H
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 november 2008
Het wetsvoorstel Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens
(RBML) is op 18 oktober 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. De vaste
commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer heeft op 22 april
2008 het eindverslag1 uitgebracht en geconcludeerd
dat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel voldoende is voorbereid.
Per brief van 15 september2 heeft u mij
laten weten de behandeling op dinsdag 25 november te doen plaatsvinden,
na toezending van een tussentijdse toekomstschets voor de regionale luchthavens.
Deze schets heb ik u 14 november jl.3 toegezonden.
Intussen heb ik begrepen dat u de agendering van het plenaire debat naar een
later moment dit jaar zult verschuiven vanwege aanvullende vragen.
Ik ben u erkentelijk dat u daarbij begrip toont voor mijn wens om het
wetsvoorstel RBML snel te behandelen in verband met het aanstaande verlopen
van de Structuurvisies Burgerluchthavens en de Structuurvisie Maastricht en
Lelystad en dat u daarom nog steeds voornemens bent om dit wetsvoorstel voor
het kerstreces te agenderen. Naar aanleiding van de verdaging van de behandeling
wil ik u in aansluiting en aanvulling op mijn brief van 3 september jongstleden4 op twee punten nader informeren.
Allereerst wijs ik u er wellicht ten overvloede op dat het Structuurschema
Burgerluchthavens op 25 december 2008 vervalt (en niet op 1 januari
2009). Ik heb u aangegeven dat het wetsvoorstel RBML hierin heeft voorzien
met overgangsbepalingen. Daarin is bepaald dat het Structuurschema nog van
toepassing blijft op nog lopende aanwijzingsprocedures.
Daarvoor is wel nodig dat de structuurvisie op de dag vóór inwerkingtreding
van RBML nog geldt. Dat betekent dat de wetswijziging, althans artikel III,
onder C, en enkele overgangsbepalingen (zie hierna), uiterlijk op 25 december
2008 in werking moet(en) treden, en dat het Staatsblad uiterlijk op 24 december
2008 moet worden uitgegeven. Ik wil u dan ook vragen om het wetsvoorstel
te agenderen voor 9 december. Van mijn kant zeg ik u toe de aanvullende
vragen ruim daarvoor te hebben beantwoord.
Daarnaast wil ik u graag informeren over de wijze van inwerkingtreding.
Eerder heb ik het ontwerp-Besluit burgerluchthavens bij u voorgehangen1. Om de procedure van wetsbehandeling en voorhang zorgvuldig
en zuiver te doorlopen en tegelijkertijd het wetsvoorstel tijdig in werking
te laten treden zodat het eerder gemelde verloop van de structuurvisies niet
knelt, zal ik de wetswijziging gefaseerd in werking laten treden. Ik noemde
al artikel III, onderdeel C. Dat onderdeel trekt in de Luchtvaartwet de bepalingen
in over het aanwijzen van luchtvaartterreinen. Het wetsvoorstel vervangt die
bepalingen door een regeling in de hoofdstukken 8, 8A en 10 van de Wet luchtvaart.
De artikelen IX en XVIII regelen echter dat de Luchtvaartwet van toepassing
blijft op een «oude» aanwijzing totdat voor die luchthaven krachtens
het nieuwe recht een expliciet besluit is genomen.
Concreet betekent deze gefaseerde inwerkingtreding dat het nieuwe stelsel,
inclusief de decentralisatie naar de provincies, bij inwerkingtreding van
artikel III, onder C, en van de genoemde overgangsbepalingen2, nog niet meteen gaat gelden, maar pas als ook de onderliggende regelgeving,
zoals het Besluit burgerluchthavens, is vastgesteld en in werking treedt.
Er is dus ook na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer nog
gelegenheid om in het kader van de voorhang van het Besluit burgerluchthavens,
met elkaar van gedachten te wisselen over de concrete uitwerking van de stelselwijzing
in de onderliggende regelgeving.
Gevolg van deze gefaseerde inwerkingtreding is wel dat er tijdelijk, namelijk
tot de volledige inwerkingtreding van de wetswijziging, een besluit-vacuüm
ontstaat voor eventuele nieuwe aanwijzingsprocedures:
het oude recht is ingetrokken, maar het nieuwe recht geldt nog niet, en het
overgangsrecht dekt alleen de al lopende procedures af. In verband met eventuele
nieuwe procedures is het dus wel van belang om de periode tot de volledige
inwerkingtreding van de wetswijziging zo kort mogelijk te houden.
Ik vertrouw er op dat ik in reactie op uw besluit tot uitstel van plenaire
behandeling u hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
XNoot
1Kamerstukken I 2007–2008, 30 452, letter D.
XNoot
2Opgenomen in het Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken I
2008–2009, 30 452, letter G.
XNoot
3Opgenomen in het Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken I
2008–2009, 30 452, letter G.
XNoot
4Opgenomen in het Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken I
2007–2008, 30 452, letter E.
XNoot
1Kamerstukken I, 2008–2009, 30 452, letter F met bijlage.
XNoot
2Om precies te zijn: de artikelen IX, eerste en tweede lid, XVIA, XVII
en XVIII, eerste t/m derde lid.