Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31325 nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31325 nr. G |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2008
Bij de behandeling van het wetsvoorstel met betrekking tot «het door de scholen om niet ter beschikking stellen van lesmateriaal aan leerlingen in het voortgezet onderwijs» is de motie Linthorst (Kamerstuknummer 31 325, F, vergaderjaar 2007–2008) ingediend. In uw Kamer heb ik in reactie op deze motie aangegeven dat het kabinet bereid is een inventarisatie te maken waarbij in kaart gebracht zal worden welke verschillende bijdragen ouders ontvangen met kinderen in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs en u hierover direct na de zomer te informeren.
Wel dient opgemerkt te worden dat het vergelijken van de schoolkosten van ouders met kinderen op het mbo en ouders met kinderen op het voortgezet onderwijs niet eenvoudig is. Het voortgezet onderwijs en mbo verschillen van elkaar. De spreiding in de hoogte van de schoolkosten in het mbo en het voortgezet onderwijs loopt sterk uiteen en de variëteit aan opleidingen in het mbo is fors (in totaal zijn er ongeveer 700 verschillende opleidingen en op dit moment zijn er per ROC gemiddeld 250 verschillende opleidingen die in een beroepsopleidende leerweg (bol) en een beroepsbegeleidende leerweg (bbl) variant worden aangeboden). Dit betekent dat er ouders zijn die relatief weinig kosten hebben, voor andere ouders geldt dat de kosten hoger zullen uitvallen. In de hierna volgende paragrafen wordt meer inzicht gegeven in de schoolkosten van verschillende groepen ouders.
In paragraaf 1 wordt uitgelegd wat precies onder schoolkosten wordt verstaan. In paragraaf 2 vindt u een korte omschrijving van de beschikbare tegemoetkomingen voor mbo’ers en vo’ers. Ook worden deze vergeleken met de tegemoetkomingen in het hoger onderwijs. In paragraaf 3 wordt inzicht gegeven in de schoolkosten in het mbo en in die van het voortgezet onderwijs, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan het reisgedrag van beide groepen. In de conclusie wordt een vergelijking gemaakt tussen kosten en tegemoetkomingen van de verschillende onderwijssoorten, ook wordt uitgelegd waarom zo’n vergelijking niet eenvoudig is. In de bijlage1 tenslotte vindt u een uitgebreid overzicht van de verschillende kostenposten van het mbo-bol en het voortgezet onderwijs.
Schoolkosten zijn kosten die ouders maken om hun kind naar school te laten gaan. Er zijn verschillende soorten schoolkosten te onderscheiden:
– schoolboeken2, dit zijn studieboeken en werkboeken die door de school worden voorgeschreven;
– atlas, woordenboeken en rekenmachine;
– ict-bijdragen en andere benodigdheden (dit zijn kosten voor ict behalve voor digitaal lesmateriaal);
– overige schoolbenodigdheden die de school wenselijk acht (zoals informatie-, leer- en oefenmateriaal, toetsen en gereedschap), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen door de school in rekening gebrachte kosten voor leermiddelen en gereedschappen en de leermiddelen en gereedschappen die door ouders zelf worden aangeschaft;
– kosten voor extra schoolactiviteiten (schoolreis, excursies, e.d.);
– (Vrijwillige) ouderbijdrage aan de school;
– reiskosten (kosten van reizen van woonplaats naar school en vice versa). Het reisgedrag wordt in een aparte paragraaf besproken;
– overige kosten die ouders maken om hun kind naar school te laten gaan (bijvoorbeeld bijlessen, huiswerkbegeleiding en kosten voor een stage). Deze kosten zijn er voor een gedeelte van de groep en worden hier buiten beschouwing worden gelaten.
Paragraaf 2 Beschikbare tegemoetkomingen per doelgroep
In tabel 1 wordt schematisch weergegeven voor welke tegemoetkomingen (ouders van) vo’ers en mbo’ers in aanmerking kunnen komen:
Tabel 1: Overzicht van de verschillende tegemoetkomingen voor (ouders van) mbo’ers en vo’ers
mbo-bol | vo | opmerking | |
---|---|---|---|
Tegemoetkoming minderjarigen | |||
Kinderbijslag | ± € 90 per maand | ± € 90 per maand | afhankelijk van aantal kinderen |
Kindertoeslag/kindgebonden budget | max. € 994 | max. € 994 | vanaf 2010 met WTOS deel |
WTOS | Max. € 996 | ± € 300 (afgetopt met bedrag gratis schoolboeken) | in vo hoogte bedrag afhankelijk van het leerjaar |
Korting in stads- en streekvervoer | 34 procent | 34 procent | Op abonnementen |
Gratis schoolboeken | – | Ter waarde van € 316 | vanaf schooljaar 2008–2009 |
Lesgeld | Geen lesgeld | Geen lesgeld | |
Tegemoetkoming 18-plussers | |||
WTOS | – | inkomensonafhankelijk ± € 100 en aanvullende inkomensafhankelijke bijdrage van max. ± € 70 | Deze vo leerlingen ontvangen ook gratis schoolboeken, hiervoor wordt WTOS afgetopt |
Studiefinanciering met ov-studentenkaart | € 72 p.m. thuis en € 236 uitwonend en een inkomensafhankelijke aanvullende beurs en leenfaciliteit. | – | Voor vo’ers geldt bij instroom in hoger onderwijs |
Lesgeld | Lesgeld € 975 | Geen lesgeld |
Het mbo heeft leerlingen voltijd bol, deeltijd bol-leerlingen en bbl-leerlingen. De schoolkosten van bbl-leerlingen en deeltijd bol-leerlingen worden in deze brief buiten beschouwing gelaten, deze leerlingen zijn voor de financiering van hun schoolkosten op andere arrangementen aangewezen. In 2007 waren er ongeveer 500 000 mbo-leerlingen. Hiervan zijn ongeveer 115 000 leerlingen minderjarige bol’ers. Eenderde van deze groep is 16 jaar en tweederde is 17 jaar oud. Meer dan de helft van de jaarlijkse nieuwe instroom van minderjarige bol-leerlingen is 17 jaar, 41 000 leerlingen, en 38 000 bol-leerlingen zijn 16 jaar als zij instromen. Mbo-leerlingen kunnen in het kwartaal na hun 18e verjaardag aanspraak maken op studiefinanciering.
Ouders van minderjarige mbo-leerlingen ontvangen voor hun kinderen kinderbijslag (ongeveer € 90 per maand voor 1 kind, oplopend bedrag bij meer kinderen). Bij een inkomen van de ouders tot circa € 32 000 per jaar ontvangen de ouders een volledige tegemoetkoming volgens de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS) voor hun schoolgaande kind, afhankelijk van het aantal schoolgaande kinderen, bij een hoger inkomen neemt de WTOS-tegemoetkoming af. De tegemoetkoming voor ouders van mbo-leerlingen is in 2008 maximaal € 996 per jaar. Tot 2006 maakte ongeveer 40 procent van de ouders gebruik van deze tegemoetkoming in de schoolkosten, in 2007 maakte ongeveer 33 procent gebruik van de WTOS. Verder hoeven mbo-leerlingen onder de 18 geen lesgeld te betalen.
Ouders met een laag inkomen kunnen in aanmerking komen voor het kindgebonden budget. Ouders met een inkomen tot € 29 413 krijgen maximaal € 994 per jaar per kind. Als het inkomen hoger wordt, wordt de tegemoetkoming lager, er is een glijdende schaal. Vanaf 2009 is de hoogte van het kindgebonden budget tevens afhankelijk van het aantal kinderen: bij ieder volgend kind krijgt men iets extra. Vanaf 2010 wordt een deel van de WTOS in het kindgebonden budget geïntegreerd. Het WTOS-bedrag dat in het kindgebonden budget wordt opgenomen is voor ouders van vo’ers en mbo’ers gelijk. Het kindgebonden budget is leeftijdsafhankelijk en niet afhankelijk van de schoolsoort. Voor de ouders van vo-leerlingen verdwijnt de WTOS door de gratis schoolboeken en de integratie in het kindgebonden budget in zijn geheel. Voor ouders van mbo’ers blijft er een deel WTOS bestaan, de WTOS-tegemoetkoming voor mbo’ers was immers hoger dan die voor vo’ers (vo’ers ontvangen een maximaal bedrag van ongeveer € 600; afhankelijk van het leerjaar waarin zij zitten). Bovendien krijgen mbo’ers geen gratis schoolboeken, dus ook dit deel van de WTOS blijft in stand voor het mbo. Mbo’ers kunnen vanaf 2010 dus nog een WTOS tegemoetkoming van ongeveer € 600 aanvragen.
Verder krijgen minderjarige mbo’ers, net als alle andere minderjarigen, een korting van 34 procent op de abonnementskosten in het stads- en streekvervoer. Bovendien heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een verzamelbrief aan de gemeenten gemeld dat blijkens jurisprudentie inzake bijzondere bijstand aan (ouders van) leerlingen in het mbo bijzondere bijstand in verband met vervoerskosten kan worden verstrekt.
Zodra mbo-leerlingen 18 jaar worden, ontvangen zij studiefinanciering. De financiering bestaat uit de basisbeurs (€ 72 per maand thuiswonend (vanwege lager lesgeld dan in ho), € 236 uitwonend), afhankelijk van het inkomen van de ouders een aanvullende beurs (€ 296 per maand thuiswonend, € 315 uitwonend) en een leenmogelijkheid. Bij de studiefinanciering ontvangen zij dan ook een ov-studentenkaart als voorziening voor het reizen tussen huis en de onderwijsinstelling. De leerlingen van 18 jaar of ouder zijn lesgeldplichtig en betalen € 975 voor het volgen van onderwijs.
Mbo-deelnemers kunnen hun rechten op studiefinanciering stapelen, dat wil zeggen dat zij na de afronding van een mbo-opleiding daarna nog met prestatiebeurs een ho-opleiding kunnen volgen. Ongeveer de helft van de mbo-bol’ers stroomt na het behalen van zijn diploma door naar het hoger onderwijs.
Leerlingen in het voortgezet onderwijs
In totaal volgden in 2007 ongeveer 900 000 leerlingen voortgezet onderwijs. De ouders van minderjarige vo-leerlingen ontvangen voor hun kinderen kinderbijslag (ongeveer € 90 per maand voor 1 kind, oplopend bedrag bij meer kinderen). Bij een inkomen van de ouders tot circa € 32 000 per jaar ontvangen de ouders WTOS voor hun schoolgaande kind, afhankelijk van het aantal schoolgaande kinderen. Voor de onderbouw WTOS (dat is het gehele vmbo, jaar 1,2,3 van havo en vwo) kunnen ouders maximaal € 590 per jaar ontvangen, voor de bovenbouw is deze tegemoetkoming maximaal € 660. Het aantal gebruikers van de WTOS in het voortgezet onderwijs lag de afgelopen jaren tussen de 27 procent en de 31 procent. Leerlingen in het voortgezet onderwijs hoeven geen lesgeld te betalen. In het schooljaar 2008–2009 ontvangen de ouders van deze leerlingen een vergoeding van € 316 voor de schoolboeken. Het maximale WTOS-bedrag is daarom verlaagd. Vanaf het schooljaar 2009–2010 ontvangen de leerlingen de schoolboeken om niet van de school.
De ouders van minderjarige leerlingen in het voortgezet onderwijs ontvangen tot aan een bepaald inkomen ook kindertoeslag en vanaf 2009 kindgebonden budget. Hierboven is reeds aangegeven dat door de gratis schoolboeken en de integratie van het overige deel van de WTOS in het kindgebonden budget, de WTOS voor ouders met minderjarige leerlingen in het voortgezet onderwijs volledig zal verdwijnen vanaf 1 januari 2010.
Als vo-leerlingen 18 jaar worden kunnen ze zelf een vergoeding via de WTOS aanvragen. De ouders van deze leerlingen ontvangen immers geen kinderbijslag meer. Deze tegemoetkoming is een basistoelage, die voor iedereen beschikbaar is. Daarnaast blijft de inkomensafhankelijke toelage, die op basis van het inkomen van de ouders wordt uitgekeerd in stand. Deze leerlingen ontvangen de € 316 voor schoolboeken zelf in het schooljaar 2008–2009. Het inkomensafhankelijke deel van de tegemoetkoming voor 18-plussers zal met het schoolboekenbedrag worden verrekend. Overigens hoeven deze leerlingen geen lesgeld te betalen.
Studenten in het hoger onderwijs
Studenten in het hoger onderwijs ontvangen studiefinanciering. Op dat moment vervalt het recht op kinderbijslag. De basisbeurs voor een student in het hoger onderwijs is ongeveer € 92 per maand voor een thuiswonende student en € 256 per maand voor een uitwonende student. Verder is er de inkomensafhankelijke aanvullende beurs van € 296 per maand voor een thuiswonende en maximaal € 315 voor een uitwonende student. Deze studenten krijgen ook een ov-studentenkaart. Studenten maken aanspraak op prestatiebeurs voor de nominale studieduur (meestal 4 jaar). En zij kunnen daarna nog 3 jaar studiefinanciering lenen. Het collegegeld is € 1 565, studenten kunnen collegegeldkrediet aanvragen, ter hoogte van het collegegeld.
Paragraaf 3 Overzicht van de schookosten voor mbo’ers en vo’ers
De gegevens die hieronder zijn uitgewerkt zijn afkomstig uit de Schoolkostenmonitor 2006–20071. In deze monitor is onderzocht wat de kosten zijn voor de drie grootste sectoren «economie & handel», «gezondheid & verzorging» en «milieu& techniek». De totale kosten per sector zijn in de tabel hieronder opgenomen. Dit betekent dat deze gegevens niet het hele mbo beslaan, er zijn meer sectoren en ook de gegevens van specifieke vakopleidingen zijn hier niet meegenomen. In de Schoolkostenmonitor hebben de onderzoekers zich gericht op de drie grootste sectoren van het mbo, onder meer omdat de responsgroep het grootst is. Dit zorgt voor betrouwbare onderzoeksresultaten. Bovendien is in voorgaande schoolkostenonderzoeken ook uitgegaan van deze drie sectoren. Op deze manier kunnen deze onderzoeken vergeleken worden. De kostensoorten voor mbo’ers die hieronder worden besproken zijn exclusief de reiskosten voor mbo’ers. Deze worden later in deze paragraaf behandeld.
