30 661
Wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

I
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2008

Tijdens de behandeling van wetsvoorstel30 661 tot wijziging van de Telecommunicatiewet hebben de leden van de CDA-fractie mij verzocht om een overzicht op te stellen van op consumentenbescherming gerichte regels in andere wetten dan de Telecommunicatiewet, die van het Burgerlijk Wetboek afwijkende bepalingen bevatten.

In dat verband ben ik, door een inventarisatie in wetgevingsdatabanken, met interdepartementaal overleg en met behulp van consumentendeskundigen, nagegaan welke regelgeving specifieke consumentenrechtelijke bepalingen bevat en hoe die zich verhouden tot het Burgerlijk Wetboek.

Een aantal wetten is van belang voor de positie van ook consumenten, hoewel deze wetten niet alle en zijn gericht op consumentenbescherming; ik noem wetgeving als de energie-, waren- en financiële wetgeving. Het onderstaande overzicht betreft die wettelijke bepalingen, die als specifiek afwijkend van of aanvullend op het contractenrechtelijke consumentenrecht zoals dat in het Burgerlijk Wetboek is geregeld, kunnen worden geïdentificeerd.

1. De artikelen 26a en 95m van de Elektriciteitswet 1998 en de artikelen 14 en 52b van de Gaswet (en in hun voetspoor de artikelen 3 en 5 van het aanhangige wetsvoorstel Warmtewet) bevatten op het Burgerlijk Wetboek aanvullende bepalingen. Met betrekking tot de artikelen 26a van de Elektriciteitswet 1998 en 14 van de Gaswet is in de literatuur en in het parlement discussie gevoerd over het al dan niet van het Burgerlijk Wetboek afwijkende karakter van deze artikelen. In dit verband zij ook verwezen naar artikel 3p van de Waterleidingwet en artikel 8 van wetsvoorstel 30 895 (Drinkwaterwet).

2. De Colportagewet heeft betrekking op een onderwerp dat niet in het Burgerlijk Wetboek is geregeld en is in die zin aanvullend. De ontbindingsverklaring van artike125, eerste lid, van de Colportagewet gaat in afwijking van artike137 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek uit van de verzendtheorie. Dit sluit overigens wel weer aan bij de (eveneens op basis van een Europese richtlijn geldende) afwijkende regeling voor timeshare (artikel48c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek).

3. De Prijzenwet bevat, ter uitvoering een Europese richtlijn, een grondslag voor regels over bekendmaking door ondernemers van de prijzen die zij aan consumenten in rekening brengen; dit aspect wordt niet in het Burgerlijk Wetboek geregeld. Artike16 van de Wet op de vaste boekenprijs stelt dat bij verkoop een vaste prijs dient te worden toegepast; dat heeft ook een ander doel dan consumentenbescherming. Relevant in dit verband is verder artike138 van de Wet op de omzetbelasting 1968, dat prijsaanduiding met inbegrip van omzetbelasting voorschrijft.

4. Afdeling 4.2.5 van de Wet op het financieel toezicht bevat een regeling over overeenkomsten op afstand.

5. Ook de Wet marktordening gezondheidszorg bevat een regeling over de overeenkomst op afstand (artikelen 41 tot en met 43).

6. Voorts wijs ik op artikel 7, tweede lid, van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen inzake de vergoeding van schade door verzekeraars in relatie tot medisch-wetenschappelijk onderzoek.

7. De hoofdstukken 2 en 3 van de Zorgverzekeringswet bevatten bepalingen over de zorgverzekeringsovereenkomst, waaronder enkele expliciet van het BW afwijkende bepalingen. Zo stelt artikel15, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet dat de artikelen 941, eerste lid, en 957 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn en bepaalt artikel 16, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet in afwijking van artikel 925 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dat een zorgverzekering voor verzekerdenjonger dan achttien jaar premievrij is.

8. Ten slotte noem ik de (rechtstreeks werkende) EG-verordening 26112004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en de meer recente EG-verordening 1107/2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen. Artikel 11.15 van de Wet Luchtvaart bevat een handhavingsbepaling voor deze verordeningen.

Bij het bovenstaande zijn bepalingen betreffende specifieke informatieverplichtingen, zoals artike14:20 van de Wet op het financieel toezicht, of bepaling en die bepaalde contracten om publiekrechtelijke redenen met nietigheid bedreigen, zoals artikel 40, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, overigens niet meegenomen.

Het overzicht laat naar mijn oordeel zien dat afwijkingen van het generieke contractenrechtelijke consumentenrecht voorkomen, maar dat deze niet heel talrijk zijn.

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Naar boven