H
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN
JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 maart 2009
In het debat van 17 oktober 2006 met uw Kamer heeft de toenmalige
minister van Verkeer en Waterstaat, mevrouw Peijs, toegezegd dat de Wet melding
voorvallen burgerluchtvaart uiterlijk twee jaar na inwerkingtreding door een
breed samengestelde werkgroep onder onafhankelijk voorzitterschap zal worden
geëvalueerd.
Hierbij willen wij u, conform de toezegging in mijn brief van 27 oktober
20081 met kenmerk VenW/DGLM-2008/609, informeren
over de samenstelling van de evaluatiecommissie.
De commissie bestaat uit de heer Van Delden als voorzitter (voormalig
voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak), de heer Wolleswinkel (voormalig
directeur RLD-Luchtvaartinspectie) en de heer Nap (voormalig Hoofd Vliegveiligheid
en kwaliteitsbewaking van KLM). De commissie wordt ondersteund door onderzoeksbureau
Ecorys Nederland.
Het resultaat van de evaluatie is een rapportage aan de Eerste Kamer en
Tweede Kamer.
Doelstelling van het project is het evalueren van het gehele meldingensysteem
inclusief het optreden van betrokken partijen en de werking van de Aanwijzing
in relatie tot art. 5.3 Wet Luchtvaart. De hoofdvraag is of de wet- en regelgeving,
zoals die sinds twee jaar van kracht is, bijdraagt aan de verhoging van de
luchtvaartveiligheid.
Op 4 januari 2007 is de regeling voor het melden van voorvallen in
de burgerluchtvaart, als uitwerking van de Europese richtlijn, in werking getreden. De verwachting is dat wij u in het voorjaar van 2009 kunnen
berichten over de resultaten van de evaluatie.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin