte en gelijke behandeling op het terrein van het onderwijs.

De leden van de ChristenUnie-fractie en de SGP-fractie ondersteunen dit wetsvoorstel van harte. Dit wetsvoorstel breidt de reikwijdte van de Wgbh/cz uit. Alhoewel deze uitbreiding oorspronkelijk beperkt bleef tot het gebied wonen, heeft de regering tijdens de parlementaire behandeling besloten het wetsvoorstel van de leden Smits, Rouvoet en Azough tot wijziging Wgbh/cz i.v.m. uitbreiding reikwijdte tot primair en voortgezet onderwijs (Kamerstukken II 2005/06, 30 570, nr. 2), waarin werd voorzien in een uitbreiding van de werkingssfeer van de Wgbh/cz naar het primair en voortgezet onderwijs, te incorporeren in het onderhavige wetsvoorstel. De leden van deze fracties vinden dit een goede zaak, gelet op het grote belang dat zij hechten aan de bevordering van maatschappelijke participatie van gehandicapten en chronisch zieken en het onlosmakelijk hiermee verbonden recht op gelijke behandeling van deze doelgroepen.

Reikwijdte wetsvoorstel en relatie met andere wetten

De vragen van de PvdA-fractie hangen samen met het feit dat het heel lang geduurd heeft voordat de uitbreidingen van deze aanbouwwet ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Het is alweer 5 jaar geleden dat de Wgbh/cz is aangenomen, en ook deze wetswijziging heeft een lange ontstaansgeschiedenis. Kan de regering aangeven waarom het zo lang duurt?

Ook de leden van de fractie van de SP wijzen er op dat met dit wetsvoorstel, conform de bedoeling van de Wgbh/cz als aanbouwwet, een belangrijke vervolgstap wordt gezet in de verbetering van de rechtspositie van kinderen en volwassenen met een chronische ziekte of handicap en tevens in hun mogelijkheden tot volwaardige participatie.

Dit wetsvoorstel is nog geen sluitstuk van het aanbouwproces. Er zijn nog vervolgstappen voorzien, waaronder die met betrekking tot openbaar vervoer.

In de brief d.d. 29 september 2008 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2008/09, 29 355 en 24 170 , nr. 37) is deze wetswijziging bovendien in de context geplaatst van ondermeer de vorderingen die worden gemaakt met betrekking tot de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en het voorstel voor een Europese richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008) 426). Dat voorstel bestrijkt een breder terrein dan onderhavig wetsvoorstel, en valt onder eerstverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Op termijn zal de Wgbh/cz in de Algemene wet gelijke behandeling geïntegreerd worden.

De leden van de fractie van de SP zien graag toegelicht welke termijn door de regering redelijk wordt geacht.

De leden van de PvdA-fractie wijzen er op dat een van de gevolgen van de trage behandeling is dat nog wordt verwezen naar de toekomstige WMO, maar dat die wet inmiddels in werking is getreden.

Kan de regering uiteenzetten wat de relatie tussen deze wetswijziging en de WMO is? Is bij het afronden van het wetsvoorstel rekening gehouden met ervaringen die inmiddels met de WMO zijn opgedaan? En bieden deze ervaringen nieuwe gezichtspunten voor het beoordelen van dit wetsvoorstel en de noodzakelijke verbinding met de WMO wil dit voorstel in de praktijk goed werken?

In de memorie van toelichting en ook in het advies van de Raad van State wordt verwezen naar de integratie van de Wgbh/cz in de Algemene wet gelijke behandeling. Deze zou er spoedig komen. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe zij de relatie moeten zien tussen dit voorstel en het voornemen om de Wgbh/cz te integreren in de Algemene wet gelijke behandeling. Kan de regering toelichten waarom deze integratie nog niet heeft plaatsgevonden en welk tijdpad zij voor ogen heeft om die integratie wel te realiseren?

Naarmate de integratie langer uitblijft is het risico aanwezig dat burgers te maken krijgen met wetgeving die enkele aspecten van het dagelijks leven wel regelt en andere niet. Het voorbeeld van het wonen illustreert dat goed. Er is geen duidelijke argumentatie te geven ter onderbouwing van het feit dat eerst onderwijs en arbeid worden geregeld, nu dan eindelijk wonen, terwijl openbaar vervoer nog in de wacht staat. Hoe oordeelt de regering over deze stapsgewijze aanpak van een zo belangrijk recht voor mensen met een handicap of een chronische ziekte? De leden van de PvdA-fractie vragen of hierdoor het risico niet groot is dat de participatie van deze doelgroepen niet worden gehaald omdat zij in sommige situaties toch worden uitgesloten zonder dat zij instrumenten hebben om zich te kunnen verweren.

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op deze vragen.

De leden van de SP-fractie merken op dat volgens de minister van WWI met onderhavig wetsvoorstel, waarin het compartiment wonen in de Wgbh/cz wordt opgenomen, de rechtsgang naar de Commissie gelijke behandeling wordt geregeld. Dat is het wettelijke recht dat wordt toegevoegd, niet meer en niet minder.

De verplichting tot het treffen van doeltreffende aanpassingen is beperkt tot aanpassingen in of aan de woonruimte van de persoon met een handicap of chronische ziekte. Vanuit het perspectief van volwaardige participatie zou een bredere reikwijdte van onderhavige wetswijziging naar de mening van de leden van SP-fractie voor de hand liggen. Kan de regering dit beamen? En kan zij aangeven op welke termijn en langs welke weg algemene aanpassing in de (niet publieke) woonomgeving verplicht gesteld zal worden, opdat zoveel mogelijk woonruimten toegankelijk zijn, ook voor mensen met een handicap of chronische ziekte. Zijn hierover adviezen gegeven vanuit de Gehandicaptenraad en zijn die uitvoerbaar? Of is naar de mening van de regering hiertoe al voldoende voorzien in het Bouwbesluit 2003 en geldt dit ook voor bestaande behuizing?

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op deze vragen.

Evaluatie

In de nota naar aanleiding van het verslag d.d. 6 november 2007 staat dat de regering ernaar streeft het wetsvoorstel Integratiewet Algemene wet gelijke behandeling begin 2008 aan de Tweede Kamer aan te bieden (Kamerstukken II 2007/08, 30 859, nr. 7, blz. 7). In de nota naar aanleiding van het nader verslag d.d. 8 april 2008 staat vervolgens dat het kabinet ernaar streeft de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling voor de zomer aan de Tweede Kamer aan te bieden, waarna – na een debat met de Kamer hierover – het wetsvoorstel Integratiewet Algemene wet gelijke behandeling zo kort mogelijk daarna zal worden ingediend (Kamerstukken II 2007/08, 30 859, nr. 10, blz. 6). Tijdens de plenaire behandeling d.d. 3 september jl. stelt de staatssecretaris van VWS dat het kabinet ernaar streeft de Kamer binnenkort een standpunt over de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling aan te bieden (Handelingen II 107, blz. 7792).

De leden van de fractie van ChristenUnie en van de SGP-fractie vernemen graag van de regering of er inmiddels zekerheid bestaat over het tijdstip waarop de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling aan de Kamer wordt aangeboden. Tevens vernemen de leden van deze fracties graag van de regering het tijdstip waarop het wetsvoorstel Integratiewet Algemene wet gelijke behandeling zal worden ingediend.

Overig

De leden de van de SP-fractie merken op dat de Minister van WWI in de Tweede Kamer de toezegging deed contact op te nemen met de VNG over het bestaan van gemeentelijke verordeningen waarin geregeld wordt dat gehandicapten die voor het eerst een zelfstandige woning willen betrekken, niet in aanmerking komen voor een vergoeding voor woningaanpassing van de WMO (Handelingen II 2007/08 107, blz. 7797). Is de regering met ons van mening dat gehandicapten recht hebben op een vergoeding indien woningaanpassing, ook bij een eerste zelfstandige woning, nodig is?

Kan de regering ons informeren over de uitkomst van bespreking met de VNG. En indien deze, tevens door de regering als onwenselijke geachte verordening, inderdaad wordt gehanteerd door gemeenten, wat is de regering voornemens hieraan te doen?

