27 659
Vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen)

R
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 april 2009

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin1 heeft in haar vergadering van 24 maart 2009 gesproken over de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 19 maart 2009 (27 659, Q) en besloten de inwerkingtreding van het gewijzigde Uitvoeringsbesluit WTZi te laten passeren, er evenwel van uitgaande spoedig en inhoudelijk adequaat een reactie te mogen ontvangen op haar brief van 31 maart 2009 aan de staatssecretaris.

De staatssecretaris heeft op 20 april 2009 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDH EID, WELZIJN EN SPORT

Den Haag, 31 maart 2009

In haar vergadering van 24 maart 2009 heeft de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin naar aanleiding van uw brief van 19 maart 2009 (27 659, Q) besloten de inwerkingtreding van het gewijzigde Uitvoeringsbesluit WTZi te laten passeren, er evenwel van uitgaande spoedig en inhoudelijk adequaat van u een reactie te mogen ontvangen op onderstaande vragen en opmerkingen.

Na kennisneming van uw brief bestaat bij de commissie zorg over de bekostiging van de integrale tarieven van de langdurige zorg in de periode na 2011. De commissie gaat ervan uit dat zij daaromtrent zo spoedig mogelijk door u zal worden geïnformeerd.

De commissie heeft kennis genomen van het voornemen om, ter voorkoming van de inzet van een commissie van wijzen voor de care sector, voorafgaand aan de feitelijke invoering van het nieuwe systeem (2011) passende oplossingen te bedenken en in het bekostigingssysteem aan te brengen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is daarvoor ingeschakeld. In dit verband wordt gemeld dat er altijd behoefte zal zijn aan een ultieme hardheidsclausule1. Voorts wordt gemeld dat u het – ondanks de passende oplossingen en de hardheidsclausule – niet uitsluit dat na 2011 voor specifieke problemen specifieke maatregelen worden getroffen.

Tegen deze achtergrond vraagt de commissie u het streven om bij de overgang naar het nieuwe systeem af te zien van de instelling en de inzet van een commissie van wijzen, die als taak heeft de boekwaardeproblemen van individuele instellingen in specifieke situaties te beoordelen, te heroverwegen.

De vraag hoe in het kader van de invoering van integrale tarieven met het boekwaardevraagstuk zal worden omgegaan is – zo blijkt uit uw brief – thans onderwerp van studie bij de NZa. De commissie gaat ervan uit dat u haar zodra dat mogelijk is, zult informeren over de resultaten van de NZa-studie. Tevens verneemt de commissie graag hoe u met de resultaten van de NZa-studie zult omgaan.

Blijkens uw brief zullen met de afschaffing van het bouwregime de beleidsregels WTZi zodanig worden aangepast dat de verplichting een leefwensenonderzoek te doen onder cliënten behouden blijft, ook na het afschaffen van het bouwregime. De commissie zou graag van u vernemen in welke (bestaande) beleidsregels u voornemens bent de verplichting op te nemen en de commissie gaat er voorts vanuit dat de verplichting voor het doen van een dergelijk onderzoek ook zal gelden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2009.

Verspreid in de brief wordt melding gemaakt van nader overleg met en toezending van stukken aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie hecht er aan te benadrukken dat in dit verband ook een rol is weggelegd voor de Eerste Kamer en gaat er derhalve van uit ook bij deze initiatieven betrokken te zullen worden.

De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

T. M. Slagter-Roukema

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2009

In antwoord op de bovenvermelde brief waarin de leden van uw commissie nadere vragen stellen ten aanzien van de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WTZi, waarmee onder andere het bouwregime voor de langdurige zorg is afgeschaft, bericht ik u graag als volgt.

Allereerst stel ik het ten zeerste op prijs dat u geen bezwaren heeft geuit tegen het in werking treden van het gewijzigde Uitvoeringsbesluit WTZi. Aanbieders van zorg, hun brancheorganisaties en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) weten nu waar ze aan toe zijn. Zij kunnen op basis van de nieuwe situatie respectievelijk plannen ontwikkelen voor de toekomst en bekostigingsregels opstellen die de nieuwe omstandigheden reflecteren.

Ik kom uiteraard tegemoet aan uw verzoek spoedig en inhoudelijk adequaat de bij u nog levende vragen te beantwoorden en te reageren op door u geleverd commentaar.

De Nederlandse Zorgautoriteit zal mij voor de zomer adviseren ten aanzien van een minimale kapitaallastencomponent en mij bovendien berichten uit welke componenten die is opgebouwd. Bovendien zal de NZa mij op de hoogte stellen van een eerste verkenning van een overgangsregeling. Op basis van die gegevens zal ik de beide Kamers der Staten-Generaal een brief sturen. Ik zal daarover met de Tweede Kamer nog vóór het zomerreces overleg voeren.

U vraagt mij mijn voorgenomen besluit om «af te zien» van de instelling van een commissie van wijzen, die de boekwaardeproblemen van individuele instellingen in specifieke situaties beoordeelt, te heroverwegen. Ik begrijp uit de vraag dat u mijn eerdere antwoord heeft gelezen als een definitief «nee» tegen een commissie van wijzen. In mijn vorige brief en ook tijdens het overleg met de vaste commissie van de Tweede Kamer heb ik naar voren willen brengen dat ik heb geleerd van de gang van zaken bij de invoering van integrale tarieven en prijzen in de cure. De commissie van wijzen die zich gebogen heeft over deze problematiek in de cure heeft geen individuele gevallen beoordeeld, maar geadviseerd dat er een goede overgangsregeling moet worden opgesteld. De commissie stelde voor daarin een hardheidsclausule op te nemen. Uiteindelijk, zo adviseerde de commissie, dient er voor de cure een nadeel-compensatieregeling te worden opgesteld die kan worden gehanteerd na afloop van de overgangsperiode/-regeling.

Ik heb het vorenstaande voor de sector van de langdurige zorg en de geestelijke gezondheidszorg zo vertaald dat tegelijkertijd met de introductie van de integrale tarieven in die sectoren, niet alleen een gefaseerd invoeringstraject moet worden bewandeld, maar ook een overgangsregeling van kracht moet zijn die er voor zorgt dat instellingen op een verantwoorde manier van de oude situatie naar de nieuwe situatie kunnen komen. In die overgangsregeling krijgt de «boekwaardeproblematiek» sowieso een plaats. In de loop van dit jaar wordt meer duidelijk over welke andere onderwerpen onderdeel uit zullen gaan maken van een door de NZa op te stellen overgangsregeling. Van nieuwe ontwikkelingen houd ik beide Kamers op de hoogte. Overigens ga ik er vooralsnog van uit dat de NZa in staat zal zijn zelf uitvoering te geven aan de overgangsregeling, aangezien die een rechtstreeks verband heeft met het vaststellen van tarieven door de NZa ten behoeve van individuele instellingen. Ik sluit – en dan kom ik terug op uw vraag – niet uit dat in dat verband derden zullen worden ingeschakeld om de situatie te beoordelen.

Ik heb tijdens het overleg met de vaste commissie voor VWS van de Tweede Kamer op 27 januari 2009 gemeld dat ik er vanuit ging dat het verplichte leefwensenonderzoek zoals dat is vastgelegd in de huidige beleidsregels WTZi, met het afschaffen van het bouwregime zou komen te vervallen. Ik kom daar – mede op verzoek van uw commissie – op terug, zoals ik in mijn brief van 19 maart 2009 aan uw commissie heb gemeld. De bestaande beleidsregels op grond van de artikelen 4 en 13 van de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) worden zodanig aangepast dat het leefwensenonderzoek, dat in de huidige beleidsregels WTZi een verplicht toetsingsonderdeel is bij de beoordeling van toelatingen met bouw, voortaan een beleidsregel is die te allen tijde van kracht is ingeval van bouw en langdurig verblijf. De verplichting treedt in werking op het moment dat de gewijzigde beleidsregels WTZi in de Staatscourant worden gepubliceerd. Van terugwerkende kracht hoeft geen sprake te zijn, omdat tot de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregels de oude van kracht blijven en daarin is het leefwensenonderzoek, zij het op andere titel, reeds opgenomen. Er ontstaat met andere woorden geen regelloze periode.

De komende anderhalf jaar zal veel werk worden verricht om integrale tarieven voor de langdurige zorg te kunnen introduceren in 2011. De voortgang van die werkzaamheden kan door de beide Kamers worden gevolgd aan de hand van aan hen te sturen berichten daaromtrent. Ik ga ervan uit dat beide Kamers, ieder op de voor hen meest passende wijze, daarover met mij in overleg treden.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. Bussemaker


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), vice-voorzitter, Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP), voorzitter, Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Boer (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Een hardheidsclausule inhoudende een beschikkingsbevoegdheid van een bestuursorgaan om (een) artikel(en) van een regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het doel of de strekking van de desbetreffende regeling, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (aanwijzing 131a van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

Naar boven