G
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2009
Op 27 januari 2009 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Waterwet
aangenomen. Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel heb ik een tweetal
toezeggingen gedaan, die ik met deze brief wil nakomen.
In het ontwerp Nationaal Waterplan staat op bladzijde 137 vermeld dat
een tussenevaluatie, uitgevoerd over de eerste jaren van uitvoering van het
Actieplan Hoogwater Rijn (vastgesteld in 1998) tot en met het jaar 2005, heeft
aangegeven dat niet alle doelstellingen op schema liggen. Op verzoek van de
heer Slager wil ik hierbij de Eerste Kamer informeren waarom het actieplan
niet op schema ligt en wat nu de stand van zaken is.
Het Actieplan Hoogwater Rijn bevat de volgende 4 doelstellingen:
1. Vermindering van de schaderisico’s met 10% voor 2005 en
met 25% voor 2020.
2. Verlaging van de extreem hoge waterstanden met zo mogelijk 30 cm
voor 2005 en met zo mogelijk 70 cm voor 2020.
3. Vergroting van het bewustzijn met betrekking tot hoogwater.
4. Verbetering van de hoogwaterwaarschuwingssystemen door internationale
samenwerking en de verlenging van de voorspellingstermijnen met 100%
voor 2005.
Het actieplan wordt periodiek geëvalueerd, de eerste evaluatie vond
plaats in 2005. Uit deze evaluatie bleek dat de doelen 1, 3 en 4 voor 2005
gerealiseerd zijn. De tweede doelstelling, een waterstanddaling van 30 cm
is niet volledig gerealiseerd. In het evaluatierapport van de ICBR (Internationale
Commissie ter bescherming van de Rijn) staat het als volgt:
«De voor 2005 beoogde verlaging van de extreme
hoogwaterwaterstanden in de hoofdstroom van de Rijn met zo mogelijk 30 cm
in vergelijking met 1995 wordt alleen bereikt op de Duits-Franse Bovenrijn
bij Maxau. Op de Middenrijn bedraagt de verlaging circa 10 cm. Op de
Duitse Nederrijn en in de Rijndelta neemt de vermindering verder af.»
Verder werd ingeschat dat met de in het actieplan afgesproken maatregelen
ook de nagestreefde waterstandverlaging van 70 cm in 2020 niet zal worden
gehaald.
Deze evaluatie is op de Rijnministersconferentie van oktober 2007 besproken.
Besloten is om alle realistische mogelijkheden te onderzoeken om aanvullende
retentie te realiseren of om waterstandverlagende maatregelen uit te voeren
langs de Rijn (bijvoorbeeld retentiegebieden, dijkverleggingen, uiterwaardverlagingen).
Deze inventarisatie heeft inmiddels plaats gevonden. Alle aanvullende maatregelen
(die voor 2020 kunnen worden gerealiseerd) in de verschillende staten samen
zijn goed voor maximaal 96 miljoen kubieke meter retentiegebied en 220 ha
dijkverlegging. Deze maatregelen bevinden zich alle aan de Duits-Franse Bovenrijn.
Ingeschat wordt dat ook hiermee het beoogde doel voor 2020 niet zal worden
bereikt (met uitzondering van de Duits-Franse Bovenrijn waar het doel vrijwel
wordt bereikt).
De Nederlandse delegatie heeft recentelijk in herinnering gebracht de
opdracht van de Rijnministersconferentie aan de ICBR om mede op basis van
deze resultaten het Actieplan Hoogwater Rijn te actualiseren.
De tweede toezegging betreft op verzoek van mevrouw Meindertsma, het doorsturen
van de brief, die Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft
gestuurd aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de motie van de heer Bochove
over risicogebieden1. Deze brief is in de bijlage
opgenomen.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa