31 206
Wijzigingen van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2008)

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

22 november 2007

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2008 wenselijk is in een aantal belastingwetten wijzigingen, bijstellingen alsmede enkele technische reparaties aan te brengen,

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3.22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «sleep- of hulpwerkzaamheden» vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

2. In het twaalfde lid vervalt «van elk van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap». Voorts wordt «over een vaarweg die voorkomt op de lijst van waterwegen van maritieme aard, zoals opgenomen in bijlage I van» vervangen door: door een waterweg van maritieme aard in de zin van.

B. In artikel 3.23, eerste lid, wordt «sleep- of hulpverleningswerkzaamheden» telkens vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

C. Artikel 3.54 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het negende lid wordt «die een direct gevolg is van een aangewezen vorm van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.64» vervangen door: die een gevolg is van overheidsingrijpen.

2. In het tiende lid wordt «die een direct gevolg is van een aangewezen vorm van overheidsingrijpen als bedoeld in artikel 3.64» vervangen door: die een gevolg is van overheidsingrijpen.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

12. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder overheidsingrijpen verstaan:

a. onteigening, daaronder begrepen minnelijke onteigening en verkoop ter voorkoming van onteigening;

b. een besluit, daaronder begrepen een regeling, op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu van een publiekrechtelijke rechtspersoon dat de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt;

c. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen communautaire of nationale regelgeving die leidt tot herstructurering van een bedrijfstak.

13. Indien een besluit of regeling als bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b, de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt, wordt voor de toepassing van het negende en tiende lid een vervreemding van bedrijfsmiddelen van de onderneming respectievelijk het gedeelte daarvan die plaatsvindt binnen drie jaar nadat een dergelijk besluit of een dergelijke regeling in werking is getreden, geacht een gevolg te zijn van overheidsingrijpen, met dien verstande dat een latere vervreemding ook nog geacht wordt een gevolg te zijn van overheidsingrijpen indien deze vervreemding door bijzondere omstandigheden is vertraagd en daaraan binnen de hiervoor bedoelde periode van drie jaar reeds een begin van uitvoering is gegeven.

D. Artikel 3.64 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanduiding van het artikel vervalt «bij staking door overheidsingrijpen».

2. In het eerste lid vervalt «als direct gevolg van een in het vierde lid bedoelde vorm van overheidsingrijpen».

3. Het vierde lid vervalt.

E. (vervallen)

F. (vervallen)

FA. Artikel 3 104, onderdeel b, komt te luiden:

b. uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet;.

FB. Artikel 3 104, onderdeel b, komt te luiden:

b. uitkeringen op grond van de Algemene Kinderbijslagwet en de kindertoeslag op grond van de Wet op het kindgebonden budget;.

FC. Aan artikel 5.16, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, na onderdeel c een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. MKB-beleggingen als bedoeld in artikel 5.18b.

FD. Na artikel 5.18a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.18b. Vrijstelling MKB-beleggingen

1. MKB-beleggingen zijn aandelen in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld en waarvan doel en feitelijke werkzaamheden bestaan in andere activiteiten dan het beleggen van vermogen en welker aandelen zijn toegelaten tot de handel op Alternext Amsterdam, alsmede aandelen in aangewezen MKB-fondsen.

2. Aanwijzing als MKB-fonds geschiedt op verzoek van het fonds bij voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing.

3. Als MKB-fondsen kunnen voor de toepassing van dit artikel worden aangewezen: beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, waarvan het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het beleggen van vermogen in aandelen van vennootschappen als bedoeld in het eerste lid.

4. Aanwijzing als bedoeld in het tweede lid is ook reeds mogelijk in een aanloopperiode van drie maanden waarin een beleggingsinstelling nog niet voldoet aan de in het derde lid opgenomen voorwaarde dat het doel en de feitelijke werkzaamheden hoofdzakelijk bestaan in het beleggen van vermogen in aandelen van vennootschappen als bedoeld in het eerste lid.

5. Op verzoek van een beleggingsinstelling wordt de in het vierde lid bedoelde aanloopperiode van drie maanden vervangen door een ingroeiperiode van maximaal twee jaar, indien de beleggingsinstelling voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden.

G. Artikel 6.33 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt voor de puntkomma ingevoegd: , alsmede elders gevestigde, door Onze Minister als zodanig aangemerkte instellingen, indien en zolang zij voldoen aan de door hem te stellen voorwaarden.

2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na «onderdeel b» ingevoegd: , eerste gedeelte.

3. In het derde lid, eerste volzin, wordt na «onderdeel b» telkens ingevoegd: , eerste gedeelte.

GA. In artikel 8.2 wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. de kinderkorting (artikel 8.12);.

GB. Artikel 8.2, onderdeel c, vervalt.

GBA. In artikel 8.2, onderdeel n, wordt «en culturele beleggingen» vervangen door: , culturele beleggingen en MKB-beleggingen.

GC. In artikel 8.9, eerste lid, wordt «de voor de belastingplichtige geldende arbeidskorting» vervangen door «de voor de belastingplichtige geldende arbeidskorting, kinderkorting». Voorts wordt «de voor hem geldende algemene heffingskorting, de arbeidskorting» vervangen door: de voor hem geldende algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de kinderkorting.

GD. In artikel 8.9, eerste lid, wordt «de voor de belastingplichtige geldende arbeidskorting, kinderkorting» vervangen door «de voor de belastingplichtige geldende arbeidskorting». Voorts wordt «de voor hem geldende algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de kinderkorting» vervangen door: de voor hem geldende algemene heffingskorting, de arbeidskorting.

GE. Na artikel 8.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8.12. Kinderkorting

1. De kinderkorting geldt voor de belastingplichtige indien:

a. in het kalenderjaar gedurende meer dan zes maanden tot zijn huishouden een kind behoort dat in belangrijke mate door hem of zijn partner wordt onderhouden en dat bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar niet heeft bereikt en gedurende die tijd op hetzelfde woonadres als de belastingplichtige of zijn partner staat ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en

b. het gezamenlijke verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner minder bedraagt dan € 45 309.

2. De kinderkorting bedraagt:

a. bij een gezamenlijk verzamelinkomen van de belastingplichtige en zijn partner van niet meer dan € 28 978: € 939;

b. bij een gezamenlijk verzamelinkomen van meer dan € 28 978: € 939, verminderd met 5,75% van het verschil tussen het gezamenlijke verzamelinkomen en € 28 978.

3. Indien de belastingplichtige een partner heeft geldt de kinderkorting alleen voor de belastingplichtige met het hoogste verzamelinkomen. Indien het verzamelinkomen van de belastingplichtige gelijk is aan dat van zijn partner geldt de kinderkorting alleen voor de oudste belastingplichtige. Op gezamenlijk verzoek van deze belastingplichtige en zijn partner, wordt het bedrag van de kinderkorting toegekend aan de partner van die belastingplichtige. Op het verzoek kan niet worden teruggekomen.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder partner mede verstaan een in artikel 3.91, tweede lid, onderdeel b, onder 2° tot en met 5° bedoelde verbonden persoon.

5. Indien uitsluitend als gevolg van het overlijden in het kalenderjaar van de belastingplichtige dan wel van een in het eerste lid bedoeld kind niet voldaan wordt aan de in dat lid bedoelde termijn van zes maanden, wordt voor de toepassing van dit artikel, met betrekking tot dat jaar wel geacht te zijn voldaan aan die termijn.

GF. Artikel 8.12 vervalt.

GFA. Artikel 8.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van het artikel wordt «en culturele beleggingen» vervangen door: , culturele beleggingen en MKB-beleggingen.

2. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. De korting voor directe beleggingen in durfkapitaal, culturele beleggingen en MKB-beleggingen geldt voor de belastingplichtige van wie directe beleggingen in durfkapitaal als bedoeld in artikel 5.17 ingevolge artikel 5.16 zijn vrijgesteld, van wie culturele beleggingen ingevolge artikel 5.16 zijn vrijgesteld of van wie MKB-beleggingen ingevolge dat artikel zijn vrijgesteld.

3. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De korting voor directe beleggingen in durfkapitaal, culturele beleggingen en MKB-beleggingen bedraagt 1,3% van het gemiddelde van de bedragen aan directe beleggingen in durfkapitaal, culturele beleggingen en MKB-beleggingen die ingevolge artikel 5.16 op begindatum en op einddatum zijn vrijgesteld.

GG. In artikel 9.3, tweede lid, wordt na onderdeel b een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. de kinderkorting;.

GH. Artikel 9.3, tweede lid, onderdeel c, vervalt.

H. Artikel 9.3 vervalt.

I. In artikel 9.4, vierde lid, wordt «met negatieve bestanddelen van het belastbare inkomen als bedoeld in artikel 9.3, eerste lid,» vervangen door: met negatieve bestanddelen van het belastbare inkomen,.

IA. In artikel 10.1 wordt «8.14» vervangen door: 8.12, 8.14.

IB. In artikel 10.1 wordt «8.12, 8.14» vervangen door: 8.14.

ARTIKEL IA

In artikel I, onderdeel W, eerste lid, van hoofdstuk 2 van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 wordt «voor de toepassing van afdeling 3.13 artikel 7.2, vierde lid, en artikel 9.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001,» vervangen door: voor de toepassing van afdeling 3.13 en artikel 7.2, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001,.

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 11, eerste lid, onderdeel t, wordt «zes maanden» vervangen door: 24 maanden.

B. Aan artikel 22aa, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De korting kan tevens worden toegepast ten aanzien van de werknemer die ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, doch welke uitkering ingevolge artikel 50, 51 of 51a van die wet niet wordt betaald.

C. In artikel 23, tweede lid, wordt na «In afwijking van het eerste lid wordt» ingevoegd: door de werknemer, bedoeld in artikel 22aa, eerste lid, eerste volzin,.

D. Na artikel 32c wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VB BELASTINGHEFFING BIJ UIT HOOFDE VAN EEN DIENSTBETREKKING AF TE STAAN LOON

Artikel 32d

1. De in Nederland wonende of gevestigde inhoudingsplichtige wordt geacht met het door hem verschuldigde loon van een in Nederland wonende werknemer tevens te verstrekken het loon dat de werknemer zonder toepassing van dit artikel zou hebben genoten als werknemer van een andere inhoudingsplichtige, indien:

a. de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking tevens werkzaam is als werknemer van die andere inhoudingsplichtige onder de verplichting het hem toekomende loon en de bijbehorende vrije vergoedingen af te staan aan de inhoudingsplichtige, en

b. die andere inhoudingsplichtige het bedoelde loon en de bijbehorende vrije vergoedingen rechtstreeks afdraagt aan de inhoudingsplichtige en aan de werknemer geen vrije verstrekkingen verstrekt die niet vooraf aan de inhoudingsplichtige zijn medegedeeld. Aan de voorwaarde in de eerste volzin, onderdeel a, dat de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking tevens werkzaam is als werknemer van een andere inhoudingsplichtige is ook voldaan indien de inhoudingsplichtige waaraan het loon wordt afgestaan een lichaam is waarin de werknemer een aanmerkelijk belang heeft in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001, de werknemer via dit lichaam een belang heeft in de andere inhoudingsplichtige en dit belang tezamen met zijn werkzaamheden voor die andere inhoudingsplichtige materieel grotendeels overeenkomt met het aandeel en de werkzaamheden van een vennoot in een vennootschap onder firma.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een niet in Nederland wonende werknemer ingeval het aan de inhoudingsplichtige afgestane loon voor de toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting niet anders zou worden behandeld dan het door deze inhoudingsplichtige aan de werknemer uit te betalen loon.

3. Het eerste en tweede lid zijn slechts van toepassing als de inspecteur onder wie de inhoudingsplichtige ressorteert die zonder toepassing van deze leden belasting had moeten inhouden, op gezamenlijk verzoek van deze inhoudingsplichtige, de inhoudingsplichtige aan wie het loon wordt afgestaan en de werknemer bij voor bezwaar vatbare beschikking, die te allen tijde bij nadere, voor bezwaar vatbare, beschikking kan worden herroepen, heeft vastgesteld dat aan de gestelde voorwaarden is voldaan.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder inhoudingsplichtige mede verstaan degene bedoeld in artikel 6, zesde lid.

DA. In artikel 38c, tweede lid, onderdeel b, wordt «met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum» vervangen door: worden herrekend ingeval de uitkeringen later ingaan dan op de in de regeling vastgestelde ingangsdatum, met dien verstande dat de verhoging van de uitkeringen niet lager is dan 50% van de verhoging van de uitkeringen bij een herrekening met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.

E. Na artikel 39 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 39a

1. In afwijking van artikel 27 kan de overeenkomstig een door de inhoudingsplichtige bestendig gevolgde gedragslijn in de maand januari van het jaar 2008 gedane inhouding op loon dat de werknemer met betrekking tot een of meer loontijdvakken binnen het jaar 2007 toekomt, worden begrepen in de laatste aangifte met betrekking tot het jaar 2007. Het loon waarop deze inhouding betrekking heeft, wordt voor de berekening van de inhouding gerekend tot het loon van het desbetreffende loontijdvak en wordt, in afwijking van artikel 13a van deze wet en van artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001, geacht te zijn genoten op 31 december 2007.

2. Ingeval de inhoudingsplichtige loon verstrekt met betrekking tot verstreken loontijdvakken binnen het jaar 2008 is het de inhoudingsplichtige toegestaan dat loon overeenkomstig een door hem bestendig gevolgde gedragslijn aan de desbetreffende loontijdvakken toe te rekenen, zo nodig door het indienen van correctieberichten. Dat loon wordt voor de berekening van de inhouding gerekend tot het loon van hetdesbetreffende loontijdvak en wordt, in afwijking van artikel 13a van deze wet en van artikel 3.146 van de Wet inkomstenbelasting 2001, geacht in die tijdvakken te zijn genoten.

ARTIKEL III

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt «sleep- of hulpverleningswerkzaamheden» vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

2. In onderdeel ia vervalt «van elk van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap». Voorts wordt «over een vaarweg die voorkomt op de lijst van waterwegen van maritieme aard, zoals opgenomen in bijlage I van» vervangen door: door een waterweg van maritieme aard in de zin van.

B. Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «sleep- of hulpverleningswerkzaamheden» telkens vervangen door: sleep- en hulpverleningswerkzaamheden.

2. In het tweede lid, onderdeel a, vervalt «die aan de loonbelasting is onderworpen of premieplichtig is voor de volksverzekeringen».

C. In artikel 22, derde lid, wordt «de wijze waarop deze moet worden ingediend» vervangen door: de wijze waarop deze moet worden ingediend, waarbij in het algemeen of voor groepen van gevallen kan worden bepaald dat de aanvraag uitsluitend op elektronische wijze kan worden gedaan.

D. In artikel 23, vierde lid, wordt «waarbij dit gemiddelde loon naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 5» vervangen door «waarbij dit gemiddelde loon wordt vermenigvuldigd met de factor 1,02 en vervolgens naar boven wordt afgerond op een veelvoud van € 5». Voorts wordt «een bedrag van € 28» vervangen door: een bedrag van € 29.

E. Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, eerste volzin, wordt «binnen drie kalendermaanden na afloop van de periode waarop de S&O-verklaring betrekking heeft of, indien dat later is, binnen drie maanden na de afgifte van de S&O-verklaring» vervangen door «gezamenlijk voor alle op een kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar waarop de in dat lid bedoelde S&O-verklaringen betrekking hebben of, indien dat later is, binnen drie kalendermaanden na de afgifte van de laatste S&O-verklaring die betrekking heeft op dat kalenderjaar». Voorts vervalt de tweede volzin.

2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. Bij het eindigen van de inhoudingsplicht vóór het tijdstip, bedoeld in het derde lid, wordt in afwijking van dat lid de mededeling gedaan binnen één kalendermaand nadat de inhoudingsplicht is geëindigd.

3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «de indiening daarvan» vervangen door: de indiening daarvan, waarbij in het algemeen of voor groepen van gevallen kan worden bepaald dat de mededeling uitsluitend op elektronische wijze kan worden gedaan.

F. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een correctie-S&O-verklaring af waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring vaststelt» vervangen door: een correctie-S&O-verklaring af voor alle op het kalenderjaar betrekking hebbende S&O-verklaringen gezamenlijk, waarbij hij het bedrag van de correctie-S&O-verklaring, gespecificeerd per S&O-verklaring, vaststelt.

2. In het vierde lid, eerste volzin, wordt «komt zoveel mogelijk in mindering op het bij de S&O-verklaring» vervangen door «komt zoveel mogelijk in mindering op het bij één of meer S&O-verklaringen». Voorts wordt in de tweede volzin «de over het aangiftetijdvak waarin de correctie-S&O-verklaring is gedagtekend af te dragen loonbelasting» vervangen door: de over het aangiftetijdvak waarin de correctie-S&O-verklaring is gedagtekend of het daaropvolgende aangiftetijdvak af te dragen loonbelasting.

G. In artikel 27, vierde lid, wordt «binnen twee kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar» vervangen door: binnen drie kalendermaanden na afloop van het kalenderjaar.

ARTIKEL IV

De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 1, eerste lid, wordt na onderdeel o een onderdeel ingevoegd, luidende:

p. S&O-referentiejaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de S&O-afdrachtvermindering betrekking heeft;.

B. Aan artikel 22 worden na het vierde lid twee leden toegevoegd, luidende:

5. De aanvraag wordt in de situatie waarin de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar speur- en ontwikkelingswerk heeft verricht waarvoor een S&O-verklaring is verstrekt, slechts in behandeling genomen indien hij uiterlijk bij de indiening van de aanvraag opgave heeft gedaan van de burgerservicenummers van zijn werknemers die dat speur- en ontwikkelingswerk hebben verricht.

6. Bij ministeriële regeling van Onze Minister van Economische Zaken worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de opgave van de burgerservicenummers, bedoeld in het vijfde lid, moet worden gedaan, waarbij in het algemeen of voor groepen van gevallen kan worden bepaald dat de opgave van die burgerservicenummers uitsluitend op elektronische wijze kan worden gedaan.

C. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het gemiddelde uurloon wordt gesteld op het uurloon dat de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar gemiddeld heeft betaald aan zijn werknemers die in dat jaar speur- en ontwikkelingswerk hebben verricht waarvoor een S&O-verklaring is verstrekt. Het gemiddelde uurloon wordt daarbij gesteld op de som van de door de S&O-inhoudingsplichtige aan deze werknemers in het S&O-referentiejaar betaalde lonen gedeeld door de som van de in het S&O-referentiejaar door de S&O-inhoudingsplichtige aan deze werknemers verloonde uren nadat de som van de verloonde uren is vermenigvuldigd met 0,85; de uitkomst van deze deling wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 5. Het gemiddelde uurloon wordt aldus bepaald aan de hand van de gegevens zoals die blijken uit de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen op een bij ministeriële regeling van Onze minister van Economische Zaken vast te stellen peildatum gelegen in het kalenderjaar volgende op het S&O-referentiejaar. Indien de berekening aan de hand van de gegevens op de peildatum leidt tot een evident onjuist gemiddeld uurloon, wordt het gemiddelde uurloon bepaald aan de hand van de juiste gegevens zoals die blijken na uitvraag daarvan bij de S&O-inhoudingsplichtige door Onze Minister van Economische Zaken. Ingeval de S&O-inhoudingsplichtige in het S&O-referentiejaar geen speur- en ontwikkelingswerk heeft verricht waarvoor hij over een S&O-verklaring beschikt, geldt een gemiddeld uurloon van € 29.

2. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. In afwijking van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, is het loon, bedoeld in het vierde lid, het loon in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, zonder de verminderingen als bedoeld in dat onderdeel.

ARTIKEL V

Aan artikel 59, eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen wordt toegevoegd: Artikel 32d van de Wet op de loonbelasting 1964 is slechts van overeenkomstige toepassing indien degene aan wie het loon wordt afgestaan, werkgever van de werknemer is.

ARTIKEL VI

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

0A. Artikel 10a, derde lid, komt te luiden:

3. Het eerste lid vindt geen toepassing:

a. indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat aan de schuld en de daarmee verband houdende rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen, of

b. indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat over de rente bij degene aan wie de rente rechtens dan wel in feite direct of indirect is verschuldigd, per saldo een belasting naar de winst of het inkomen wordt geheven welke naar Nederlandse maatstaven redelijk is en dat er geen sprake is van verrekening van verliezen of van andersoortige aanspraken uit jaren voorafgaande aan het jaar waarin de schuld is aangegaan waardoor over de rente per saldo geen heffing naar bedoelde redelijke maatstaven is verschuldigd, behoudens ingeval de inspecteur aannemelijk maakt dat de schuld is aangegaan met het oog op het verrekenen van verliezen of andersoortige aanspraken welke in het jaar zelf zijn ontstaan dan wel op korte termijn zullen ontstaan of dat aan de schuld of aan de daarmee verband houdende rechtshandeling niet in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Voor de toepassing van dit onderdeel is een naar de winst geheven belasting naar Nederlandse maatstaven redelijk indien deze resulteert in een heffing naar een tarief van ten minste 10% over een naar Nederlandse maatstaven bepaalde belastbare winst, waarbij de artikelen 12b en 12c buiten toepassing blijven.

00A. Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «een octrooi is verleend» ingevoegd: of een immaterieel activum heeft voortgebracht dat is voortgevloeid uit speuren ontwikkelingswerk waarvoor aan hem een S&O-verklaring is afgegeven als bedoeld in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (S&O-activum).

2. In het tweede lid wordt na «octrooien» ingevoegd: alsmede op S&O-activa.

3. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de tweede volzin en van het zevende lid, onderdeel b, bedraagt de vermeerdering met de voortbrengingskosten van de S&O-activa ten hoogste € 100 000.

4. Aan het zesde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de toepassing van de eerste volzin en van het achtste lid, onderdeel b, bedraagt de vermeerdering met het viervoud van het bedrag van de voortbrengingskosten van de S&O-activa ten hoogste € 400 000.

A. In artikel 22 wordt de tabel vervangen door:

Bij een belastbaar bedrag of een belastbaar Nederlands bedrag van meer dan maar niet meer danbedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare bedrag, of het gedeelte van het belastbare Nederlandse bedrag, dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat
IIIIIIIV
€ 40 00020%
€ 40 000€ 200 000€ 8 00023%
€ 200 000 € 44 80025,5%

AA. Artikel 23b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «of artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «, artikel 5.18a of artikel 5.18b van de Wet inkomstenbelasting 2001». Voorts wordt «artikel 5.18a, derde lid,» vervangen door: artikel 5.18a, derde lid, dan wel ten behoeve van MKB-beleggingen als bedoeld in artikel 5.18b.

2. In het tweede lid wordt «of artikel 5.18a» vervangen door: , artikel 5.18a of artikel 5.18b.

B. Aan artikel 25, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van een belastingplichtige die is aangemerkt als een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28, wordt de dividendbelasting niet als een voorheffing aangewezen.

C. Artikel 28, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de aanhef vervalt de dubbele punt.

2. Voor de tekst van onderdeel a vervalt de aanduiding «a.». Voorts wordt aan het slot de puntkomma vervangen door een punt.

3. Onderdeel b vervalt.

ARTIKEL VII

De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 4c, eerste lid, aanhef, komt te luiden:

1. Inhouding van de belasting mag achterwege blijven ten aanzien van de opbrengst van aandelen ter gelegenheid van een inkoop van aandelen voor zover het totale bedrag van de inkoop in het kalenderjaar niet meer bedraagt dan twintig keer het bedrag van het volgens het tweede lid bepaalde gemiddeld uitgekeerde dividend in contanten in vijf voorafgaande kalenderjaren, verminderd met de bedragen aan inkoop van aandelen ter zake waarvan inhouding op de voet van dit artikel in de voorafgaande vier kalenderjaren achterwege is gebleven, mits voorts aan de volgende vereisten is voldaan:

B. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden na de eerste volzin twee volzinnen ingevoegd, luidende: In afwijking van de eerste volzin wordt de teruggaaf van dividendbelasting die is ingehouden door een beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 berekend volgens de formule:

T = Di – ((Di : Dt) x Bbr),

waarin

T voorstelt: de teruggaaf van dividendbelasting;

Di voorstelt: de ten laste van de rechtspersoon door de beleggingsinstelling ingehouden dividendbelasting;

Dt voorstelt: de dividendbelasting die door de beleggingsinstelling vóór toepassing van de vermindering in totaal is af te dragen ten tijde van de toepassing van de vermindering, bedoeld in artikel 11a, eerste lid;

Bbr voorstelt: de door de beleggingsinstelling op de in totaal af te dragen dividendbelasting op de voet van artikel 11a, eerste lid, in mindering gebrachte buitenlandse bronheffing.

Ingeval de in de tweede volzin bedoelde beleggingsinstelling een belang houdt in een andere beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, wordt de in die volzin berekende teruggaaf van dividendbelasting nog verminderd met eenzelfde bedrag als waarmee de teruggaaf zou worden verminderd als de in de eerste volzin bedoelde rechtspersoon rechtstreeks zou hebben deelgenomen in de laatstbedoelde beleggingsinstelling.

2. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.

C. Artikel 11, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van de aanhef vervalt de dubbele punt.

2. Voor de tekst van onderdeel 1° vervalt de aanduiding «1°.». Voorts wordt aan het slot «; of» vervangen door een punt.

3. Onderdeel 2° vervalt.

D. Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

1. Een inhoudingsplichtige die voor de heffing van de vennootschapsbelasting is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 mag op de ingevolge artikel 7, vierde lid, op aangifte af te dragen belasting een vermindering toepassen wegens ten laste van hem ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffing.

2. De in het eerste lid bedoelde vermindering is gelijk aan het gezamenlijke bedrag van de ten laste van de inhoudingsplichtige ingehouden dividendbelasting en buiten Nederland ingehouden en drukkende belastingen aan de bron op de opbrengsten van aandelen, winstbewijzen en geldleningen, voor zover deze dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen zijn ingehouden op een tijdstip dat de inhoudingsplichtige is aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in het eerste lid en deze belastingen nog niet eerder in mindering zijn gekomen. Een buitenlandse bronheffing wordt daarbij in aanmerking genomen tot een maximum van 15% van de opbrengst waarop zij drukt, en vervolgens verminderd met het bedrag waarvoor niet in Nederland wonende of gevestigde uiteindelijke gerechtigden – anderen dan bedoeld in artikel 10, derde lid – die een belang hebben in de inhoudingsplichtige, bij dooruitdeling van de opbrengst waarop de bronheffing betrekking heeft, op grond van de Belastingregeling voor het Koninkrijk dan wel een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting recht zouden hebben op een vermindering of teruggaaf van dividendbelasting. De eerste volzin is slechts van toepassing op belasting naar opbrengsten met betrekking waartoe de inhoudingsplichtige de uiteindelijk gerechtigde is; artikel 4, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. Indien de inhoudingsplichtige als dochtermaatschappij deel uitmaakt van een fiscale eenheid in de zin van artikel 15, eerste lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 worden de ten laste van haar ingehouden dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen voor de toepassing van de vermindering op de voet van het eerste lid toegerekend aan de moedermaatschappij van die fiscale eenheid. Ingeval vóór het tot stand komen van die fiscale eenheid ten laste van de inhoudingsplichtige dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen zijn ingehouden die nog niet op de voet van het eerste lid tot een vermindering hebben geleid, worden zij toegerekend aan de moedermaatschappij. Bij een verbreking van de fiscale eenheid blijven dividendbelasting en buitenlandse bronheffingen die nog niet op de voet van het eerste lid tot een vermindering hebben geleid, achter bij de moedermaatschappij.

ARTIKEL VIII

Artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelbelasting komt te luiden:

b. prijzen en premies, uitgeloofd ten behoeve van de deelnemers aan een prijsvraag van welke aard ook, tenzij een wetenschappelijke of kunstzinnige prestatie wordt gevorderd, dan wel een prestatie waarmee het algemeen maatschappelijk belang wordt gediend.

ARTIKEL IX

De Wet op belastingen van rechtsverkeer wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid, onderdelen a en b, komt te luiden:

a. als natuurlijk persoon, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten in de rechte linie en in de tweede graad van de zijlinie of een verbonden lichaam, voor ten minste een derde gedeelte, en, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, voor meer dan zeven percent belang in het lichaam heeft;

b. als rechtspersoon, al dan niet tezamen met een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon, voor ten minste een derde gedeelte belang in het lichaam heeft.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, heeft, wanneer een lichaam voor ten minste een derde gedeelte belang heeft in een ander lichaam, bij het bepalen van zijn bezittingen naar evenredigheid toerekening plaats van de bezittingen en schulden van het andere lichaam.

3. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. wordt onder degene die een belang heeft mede verstaan degene die, anders dan als pandhouder, rechthebbende is op rechten waaraan het in dat lid bedoelde belang is onderworpen, alsmede degene die rechthebbende is op de economische eigendom van dat belang. Deze rechten en economische eigendom worden geacht een belang in het lichaam te vertegenwoordigen dat overeenstemt met het belang dat kan worden toegekend aan de aandelen waarop ze betrekking hebben;.