Kan de regering toelichten of onderhavig wetsvoorstel spoort met het hiervoor genoemde voorstel voor een Europese richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid (COM(2008) 426), waar in art 3, eerste lid, onderdeel d, met betrekking tot huisvesting staat dat «voor privé-personen geldt letter d) uitsluitend voor zover zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen». Artikel 4, eerste lid, van genoemde conceptrichtlijn vermeldt dat de nodige te nemen maatregelen, in huisvesting en in onderwijs, geen onnodige belasting mogen vormen.

Kan de regering toelichten of al duidelijk is of artikel 4, eerste lid, van genoemde conceptrichtlijn eenzelfde is als in het huidige begrip «redelijke aanpassing/voorziening», zoals in het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en in richtlijn 2000/78/EG is opgenomen, en waarnaar onderhavige wetsvoorstel verwijst?

In 2003 is het onderwijs al gestart met de Wet gelijke behandeling op het terrein van het beroeps- en hoger onderwijs. Volgens de staatssecretaris van OCW in het debat met de Tweede Kamer geeft onderhavig wetsvoorstel aan mensen met een chronische ziekte of handicap een recht en niet zozeer een plicht aan het onderwijs (Handelingen II 2207/08 107, blz. 7798). De plichten voor het onderwijs zullen later, met Passend Onderwijs, aan de orde worden gesteld. Evenwel, de meerwaarde van aansluiting van het onderwijs bij onderhavig wetsvoorstel is dat er nu een formele basis wordt gelegd onder het uitgangspunt van gelijke behandeling, ook voor het basis- en voortgezet onderwijs. Als het ware wordt de inspanningsverplichting voor het onderwijs, straks in Passend Onderwijs, al geregeld.

Kan de regering een nadere toelichting geven over haar plannen hoe dit in Passend Onderwijs te regelen?

Voorts worden de leden van de SP-fractie graag geïnformeerd op welke wijze de onderwijsconsulenten worden ondergebracht per 1 januari aanstaande en zij vragen ook om een nadere bevestiging dat het consulentschap onafhankelijk zal blijven.

Ook de leden van de fractie van ChristenUnie en van de SGP-fractie vragen zich af of er reeds duidelijkheid is over de wijze waarop de gewaardeerde onderwijsconsulenten worden ondergebracht.

Onderhavige uitbreiding van de Wgbh/cz is volgens de leden van de SP-fractie een prima zaak. Zij vernemen graag van de regering hoe het gehandicaptenbeleid in concreto uitpakt. De leden van deze fractie onderschrijven de constatering van de staatsecretaris van VWS dat gelijke behandeling van mensen met een handicap of chronische ziekte eigenlijk een gezamenlijke opdracht is aan de hele samenleving en aan de overheid. Als zij echter de wijzigingen in de belastingplannen voor 2009 tegemoet zien, vragen zij zich af waar de overheid blijft voor deze mensen?

En ook zoals in het voorbeeld (Handelingen II 2007/08, 107, blz. 7802) van de ouders van gehandicapte kinderen met het antwoord van de bewindslieden in de Tweede Kamer als de gemeente schoolaanpassingen niet wil financieren, zij het schoolbestuur toch als normadressaat aan moeten spreken? Dat is toch een mijl op zeven? Tegen de tijd dat dan in concreto is aangepast, is het kind misschien al in leeftijd de betreffende schoolperiode voorbij.

De leden van de SP-fractie verzoeken de regering nader in te gaan op deze vragen.

De leden van de fractie van ChristenUnie en van de SGP-fractie merken op dat volgens de toelichting op het voorgestelde artikel 6a staat dat een recreatiewoning buiten de definitie van woonruimte valt en derhalve niet onder het toepassingsgebied van dit wetsvoorstel.

De leden van deze fracties vragen of de verhuur van een recreatiewoning onder het aanbieden van goederen en diensten valt, zodat wanneer de Wgbh/cz in de nabije toekomst wordt uitgebreid met dit terrein, ook ten aanzien van de verhuur van recreatiewoningen geen onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte meer mag worden gemaakt.

De leden van de fracties van ChristenUnie en van de SGP vernemen graag wanneer de regering komt met voorstellen om de financierings- en verzekeringsovereenkomst in meer algemene zin onder het bereik van de Wgbh/cz te brengen.

De leden van de commissie zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Slagter-Roukema

De griffier van de commissie,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Boer (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven