28 764
Goedkeuring van het op 24 april 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, alsmede invoering van enige regels met betrekking tot in een terrorismelijst vermelde organisaties en andere organisaties waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde

O
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 januari 2009

De commissies voor Justitie1, voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking2 en voor de JBZ-Raad3 hebben bij brief van 25 november 2008 de regering vragen voorgelegd over de toestemmingsvereiste voor publicatie van de motivering van plaatsing op de Europese terrorismelijst, de kennelijk bestaande nieuwe beroepsprocedure en de status van op de terrorismelijst geplaatste personen. Bij brief van 16 december 2008 hebben deze commissies de regering ook nog gevraagd naar de gevolgen van het arrest van 4 december 2008 van het Gerecht van erste Aanleg over de Mujahedin-e Khalq Organisation (MKO).

De minister van Buitenlandse Zaken heeft, mede namens de minister van Justitie, bij brief van 26 januari 2009 zijn reactie gestuurd.

De commissies brengen hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Den Haag, 25 november 2008

De leden van de vaste commissies voor Justitie, Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor de JBZ-Raad hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 11 november jl.1

Op twee punten hebben zij echter nog vragen, danwel behoefte aan nadere toelichting, c.q. informatie.

De minister van Buitenlandse Zaken schrijft, dat de MKO opnieuw op de Europese terrorismelijst is geplaatst op basis van nieuwe informatie en deze informatie – kennelijk – tot uitdrukking komt in de motivering van de beslissing welke motivering niet kan worden bekend gemaakt, omdat de MKO daar geen toestemming toe gaf.

De leden van de commissies vroegen zich in dit verband allereerst af of – bij gebreke van nieuwe, bezwarende informatie – het oordeel van het gerecht had gedwongen tot schrapping van de lijst cq. niet-hernieuwde plaatsing?

De leden van de commissies waren voorts verbaasd dat kennelijk thans – mits met toestemming van betrokkene – de motivering bekend kan worden gemaakt, terwijl eerder de gronden niet bekend konden worden gemaakt vanwege het geheime karakter van de daarin begrepen informatie. Dit vraagt om nadere toelichting, meer in het bijzonder antwoord op de volgende vragen:

– Waarin zijn exact de procedures neergelegd die door de Raad worden toegepast?

– Waarin is de regeling te vinden op grond waarvan de motivering al dan niet bekend gemaakt zou kunnen worden?

– Is het openbaar belang er niet juist mee gediend om – wanneer het om organisaties (rechtspersonen) gaat – de gronden bekend te maken en overstijgt het belang van de publieke controle niet het eventuele privacy-belang?

De commissies hadden ook vragen gesteld over de bewoners van het Noord-Iraakse vluchtelingenkamp Ashraf. Moeten de commissies uit de antwoorden afleiden, dat de Regering geen aanleiding ziet tot enige inzet in verband met de veiligheid van deze Iraniërs en sluit de Regering uit, dat enige bewoner van dat kamp die lid van de MKO is (of was) bescherming in Nederland of andere lidstaten van de Europese Unie zou kunnen bekomen?

De commissies zien de reactie van de Regering graag tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

Een eensluidende brief is verzonden aan de minister van Justitie

BRIEF AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 16 december 2008

Zoals u bekend heeft het Gerecht van Eerste Aanleg op 4 december 2008 opnieuw een uitspraak gedaan in een beroepsprocedure van de Mujahedin-e Khalq Organisation (MKO) tegen plaatsing op de EU-terrorismelijst (zaak T-284/08). Deze uitspraak is op 9 december jl. zowel in de vergadering van de commissie voor de JBZ-Raad als van de commissie voor Justitie aan de orde geweest.

De leden van beide commissies constateren dat het Gerecht voor de derde maal de plaatsing van de MKO op de lijst heeft vernietigd, onder meer omdat de organisatie niet in de gelegenheid is gesteld op het beschikbare bewijsmateriaal te reageren. Het is bovendien voor de eerste maal dat het Gerecht de plaatsing op de terrorismelijst vernietigt terwijl de betreffende lijst nog van kracht is. De leden zien in de snelle uitspraak van het Gerecht een nieuw signaal aan de Raad om de procedures voor plaatsing op en schrapping van de terrorismelijst te herzien.

De leden van beide commissies, alsook van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, zouden graag vernemen hoe de Nederlandse regering uitvoering zal geven aan de uitspraak van het Gerecht van 4 december 2008. Is de Nederlandse regering bereid om in de Raad mee te werken aan het schrappen van de MKO van de EU-terrorismelijst, gelet op de herhaalde uitspraken van het Gerecht? Zo nee, waarom niet?

De commissies hebben voorts geluiden gehoord dat de handhaving van de MKO op de terrorismelijst door de Iraanse regering wordt uitgelegd als een ondersteuning van haar beleid. Volgens onbevestigde bronnen zou een en ander ook hebben geleid tot executies van vermeende MKO-leden. Heeft de regering vergelijkbare berichten gekregen? Zo ja, wat is naar aanleiding van die berichten gedaan? Hoe oordeelt de regering in dat licht over haar ondersteuning van de Raadsbeslissingen?

De leden van de commissies verzoeken de regering dringend om op korte termijn te antwoorden op de gestelde vragen, alsook op de vragen uit de brief van 25 november 2008. Zij zouden deze antwoorden in elk geval voor het aanstaande kerstreces willen ontvangen. Tot het moment dat de antwoorden zijn besproken door de Eerste Kamer wordt de regering verzocht op geen enkele wijze mee te werken aan besluitvorming in de Raad over de vaststelling van een nieuwe EU-terrorismelijst waar de MKO op voorkomt en dit in de antwoordbrief te willen bevestigen.

De commissies sluiten voorts niet uit dat zij in een plenair debat dieper wensen in te gaan op de problematiek van de rechtsbescherming met betrekking tot de EU- en VN-terrorismelijsten.

De leden van de commissies zien de beantwoording door de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

R. H. van de Beeten

Een eensluidende brief is verzonden aan de minister van Justitie

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2009

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Justitie, de reactie aan op de vragen van de vaste commissies voor Justitie, Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking en voor de JBZ-raad in de brieven van 25 november 2008 met kenmerk 137070.09u en 16 december 2008 met kenmerk 137070.10u inzake de terrorismelijsten van de Europese Unie en de Verenigde Naties.

De vaste commissies hebben naar aanleiding van mijn brief d.d. 11 november 2008 over de EU-terrorismelijst aanvullende vragen gesteld. Deze vragen hebben betrekking op de plaatsing van organisaties, entiteiten en personen op de EU-lijst en specifiek op de uitspraak van het Gerecht van Eerste Aanleg (het Gerecht) van 4 december 2008 in de zaak van de Mujahedin-e Khalq Organisation (T-284-08).

De EU-lijst (Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931)

De regering deelt het belang van adequate rechtsbescherming bij de strijd tegen de financiering van terrorisme waar de vaste commissies aandacht voor vragen. De wijze waarop de Raad na de uitspraken van het Gerecht steeds te werk is gegaan, toont aan dat de Raad deze zorgen ter harte heeft genomen. De Raad heeft in voorgaande jaren de rechtsbescherming verbeterd met een procedure voor hoor en wederhoor en ook bij het periodieke heronderzoek van de lijst zijn verbeteringen doorgevoerd. Bij continuering van de plaatsing wordt het raadsbesluit met toelichting (de zogeheten «statement of reasons») aan de betrokkene gestuurd en wordt deze gewezen op de mogelijkheid van beroep bij het GEA. Ook is de procedure voor EU-listing vastgelegd in de werkmethoden van de «werkgroep implementatie Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931». Deze werkmethoden zijn te vinden op: http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/07/st10/st10826-re01.en07.pdf

De vaste commissies tonen zich verbaasd dat de motivering voor plaatsing of handhaving op de EU-lijst – mits met toestemming van betrokkene – bekend gemaakt kan worden. Dit is conform de zojuist genoemde werkmethoden. Daarin is vastgelegd dat met betrekking tot personen en organisaties die worden getroffen door Europese bevriezingsmaatregelen op grond van Verordening 2580/2001 het bovengenoemde statement of reasons wordt opgesteld. In de statement of reasons wordt duidelijk gemaakt waarom de Raad van mening is dat aan de voorwaarden voor EU-listing zoals neergelegd in Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931 is voldaan. Dit statement of reasons wordt aan betrokkenen gestuurd in geval van plaatsing of handhaving op de EU-sanctielijst. Hen wordt daarbij expliciet gevraagd of zij kunnen instemmen met het openbaar maken van de informatie uit het statement of reasons.

Het statement of reasons heeft tot doel om betrokkenen te informeren over de redenen waarom zij door financiële sancties worden getroffen en om de Europese rechter in Luxemburg in staat te stellen zijn rechterlijke controle over EU-listing uit te oefenen.

Mujahedin-e Khalq Organisation (MKO)

Met mijn eerdere brieven, waarvan de meest recente dateert van 11 november 2008, heb ik u reeds geïnformeerd over de wijze waarop de Raad gevolg gegeven heeft aan de eerste twee uitspraken van het Gerecht over de EU-listing van MKO en over het Nederlandse standpunt ten aanzien van MKO. Uit de uitspraak van het Gerecht van 23 oktober 2008 inzake MKO blijkt dat de Raad met de verbeterde procedure voldoende tegemoet is gekomen aan de eerdere bezwaren van het Gerecht.

De vaste commissies vragen in de brief van 25 november 2008 of – bij gebreke van nieuwe bezwarende informatie – de uitspraak van het Gerecht van 23 oktober 2008 had gedwongen tot schrapping van MKO van de lijst cq. niet hernieuwde plaatsing.

Uit de uitspraak van het Gerecht van 23 oktober 2008 volgde niet direct dat de Raad – bij gebreke aan nieuwe bezwarende informatie – de MKO van de EU-lijst had moeten schrappen. Of de Raad in zo’n geval de handhaving van de MKO had kunnen motiveren op een wijze die voor het Gerecht wel acceptabel zou zijn, is een hypothetische kwestie waarover ik niet wens te speculeren.

In deze uitspraak spreekt het Gerecht zich uit over de geldigheid van Raadsbesluit 2007/445 en 2007/868 tot handhaving van de MKO op de EU-terrorismelijst. Met betrekking tot Raadsbesluit 2007/445 oordeelt het Gerecht dat aan alle procedurele en materiële voorwaarden voor plaatsing van MKO op de lijst is voldaan. De MKO is in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de redenen van de Raad om de organisatie op de terrorismelijst te handhaven en zijn visie op deze redenen aan de Raad kenbaar te maken. De Raad heeft deze elementen bij de besluitvorming betrokken. De Raad is destijds tot de conclusie gekomen dat de MKO op de EU-lijst van personen, groepen en entiteiten die betrokken zijn bij terroristische daden, gehandhaafd dient te blijven. De MKO is daarvan met opgaaf van redenen («statement of reasons») op de hoogte gesteld.

Op 20 december 2007 is Raadsbesluit 2007/445 in het kader van de periodieke herziening van de EU-sanctielijst ingetrokken en vervangen door Raadsbesluit 2007/868. Dit laatste Raadsbesluit werd door het Gerecht nietig verklaard. Volgens het Gerecht had de Raad onvoldoende gemotiveerd waarom op dat moment EU-listing op basis van het Britse aanwijzingsbesluit nog altijd gerechtvaardigd was. Tijdens de periodieke herziening in juli 2008 werd het Britse besluit tot verwijdering van de MKO van de Britse nationale lijst in acht genomen, aangezien dit besluit diende als basis voor listing van MKO op de EU-lijst. Met betrekking tot de MKO werd, evenals voor een aantal andere personen en organisaties, aanvullende informatie aangedragen. De aanvullende informatie bood voldoende grond om plaatsing van de MKO op de EU-lijst te rechtvaardigen (Raadsbesluit 2008/583).

Uitspraak Gerecht van 4 december 2008 (zaak T-284/08)

De vaste commissies constateren in de brief van 16 december 2008 dat het Gerecht voor de derde maal de plaatsing van de MKO op de lijst heeft vernietigd. De regering wordt verzocht op geen enkele wijze mee te werken aan besluitvorming in de Raad over vaststelling van een nieuwe lijst waar MKO op voorkomt. Inderdaad heeft het Gerecht het Raadsbesluit 2008/853 tot handhaving van MKO op de lijst vernietigd. In de uitspraak van 4 december 2008 heeft het Gerecht geconstateerd dat de Raad MKO niet voorafgaand aan het Raadsbesluit heeft geïnformeerd over de nieuwe informatie die reden was om MKO op de EU-lijst te handhaven. Dit is in strijd met de door het Gerecht in de eerste MKO-zaak geformuleerde beginselen met betrekking tot EU-listing en levert volgens het Gerecht een schending op van de rechten van verdediging. De Raad zou ook niet voldoende duidelijk hebben gemaakt waarom de nieuwe informatie rechtvaardigt dat de organisatie op de EU-lijst bleef gehandhaafd.

De Raad zal de uitspraak van het Gerecht van 4 december 2008 in acht nemen bij de periodieke herziening in januari 2009, welke zal leiden tot een nieuw Raadsbesluit waarover ik u te zijner tijd gaarne zal informeren.

Vluchtelingenkamp Ashraf

In de brief van 25 november 2008 vragen de vaste commissies of de Regering geen aanleiding ziet tot enige inzet in verband met de veiligheid van Iraniërs uit Kamp Ashraf en of de Regering uitsluit dat bewoners van dat kamp die lid zijn of waren van MKO bescherming in Nederland of andere lidstaten van de EU zouden kunnen bekomen.

De veiligheid van de in het kamp verblijvende personen is in eerste instantie een zaak van betrokken Iraakse autoriteiten. De Nederlandse Regering kan over mogelijke toekomstige bescherming door lidstaten van de EU thans geen uitspraken doen. In voorkomend geval zouden betrokkenen in eerste instantie bescherming kunnen aanvragen bij UNHCR of, indien UNHCR niet aanwezig is, bij UNDP.

Van executies van vermeende MKO-leden zoals vermeld in uw brief van 16 december 2008 is mij niets bekend. Overigens kan over de Nederlandse positie ten aanzien van de doodstraf bij de Iraanse autoriteiten geen enkel misverstand bestaan.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Samenstelling:

Justitie:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

Samenstelling:

Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Van den Berg (SGP), Van der Linden (CDA), Dupuis (VVD), Rosenthal (VVD), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD), (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Kox (SP), Russell (CDA), (1e vice-voorzitter), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Eigeman (PvdA), Franken (CDA), Thissen (GL), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), K.G. de Vries (PvdA), Willems (CDA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Hillen (CDA), Smaling (SP), (2e vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Strik (GL), Kuiper (CU), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
3

Samenstelling:

JBZ-Raad:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Van de Beeten (CDA), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP), (voorzitter), Essers (CDA), Meurs (PvdA), Eigeman (PvdA), Engels (D66), Franken (CDA), (vice-voorzitter), Van Kappen (VVD), Peters (SP), K.G. de Vries (PvdA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Reuten (SP), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Opgenomen in het Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken I 2008–2009, 28 764, letter N.

Naar boven