29 048
Voorstel van wet van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet)

D
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2008

In het Voorlopig Verslag van de Vaste Commissie voor Economische Zaken (vastgesteld 14 oktober 2008)1 wordt een aantal vragen aan mij gesteld over het wetsvoorstel van de leden Ten Hoopen en Samsom tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan verbruikers (Warmtewet). De antwoorden op deze vragen doe ik u hierbij toekomen. Ik volg daarbij de indeling van het Voorlopig Verslag.

Redelijke prijs en maximumprijs

De leden van de SP-fractie vragen om bij toekomstige wetswijziging de volgens deze leden aanwezige onduidelijkheid in de tekst van artikel 2, vijfde lid, weg te nemen.

Deze leden vragen of ik een concept van de AMvB omtrent de berekening van een maximum prijs vóór de eventuele plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer kan voorleggen. Voorts vragen deze leden of ik bereid ben om de NMa-regels met betrekking tot «redelijke prijzen» openbaar te maken en deze regels samen met bovenbedoelde AMvB aan te Kamer te overleggen.

Het gaat in artikel 2, vijfde lid, om het kunnen afdwingen van voorzieningen om warmtelevering veilig te stellen. Bestuursdwang is geen instrument waarmee een juiste prijsstelling kan worden afgedwongen. De verplichting van het derde lid, om bij warmtelevering redelijke prijzen te hanteren, blijft uiteraard van kracht. Er is op dit punt in mijn beleving geen onduidelijkheid.

Met het ontwerpen van de algemene maatregel van bestuur en het consulteren van marktpartijen is nog de nodige voorbereidingstijd gemoeid. De vastgestelde algemene maatregel van bestuur zal krachtens artikel 4, vierde lid, van het wetsvoorstel voor inwerkingtreding aan de Kamer moeten worden overgelegd. Ik heb er echter geen bezwaar tegen het besluit eveneens in een vroegere fase in ontwerp aan de Kamer te overleggen en zeg dat hierbij dan ook toe.

De NMa-regels zullen door de NMa zelf openbaar gemaakt worden. Of het haalbaar is dit ook gelijktijdig met het ontwerp voor een algemene maatregel van bestuur te doen moet te zijner tijd nader worden bezien.

Uitvoerbaarheid en terugwerkende kracht

De leden van de CDA-fractie informeren of mijn zorgen over de uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel al zijn weggenomen en zo niet hoe ik denk aan de wens van de wetgever te voldoen en of ik reeds contact heb opgenomen met de sector over eventuele terugbetaling van te veel in rekening gebrachte bedragen. De leden van de SP-fractie vragen de initiatiefnemers en mij om nader geïnformeerd te worden over de overwegingen bij artikel 45, lid 2 betreffende de terugwerkende kracht van artikelen 4 en 5.

Mijn zorgen over de uitvoerbaarheid – en de resulterende benodigde toename van fte’s bij de NMa – zoals ik die tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer naar voren heb gebracht, zijn nog niet weggenomen. Ook mijn bedenkingen tegen de voorgestelde terugwerkende kracht heb ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer kenbaar gemaakt. Dat neemt niet weg dat, wanneer het wetsvoorstel wet is geworden, de wet zal moeten worden uitgevoerd. Dat geldt ook voor eventuele terugbetaling die van dit wetsvoorstel het gevolg kan zijn. Dit zal dan uiteraard in tijdig en goed overleg met de sector vorm moeten worden gegeven.

De SP verzoekt voorts om bij de Raad van State te informeren naar de reden waarom de Raad in zijn advies bij de zesde nota van wijziging het artikel 45, lid 2 niet becommentarieerde. Het doet naar mijn mening geen recht aan de positie van de Raad van State in het wetgevingsproces om de Raad na ommekomst van het advies opnieuw op een bepaald aspect te bevragen.

Deze leden vroegen voorts of de huidige afnemers van warmte bijvoorbeeld in het licht van artikel 44 Gaswet op het punt van de redelijkheid van de tarieven geen gang naar de rechter kunnen maken met redelijk uitzicht op ontvankelijkheid.

Voor een kans op succes bij de rechter, al dan niet via een collectieve actie, zullen afnemers van warmte steun moeten vinden in het recht. Bepalingen die er specifiek op zien die steun te bieden in relaties zoals die tussen afnemer en warmteleverancier zijn mij niet bekend. Artikel 44 van de Gaswet is zoals bekend in ieder geval niet van toepassing op levering van warmte.

Regulering van de markt

De leden van de SP-fractie vragen of het niet voor de hand zou liggen om warmtenetten – net zoals dit het geval is bij de overige energienetten – in publiek eigendom te stellen.

Anders dan bij gas en elektriciteit, gaat het bij warmtenetten om lokale netten, die geen onderdeel uitmaken van een netwerk met landelijke dekking, waarop diverse partijen vrij toegang moeten hebben teneinde een vrije markt te kunnen betreden. Daarom meen ik dat in het wetsvoorstel terecht geen publieke eigendom van warmtenetten wordt geregeld Ik ben dan ook niet voornemens een wetsvoorstel te ontwerpen dat de publieke eigendom van warmtenetten regelt. Een deel van de warmtenetten bevindt zich overigens nu ook al niet in overheidshanden zodat onteigening en schadevergoeding het gevolg zouden zijn. Elektriciteits- en gasnetten waren wél in overheidshanden toen enkele jaren geleden de bestaande praktijk van overheidseigendom wettelijk werd bestendigd.

De situering van de NMa

Naar aanleiding van de vragen van de leden van de SP-fractie over de situering van de NMa in het wetsontwerp en de scheiding der machten, merk ik op dat de aspecten die deze leden noemen ook mijn aandacht hebben; zie mijn brief over o.a. de scheiding tussen beleid en uitvoering, die ik op 4 juli 2008 aan het parlement heb gezonden. Overigens zijn in de organisatie van de NMa waarborgen te vinden voor een goede en zonodig gescheiden uitvoering van de diverse taken; daarbij is op reguliere wijze onafhankelijke rechterlijke toetsing gewaarborgd. In artikel 5, eerste lid, van het wetsvoorstel is in juridische zin niet sprake van delegatie van regelgevende bevoegdheid aan de NMa, maar van een verplichting voor de NMa om het wettelijke begrip «redelijke prijs» door middel van beleidsregels nader in te vullen. Het vaststellen van beleidsregels door uitvoerders en toezichthouders om daardoor op een kenbare en voor iedereen gelijke wijze beleidsruimte in te vullen is op zichzelf een nuttige en gebruikelijke praktijk. Uit het wetgevingsbeleid van de regering volgt dat met delegatie van wetgevende bevoegdheid aan zelfstandige bestuursorganen inderdaad terughoudendheid moet worden betracht.

Duurzame energiesystemen zoals warmte-koude-opslag

De leden van de SP-fractie vernemen graag het commentaar van zowel de initiatiefnemers als de regering op de door de heer Buu Dinh (The Clean Energy Company) aan de Eerste Kamercommissie van Economische Zaken gerichte brief van 29 september 2008.

Het wetsvoorstel voorziet zowel in een maximum prijs als een redelijke prijs. De redelijke prijs is gebaseerd op de aan de levering van warmte redelijkerwijs toe te rekenen kosten. Bij de uitwerking van de Warmtewet worden nadere regels gesteld met betrekking tot de elementen en wijze van berekening daarvan. Voor de verwachting dat investeringen in duurzame energiesystemen onmogelijk gemaakt worden zie ik geen aanleiding; de Warmtewet bevat overigens geen bepalingen met betrekking tot energiesystemen zoals warmte-koude-opslag.

Aanleggen van en aansluiting op gastransportnet: artikel 9, vijfde lid

De leden van de SP-fractie verzoeken om nadere informatie over artikel 9, vijfde lid, van het voorstel.

Bij gas geldt geen aansluitplicht en is de netbeheerder dus niet verplicht te voorzien in een aansluiting. Het staat vrij om een erkende installateur opdracht te geven een gasaansluiting aan te leggen. Weliswaar is een wetsvoorstel in voorbereiding dat wel voorziet in aansluitplicht, maar daarin is een uitzondering gemaakt voor afnemers die zijn of worden aangesloten op een warmtenet als bedoeld in artikel 1, onderdeel c van dit wetsvoorstel.

De in artikel 9, vijfde lid bedoelde tegemoetkoming kan aan de orde komen indien voortzetting van een warmteproject niet langer mogelijk is en de aanleg van een gasnet onvermijdbaar is. De kosten van een tegemoetkoming en de verdeling daarvan zullen afhangen van de specifieke omstandigheden. Het is niet onaannemelijk dat hierbij energieleveranciers een rol zullen spelen.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Kamerstukken I 2008–2009, 29 048, letter B.

Naar boven