Tabel 2. Verdeling gemiddelde kosten over kostenposten naar sector (zonder reiskosten) in euro’s per jaar
Schoolkosten mbo-bol | Economie & Handel | Gezondheid & Verzorging | Techniek & Milieu | Totaal mbo-bol |
---|---|---|---|---|
kosten schoolboeken1 | € 335 | € 269 | € 309 | € 306 |
kosten door school in rekening gebracht aan leermiddelen en gereedschappen | € 91 | € 108 | € 104 | € 100 |
kosten van door ouders zelf aangeschafte leermiddelen en gereedschappen | € 76 | € 75 | € 76 | € 76 |
kosten van extra schoolactiviteiten | € 149 | € 110 | € 94 | € 123 |
kosten vrijwillige ouderbijdrage | € 58 | € 52 | € 42 | € 52 |
Subotaal jaarlijkse schoolkosten | € 709 | € 614 | € 625 | € 657 |
Gemiddelde eenmalige kosten: | ||||
kosten aan atlas, woordenboeken en rekenmachine* | € 125 | € 116 | € 70 | € 109 |
kosten aan ict en ict-benodigdheden** | € 249 | € 129 | € 177 | € 191 |
Totaal (incl. eenmalige kosten) | € 1 083 | € 859 | € 872 | € 957 |
* deze kosten maken ouders eenmalig, 59% van de respondenten geeft aan deze kosten niet te hebben.
** 32% van de respondentenheeft aangegeven deze kosten niet te hebben
1 Voor schoolboeken in het mbo, zijn alleen gegevens beschikbaar uit de Schoolkostenmonitor. Er zijn geen andere databases waar informatie over deze kosten kan worden gevonden. De kosten voor schoolboeken lopen uiteen van € 120 naar € 450 en meer, bovendien zijn er geen gegevens over alle mbo-opleidingen beschikbaar.
Het valt op dat de spreiding in de kosten zeer groot is. Uiteenlopend van nauwelijks kosten tot honderden euro’s. Dit wordt zichtbaar door niet alleen naar het gemiddelde te kijken, maar ook de mediaan2 en de kosten per kwartiel3 aan te geven. Het is belangrijk op te merken dat bij alle kostensoorten de mediaan lager is dan het gemiddelde bedrag. Over het algemeen liggen de kosten van het eerste kwartiel van de respondenten dichterbij de mediaan dan de kosten van het derde kwartiel. De gemiddelde kosten zijn hoger dan het bedrag dat de mediaan aangeeft, dit verschil ontstaat doordat een relatief kleine groep hoge kosten heeft.
In onderstaande grafieken worden twee kostenposten voor het mbo-bol uitgelicht. De rest van de kostensoorten zijn terug te vinden in de bijlage. In de grafieken is goed te zien dat sprake is van spreiding van de kosten.
Grafiek 1: De kosten en spreiding voor schoolboeken in het mbo-bol (in euro’s per jaar)
In dit overzicht is te zien dat de eerste 25 procent van de respondenten veel lagere kosten heeft dan van de laatste 25 procent van de respondenten. De variatie in de kosten loopt van € 140 tot € 450 per jaar. Ook binnen de sectoren is de bandbreedte in de kosten groot. Binnen de sector «economie & handel» lopen de kosten uiteen van € 200 tot € 450 of meer. De groep die € 450 of meer betaalt is een groep van 25 procent van de respondenten. Het eerste kwart is € 140 of minder kwijt aan de schoolboeken. Per sector verschilt het dus hoeveel ouders aan de schoolboeken kwijt zijn. Gemiddeld zijn de kosten voor schoolboeken 32 procent van de totale schoolkosten van mbo’ers.
Grafiek 2: Kosten en de spreiding voor de (vrijwillige) ouderbijdrage in het mbo-bol (in euro’s per jaar)
Opvallend aan bij deze grafiek is dat de eerste 25 procent van de respondenten geen kosten heeft terwijl het laatste kwart € 80 aan kosten heeft. De helft van de leerlingen heeft geen tot weinig (€ 20) kosten. Het gemiddelde wordt vooral bepaald door de hoogte van enkele zeer hoge bijdragen. Ook hier kan het dus per individueel geval erg verschillen wat er aan de school betaald moet worden. Over het algemeen is de sector «economie & handel» iets duurder dan de andere sectoren, maar de bandbreedtes zijn voor de verschillende kostensoorten en de drie sectoren over het geheel genomen groot.
Schoolkosten voortgezet onderwijs
De gegevens die hieronder zijn uitgewerkt zijn afkomstig uit de Schoolkostenmonitor 2006–2007. In deze monitor is onderzocht wat de kosten zijn voor leerlingen in het voortgezet onderwijs per onderwijssoort. De totale kosten per onderwijssoort zijn in de tabel hieronder opgenomen. Het bedrag voor schoolboeken is echter gebaseerd op andere gegevens. Het bedrag van € 316 is tot stand gekomen met SLO/NICL-gegevens over boekenpakketten in het voortgezet onderwijs. Deze gegevens zijn getoetst aan de gegevens uit de praktijk van één van de grootste distributeurs van schoolboeken. Voor de schoolboeken is een bedrag van € 316 opgenomen, dit is het gemiddelde schoolboekenbedrag voor het voortgezet onderwijs1. In het schooljaar 2008–2009 krijgen de ouders met leerlingen in het voortgezet onderwijs dit bedrag uitgekeerd via een eenmalige toelage en vanaf het schooljaar 2009–2010 wordt dit bedrag per leerling aan de lumpsum van de scholen toegevoegd.
Tabel 3 Verdeling gemiddelde kosten over kostenposten naar schooltype (in euro’s per jaar)
Schoolboeken | Vo totaal | Vmbo-b | Vmbo-t | havo | vwo |
---|---|---|---|---|---|
kosten schoolboeken | € 316 | € 316 | € 316 | € 316 | € 316 |
door school in rekening gebrachte kosten voor leermiddelen en gereedschappen | € 61 | € 81 | € 55 | € 54 | € 47 |
kosten van door ouders zelf aangeschafte leermiddelen en gereedschappen | € 91 | € 89 | € 84 | € 91 | € 88 |
kosten van extra school-activiteiten | € 149 | € 113 | € 157 | € 172 | € 238 |
kosten vrijwillige ouderbijdrage | € 59 | € 45 | € 61 | € 58 | € 71 |
subtotaal jaarlijkse kosten | € 676 | € 644 | € 673 | € 691 | € 760 |
Gemiddelde eenmalige kosten | |||||
kosten atlas, woordenboeken en rekenmachine* | € 64 | € 59 | € 62 | € 68 | € 64 |
kosten aan ict en ict-benodigdheden** | € 60 | € 94 | € 47 | € 41 | € 39 |
Totaal (incl. eenmalige kosten) | € 800 | € 797 | € 782 | € 800 | € 863 |
* 45% van de respondenten heeft aangegeven deze kosten niet te hebben gehad, het gaat om eenmalige aanschaffingskosten, de mediaan ligt op € 0.
** 60% van de respondenten heeft aangegeven deze kosten niet te hebben gehad, het gaat hier om kosten voor hardware en software, de mediaan ligt op € 0.
Hieronder is een grafiek opgenomen waarin de kosten voor de (vrijwillige) ouderbijdrage en de spreiding van deze kosten is weergegeven. De gegevens voor de overige kostensoorten in het voortgezet onderwijs zijn terug te vinden in de bijlage.
Grafiek 3: Overzicht van de kosten en de spreiding daartussen voor de (vrijwillige) ouderbijdrage in het voortgezet onderwijs
In de vorige alinea werd duidelijk dat de spreiding in de kosten in het mbo-bol groot is. In bovenstaande grafiek is te zien dat dit ook speelt in het voortgezet onderwijs. De kosten lopen uiteen van € 0 tot € 82. De eerste helft van de respondenten heeft kosten die € 50 of lager zijn. Ook bij de andere kostenposten in het voortgezet onderwijs geldt dat er sprake is van differentiatie. Er is sprake van grote spreiding, dat wil zeggen dat het per school kan verschillen hoeveel ouders moeten betalen.
Overzicht kosten vo’ers en mbo’ers
In tabel 4 zijn de gemiddelde kosten voor ouders van vo-leerlingen en mbo-bolleerlingen weergegeven. Let wel; in deze presentatie is de spreiding van de kosten niet terug te vinden.
Tabel 4: Vergelijking totale gemiddelde kosten in mbo-bol en vo (in euro’s per jaar)
Schoolboeken | Vo totaal | Mbo-bol |
---|---|---|
kosten schoolboeken | € 316 | € 306 |
door school in rekening gebrachte kosten voor leermiddelen en gereedschappen | € 61 | € 76 |
kosten van door ouders zelf aangeschafte leermiddelen en gereedschappen | € 91 | € 100 |
kosten van extra school-activiteiten | € 149 | € 123 |
kosten vrijwillige ouderbijdrage | € 59 | € 52 |
subtotaal jaarlijkse kosten | € 676 | € 657 |
Gemiddelde eenmalige kosten | ||
kosten atlas, woordenboeken en rekenmachine* | € 64 | € 109 |
kosten aan ict en ict-benodigdheden** | € 60 | € 191 |
Totaal (incl. eenmalige kosten) | € 800 | € 957 |
* deze kosten maken ouders eenmalig, een groot deel van de respondenten geeft aan deze kosten niet te hebben.
** een groot deel van de respondenten heeft aangegeven deze kosten niet te hebben
In de tabel is te zien dat het verschil in de totale kosten ontstaat doordat de kosten voor atlassen, woordenboeken en rekenmachines, en kosten aan ict en ict-benodigdheden hoger zijn in het mbo dan in het voortgezet onderwijs. Dit zijn echter kosten die niet alle ouders maken en die in principe ook eenmalig zijn. De WTOS is bedoeld om ouders met een inkomen tot modaal tegemoet te komen in de hierboven genoemde schoolkosten.
Ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs krijgen ongeveer € 600 WTOS (afhankelijk van het leerjaar waarin de leerling zich bevindt). Omdat er sprake is van spreiding in de kosten, is te zeggen dat de kosten voor ongeveer tussen de 25 tot 50 procent van de WTOS-ouders de tegemoetkoming kostendekkend zou zijn. Ouders met kinderen aan het mbo-bol ontvangen een bedrag van maximaal € 996 aan WTOS om in de betaling van de kosten te voorzien. Exclusief de reiskosten en gezien de spreiding in de kosten is de WTOS tegemoetkoming dus voor 50 tot 75 procent van de ouders kostendekkend.
De WTOS is in zijn huidige vorm in 2001 ingevoerd; destijds waren er extra middelen beschikbaar om de WTOS te verruimen. Voor mbo’ers is onder andere € 110 bij het normbudget gekomen in verband met de hoge reiskosten. Dit bedrag komt voort uit het toenmalig beschikbare budget. Overigens kunnen alle minderjarigen 34 procent korting krijgen op abonnementen in het stadsen streekvervoer.
Het grootste verschil tussen mbo’ers en vo’ers zit in de kosten voor het reizen van en naar de school. Hieronder wordt een overzicht van de reisafstanden van minderjarige bol-deelnemers gepresenteerd. De Schoolkostenmonitor 2006–2007 (30 800 VIII, nr. 142, vergaderjaar 2006–2007) heeft het reisgedrag van mbo’ers die een voltijdse opleiding volgen globaal in kaart gebracht. Er zijn geen specifieke gegevens bekend over de minderjarige mbo’ers in dit onderzoek. Het onderzoek leert dat ruim 70 procent van de mbo’ers met het openbaar vervoer naar school gaat. Circa 33 procent gaat met de fiets en 20 procent gebruikt een auto of een brommer (de gegevens tellen op tot meer dan 100 procent, omdat mbo’ers vaak gebruik maken van diverse vormen van vervoer). De gegevens uit de Schoolkostenmonitor zijn getoetst aan gegevens uit het meest recente reizigersonderzoek en aan vier geselecteerde roc’s om een scherper beeld te krijgen van de problematiek. Zie hiervoor tabel 5.
Om verder inzicht te krijgen in het reisgedrag van minderjarige mbo’ers is gebruik gemaakt van het onderzoek naar de reizigers met de ov-studentenkaart uit 2005. De 18-jarige bol-deelnemers met ov-studentenkaart uit dat onderzoek zijn nader geanalyseerd, met als uitgangspunt dat zij van alle houders van een ov-studentenkaart qua reisgedrag het meest overeenkomen met minderjarige mbo’ers. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat het waarschijnlijk is dat deze categorie meer reist dan de minderjarige mbo’ers, doordat zij een ov-studentenkaart heeft.
Daarnaast is dit onderzoek als basis gebruikt om van vier instellingen de reisafstand van minderjarige deelnemers te beoordelen. Het Mediacollege en het Somacollege zijn vakinstellingen die leerlingen van ver buiten de eigen regio trekken, roc West-Brabant is regionaal georiënteerd over een groter gebied en roc Da Vinci College is vooral stedelijk gericht. De gegevens van deelnemers en onderwijslocaties zijn gemodelleerd volgens het onderzoek uit 2005.
Tabel 5: Spreiding studenten over verschillende afstandsklassen in procenten1
Afstandklasse | Mediacollege en Soma college | ROC West-Brabant | ROC Da Vinci | Onderzoek Studentenkaart 2005 (18-jarigen) | Schoolkosten-monitor |
---|---|---|---|---|---|
minder dan 1 km | 5% | 2% | 3% | 3% | 5 km of minder: 17% |
1 t/m 3 km | 2% | 8% | 25% | 10% | |
3 t/m 5 km | 4% | 7% | 17% | 13% | |
5 t/m 10 km | 10% | 9% | 18% | 17% | 6–15 km: 33% |
10 t/m 15 km | 5% | 17% | 18% | 13% | |
15 t/m 20 km | 8% | 15% | 6% | 12% | 16–30 km: 30% |
20 t/m 30 km | 22% | 17% | 7% | 14% | |
30 t/m 50 km | 24% | 10% | 4% | 12% | 31–50 km: 14% |
50 t/m 80 km | 13% | 8% | 1% | 4% | 51 km of meer: 6% |
meer dan 80 km | 8% | 10% | 0,5% | 2% |
1 De afstandsklassen zijn vastgesteld op basis van woon- en schoollocatie. Alleen gegevens van bol-studenten zijn verwerkt, behalve bij de gegevens over ROC West-Brabant, dit is incl. BBL-studenten.
Uit de tabel blijkt dat gemiddeld zo’n 50 procent van de deelnemers verder van de instelling woont dan 15 kilometer. Studenten aan vakcolleges reizen gemiddeld over een grotere afstand, regionaal gespreide roc’s zitten ook iets boven het gemiddelde, vooral studenten van stedelijke mbo-instellingen reizen gemiddeld minder dan 15 kilometer. Conclusie is dat 50 procent van de leerlingen 15 kilometen of verder reist naar hun opleiding. Vooral leerlingen die meer dan 20 kilometer moeten reizen, maken gebruik van het openbaar vervoer. Deze groep heeft daardoor gemiddeld relatief hoge kosten. Meer gedetailleerde informatie over het reisgedrag van mbo-leerlingen vindt u in de bijlage. Bovendien is er sprake van een landelijk beeld over het reisgedrag. Dat sommige mbo’ers verder reizen dan anderen is niet beperkt tot specifieke regio’s. In elke regio zijn er groepen die ver moeten reizen.
De gemiddelde schoolkosten voor het totale mbo zijn € 957 exclusief de reiskosten. De helft van de respondenten heeft echter kosten die lager uitvallen dan het gemiddelde per kostensoort. Immers, de mediaan (eerste 50%) voor de afzonderlijke kosten ligt bij alle kostensoorten lager dan het gemiddelde; er is dus sprake van grote spreiding van kosten. Voor de groep die tot 15 kilometer reist zijn de reiskosten ongeveer € 380 per jaar (op basis van de Schoolkostenmonitor gegevens). Dit betekent dat de WTOS voor de groep die maximaal 15 kilometer reist circa 25–50 procent kostendekkend of bijna kostendekkend zou zijn als ook de reiskosten worden meegerekend. Mbo’ers die in het lage segment van de verschillende kostensoorten zitten komen zelfs tot 30 kilometer reizen uit met de tegemoetkoming. Mbo’ers die ver reizen komen tekort aan de WTOS, zeker als zij hogere andere schoolkosten hebben. Dit geldt echter voor een beperkte groep en voor een periode van een half tot anderhalf jaar. Daarnaast heb ik met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overlegd over mogelijkheden voor deze groep. Hij heeft in de verzamelbrief van juni aan de gemeenten bekendgemaakt dat gemeenten in aanvulling op de WTOS bijzondere bijstand kunnen verstrekken indien van bijzondere omstandigheden sprake is.
In de Schoolkostenmonitor 2006–2007 staat dat 88 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs met de fiets naar school gaat. Daarnaast maakt 15 procent van de leerlingen regelmatig gebruik van het openbaar vervoer. De gemiddelde afstand van school naar huis is 8 kilometer in het voortgezet onderwijs. 8 procent van de groep reist 16 kilometer of meer naar de school, waarvan 1 procentpunt 50 kilometer of meer. Gezien de spreiding van scholen in het voortgezet onderwijs, is het vaak een bewuste keuze van ouders om een leerling naar een school te sturen die meer dan 50 kilometer van huis is.
Als alle gegevens naast elkaar worden gezet, vallen de volgende punten op:
Alle 16- en 17-jarige vo’ers en mbo’ers krijgen kinderbijslag en het inkomensafhankelijke kindgebonden budget. Ook kunnen beide groepen een beroep doen op de WTOS. De normvergoeding voor mbo’ers was altijd ongeveer € 300 hoger, met de invoering van gratis lesmateriaal in het voortgezet onderwijs, wordt dit verschil ongeveer € 600. De schoolkosten voor (ouders van) mbo’ers en vo’ers zijn in de huidige situatie (inclusief kosten voor schoolboeken in het vo) vergelijkbaar qua hoogte (de totale gemiddelde kosten liggen iets boven de € 800 per jaar). Leerlingen in het vo en minderjarige leerlingen in het mbo hoeven geen lesgeld te betalen. Vanaf hun 18de komen mbo-leerlingen in aanmerking voor studiefinanciering. Verder:
• is er sprake van een grote spreiding tussen individuele schoolkosten. In het mbo nog meer dan in voortgezet onderwijs;
• in het mbo-bol is de tegemoetkoming voor de WTOS groep (inkomen van ongeveer € 32 000) met weinig reiskosten voor 50 tot 75 procent kostendekkend. Voor ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs is dit 25 tot 50 procent. Dit verschil is verklaarbaar doordat het mbo een hogere tegemoetkoming heeft. Invoering van gratis schoolboeken verandert dit beeld niet, omdat de WTOS tegemoetkoming voor het bedrag van de schoolboeken wordt afgetopt voor de ouders van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Voor de groep ouders met leerlingen in het mbo met reiskosten tot 15 km is de WTOS ongeveer 25 tot 50 procent kostendekkend.
• de financiële positie van inkomens boven modaal (dat is dus de niet-WTOS groep) in het voortgezet onderwijs verbetert door «gratis schoolboeken» met € 316 per jaar;
• in het mbo reist ongeveer 50 procent van de groep 15 kilometer of minder van en naar de instelling en de helft reist dus meer dan 15 kilometer. De groep die de meeste kosten maakt woont meer dan 20 kilometer bij de instelling vandaan.
