30 432
Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld

G
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 november 2008

In haar vergadering van 21 oktober 2008 heeft de vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer1 gesproken over de brief van 13 oktober 20082 van de staatssecretaris van Financiën over de uitvoering van de motie Vedder-Wubben c.s. inzake de mogelijkheden om de maximumpremiegrondslag in de derde pijler te verhogen3. Bij brief van 28 oktober 2008 heeft de commissie nog enige vragen aan de staatssecretaris voorgelegd.

De staatssecretaris heeft daarop bij brief van 7 november 2008 gereageerd.

De commissie brengt hiermee verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de commissie,

Hester Menninga

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Den Haag, 28 oktober 2008

In haar vergadering van 21 oktober 2008 heeft de vaste commissie voor Financiën gesproken over uw brief van 13 oktober (kenmerk: DB/2008/505 M). Betreffende de uitvoering van de motie Vedder-Wubben c.s. inzake de mogelijkheden om de maximumpremiegrondslag in de derde pijler te verhogen heeft de commissie nog enige vragen.

De commissie verzoekt aan te geven hoe hoog de kosten en dus de incidentele dekking is, die gepaard zou gaan met een terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008. Wat gebeurt er als belastingplichten de premie voor 2008 niet verlagen en dus slechts gedeeltelijk kunnen aftrekken? Wat als belastingplichtigen besluiten de premie wel te verlagen en voor 2009 weer te verhogen? Kunt u ingaan op de uitvoeringstechnische en verzekeringstechnische aspecten hiervan. Kunt u tevens aangeven of en zo ja welke uitvoeringsproblemen u ziet.

De commissie wenst de uitvoering van de motie Vedder-Wubben c.s. te betrekken bij de behandeling van het Belastingplan 20091 en verzoekt u derhalve de antwoorden ruim voor de behandeling van het Belastingplan in de Tweede Kamer aan de commissie te doen toekomen.

De voorzitter de commissie voor Financiën,

P. H. J. Essers

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2008

Bij brief van 28 oktober jl. heb ik nog een aantal aanvullende vragen van de vaste commissie van Financiën in uw Kamer mogen ontvangen over de uitwerking van de motie Vedder-Wubben c.s.

De commissie verzoekt aan te geven hoe hoog de vereiste incidentele dekking in 2008 zou zijn wanneer aan de aanpassing van de maximumpremiegrondslag terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2008 zou zijn gegeven. Deze aanpassing zou in 2008 een dekking vergen van € 15 miljoen. Dat betekent dat nog in het jaar 2008 een lastenverzwaring van € 15 miljoen vereist zou zijn. Een lastenverzwaring met terugwerkende kracht acht ik onwenselijk. Aan de belastingplichtigen die geraakt worden door deze lastenverzwaring, zal niet zijn uit te leggen waarom aan het slot van het lopende kalenderjaar alsnog wordt gekozen voor een hogere belasting. Daarbij is ook van belang dat de groep die wordt getroffen door de lastenverzwaring niet dezelfde groep zal zijn als degenen die voordeel zouden hebben van verhoging van de maximumpremiegrondslag.

Verder vraagt de commissie wat de verzekeringstechnische aspecten zijn van twee situaties. Voordat ik zal ingaan op deze situaties wil ik benadrukken dat de mogelijkheden binnen een lijfrenteovereenkomst afhankelijk zijn van de vormgeving van de overeenkomst tussen de aanbieder (bank/verzekeraar) en de belastingplichtige. De eerste situatie waar de commissie naar vraagt is die waarin een belastingplichtige boven de grondslag uitkomt die geldt in 2008 en de premie die op dat deel ziet wel betaalt, maar niet kan aftrekken. In die situatie kan – als dit deel niet apart wordt geadministreerd – zich een administratief probleem voordoen bij splitsing van de uitkeringen (een deel is dan belast in box 1, een deel niet). Voor deze problematiek wordt in het wetsvoorstel Belastingplan 2009, dat ik binnenkort met u hoop te bespreken, een oplossing voorgesteld. De tweede situatie die door de commissie is genoemd, is de situatie waarin de belastingplichtige besluit de premie voor 2008 wel te verlagen en voor 2009 weer te verhogen. Fiscaal heeft een dergelijke situatie geen consequenties. Wel geldt hier in sterke mate dat de mogelijkheden afhankelijk zijn van de door belastingplichtige gesloten lijfrenteovereenkomst. Overigens ligt het voor de hand dat in die overeenkomst altijd de mogelijkheid wordt opgenomen om desgewenst de premie te verlagen. Bijvoorbeeld in situaties van fluctuerende inkomens, wat zich bij ondernemers voordoet, kan het voorkomen dat de belastingplichtige in een bepaald jaar niet de middelen heeft om premies te betalen en/of niet de fiscale ruimte om die premie in aftrek te brengen.

Naast het meer principiële punt over lastenverzwaring met terugwerkende kracht wil ik ook nog opmerken dat een wijziging van de wetgeving met terugwerkende kracht over het algemeen ook een verstorende werking heeft op het lopende uitvoeringsproces. Zo zijn al voorlopige aanslagen opgelegd en voorlopige teruggaven voor 2008 verleend waarin de aftrek op grond van de verlaagde maximum aftrekgrondslag al kan zijn verwerkt. Het alsnog verhogen van de grens zal dan in het kader van de definitieve aanslagregeling moeten worden verwerkt. Hierover moet tevens richting belastingplichtigen worden gecommuniceerd. Hierover communiceren zal ongetwijfeld vragen oproepen die leiden tot een beroep op de Belastingtelefoon. Kortom, het leidt tot ruis in de communicatie met belastingplichtigen en een kans op onjuiste aangiften en aanslagen. Ook vanuit uitvoeringsoogpunt heeft het daarom sterk de voorkeur de maximumpremiegrondslag niet met terugwerkende kracht op een hoger niveau te brengen. Het bovenstaande geldt overigens nog in sterkere mate voor de lastenverzwaring in 2008 die vereist zou zijn als dekking.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Terpstra (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Essers (CDA) (voorzitter), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Leijnse (PvdA), Peters (SP), De Boer (CU) (vice-voorzitter), Reuten (SP), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Elzinga (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

Opgenomen in het Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken I 2008–2009, 31 700 IXB, letter A.

XNoot
3

Kamerstukken I 2007–2008, 30 432, letter F.

XNoot
1

Kamerstukken 31 704.

Naar boven