• Voor minderjarige mbo’ers die ver reizen (dit is ongeveer 50 procent) is de WTOS – tegemoetkoming in de meeste gevallen onvoldoende om de kosten volledig te dekken. Ongeveer eenderde van minderjarige mbo’ers is 16 jaar en heeft reiskosten voor een periode van circa 1,5 tot 2 jaar. Twee derde van de groep minderjarigen is 17 jaar en heeft dus gemiddeld een half jaar reiskosten (17-jarigen die gedurende het schooljaar 18 jaar worden, ontvangen immers studiefinanciering met een ov-jaarkaart).
• minderjarige mbo’ers kunnen (net als andere minderjarigen) gebruik maken van kortingen in het stads- en streekvervoer van 34 procent op de abonnementskosten voor het reizen van en naar de onderwijsinstelling;
• gemeenten kunnen in geval van bijzondere omstandigheden in aanvulling op de WTOS bijzondere bijstand verstrekken;
• vanaf 18 jaar krijgen mbo’ers studiefinanciering inclusief een ov-studentenkaart, vo’ers krijgen een basistoelage (vergelijkbaar met kinderbijslag) en inkomensafhankelijke WTOS;
• mbo’ers die doorstromen naar het hbo (ongeveer de helft van niveau 3/4) krijgen opnieuw studiefinanciering inclusief een OV kaart.
De conclusie is dat de totale gemiddelde kosten van minderjarige vo’ers en mbo’ers niet ver uit elkaar liggen. Het is wel zo dat voor minderjarige mbo’ers die ver reizen de kosten voor het reizen hoger zijn dan voor leerlingen in het vo. De tegemoetkoming WTOS was ruim € 300 hoger voor mbo’ers en daardoor voor een grotere groep mbo’ers kostendekkend dan voor vo’ers. Dit verschil in de hoogte van de tegemoetkoming neemt toe na invoering van «gratis schoolboeken» in het voortgezet onderwijs, omdat de WTOS tegemoetkoming voor de vo’ers wordt afgetopt met het gemiddelde bedrag voor gratis schoolboeken en het bedrag voor mbo’ers gelijk blijft. Voor de groep ouders met een inkomen bovenmodaal (dat is dus de niet-WTOS groep) gaan er wel verschillen ontstaan. Door invoering van «gratis schoolboeken» in het voortgezet onderwijs gaan de kosten voor deze groep ouders met € 316 omlaag.
De kosten voor ouders van 16/17 jarige mbo-leerlingen blijven gelijk, maar relatief gezien ten opzichte van het voortgezet onderwijs, worden de kosten voor ouders met een inkomen bovenmodaal hoger. Wat de reiskosten betreft zien we dat de groep leerlingen die ver reist in het mbo groter is dan in het vo. Het gaat om een relatief beperkte groep mbo leerlingen waarvoor ouders gemiddeld voor een periode tot maximaal anderhalf jaar extra kosten maken. Daarbij kunnen gemeenten aan deze ouders bijzondere bijstand in verband met vervoerskosten verstrekken. In 2001 is rekening gehouden met de hogere reiskosten in het mbo door de WTOS van mbo’ers met € 110 op te hogen.
Zoals reeds eerder in reactie op vragen uit uw Kamer door het kabinet is aangegeven is het, gelet op de prioriteiten binnen het onderwijs en de hiervoor gereserveerde middelen niet mogelijk ten behoeve van bovenstaande situatie middelen in te zetten.
Een afschrift van deze brief wordt aan de Tweede Kamer verzonden.
Het gaat hier niet alleen om schoolboeken in de zin van het traditionele boek, maar om lesmateriaal, dus naast het schoolboek ook om andere verschijningsvormen hiervan, bijv. ook digitale boeken. Lesmateriaal is materiaal dat is gericht op informatieoverdracht in onderwijsleersituaties en dat door het bevoegd gezag voor een bepaald leerjaar wordt voorgeschreven (Kamerstuknummer 31 325 nr. 3, vergaderjaar 2007–2008).
De mediaan verdeelt de responsgroep in twee gelijke delen van 50 procent respondenten. De mediaan is dan de middelste waarneming.
Een kwartiel is een kwart van de totale groep respondenten. De groep respondenten kan in vier gelijke delen worden opgedeeld. Het eerste kwartiel betreft de eerste 25 procent van de responsgroep.
Het verschil tussen de berekening van SLO/NICL (€ 300 op basis van gegevens van 2005) en de toets van bedoelde distributeur (€ 304 op basis van gegevens van 2006) was slechts marginaal, waarmee aangetoond is dat de berekening de toets der kritiek kan doorstaan. Het gemiddelde bedrag per leerling is daarna, op prijspeil 2007, vastgesteld op € 308 per leerling. Daarnaast is er nog prijscompensatie voor de invoering van gratis schoolboeken door middel van een eenmalige boekentoelage per 1 augustus 2008 geweest, waardoor een bedrag van € 316 gemiddeld per leerling is vastgesteld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20072008-31325-G.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.