4. Het vijfde lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. wordt ter vaststelling van het belang van de verkrijger, bij:

– samenloop van middellijk belang via een verbonden lichaam met het belang van het verbonden lichaam, uitsluitend het belang van het verbonden lichaam in aanmerking genomen;

– samenloop van middellijk belang van een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon via de verkrijger met het belang van de verkrijger, uitsluitend het belang van de verkrijger in aanmerking genomen; en

– samenloop van belang bij wege van economische eigendom met belang bij wege van juridische eigendom, dan wel van blote eigendom met vruchtgebruik, het belang slechts eenmaal in aanmerking genomen.

B. In artikel 15, eerste lid, wordt na onderdeel r een onderdeel ingevoegd, luidende:

s. van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop, waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel duurzaam zijn afgestemd op het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap. De belasting die door toepassing van deze bepaling niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien binnen tien jaren na de verkrijging niet langer sprake is van natuurgrond. De vorige volzin is niet van toepassing indien binnen de aldaar bedoelde termijn de natuurgrond wordt omgezet in cultuurgrond als bedoeld in onderdeel q en als zodanig gedurende de rest van deze termijn bedrijfsmatig geëxploiteerd blijft;.

ARTIKEL X

De Natuurschoonwet 1928 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 9a komt te luiden:

Artikel 9a

Ter zake van de verkrijging van een landgoed is geen overdrachtsbelasting verschuldigd.

B. Artikel 9c komt te luiden:

Artikel 9c

De belasting die door toepassing van artikel 9a niet is geheven, is alsnog verschuldigd indien met betrekking tot het landgoed een beschikking wordt genomen als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, dan wel binnen een tijdvak van 25 jaren na de verkrijging zich een van de in artikel 3, derde, vierde en zevende lid, genoemde gevallen voordoet.

ARTIKEL XI

De Registratiewet 1970 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid kan, onder bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen voorwaarden, in plaats van de akte een elektronisch afschrift daarvan langs elektronische weg worden aangeboden.

B. Artikel 12 vervalt.

C. Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a vervalt «, alsmede wanneer en op welke wijze de betaling van kosten».

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. de dagen en de uren waarop de kantoren voor het aanbieden van akten ter registratie zijn geopend;.

3. Onderdeel d komt te luiden:

d. de wijze waarop blijkt dat een akte is geregistreerd;.

ARTIKEL XII

De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

0A. Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

In afwijking van artikel 8 wordt, bij toepassing van artikel 31c, tweede lid van de Elektriciteitswet 1998, de vergoeding voor elektriciteit die wordt geleverd aan anderen dan wederverkopers gesteld op het verschil tussen de vergoeding die de ondernemer berekent over de door hem geleverde elektriciteit en de vergoeding die de afnemer berekent over de door hem aan de ondernemer geleverde elektriciteit.

A. In artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1°, wordt «de diensten door beoefenaren van een beroep waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg; de diensten door psychologen en door tandtechnici; de leveringen van tandprothesen;» vervangen door: gezondheidskundige verzorging van de mens in het kader van de uitoefening van medische en paramedische beroepen waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg alsmede gezondheidskundige verzorging van de mens door psychologen; de diensten die door tandtechnici als zodanig worden verricht; de leveringen van tandprothesen door tandartsen en tandtechnici;.

B. In tabel I, onderdeel b, post 14, onderdeel d, wordt na de puntkomma toegevoegd: peepshows en andere optredens die primair zijn gericht op erotisch vermaak worden daaronder niet begrepen;.

C. In tabel II, onderdeel a, post 3, wordt «luchtvaartuigen welke hoofdzakelijk als openbaar vervoermiddel in het internationaal verkeer zullen worden gebruikt» vervangen door: luchtvaartuigen welke worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich hoofdzakelijk op het betaalde internationale vervoer toeleggen.

ARTIKEL XIII

De Wet belasting zware motorrijtuigen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e vervalt onder verlettering van de onderdelen f, g en h tot onderdelen e, f en g.

2. In onderdeel f (nieuw) wordt «genoemd onder f» vervangen door: genoemd onder e.

3. In onderdeel g (nieuw) wordt «genoemd onder f» vervangen door: genoemd onder e.

B. Hoofdstuk V vervalt.

C. In artikel 13 vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

D. In artikel 14, derde lid, vervalt de tweede volzin.

E. In artikel 18, eerste lid, vervalt de laatste volzin.

F. In artikel 20 vervallen het derde en vierde lid.

ARTIKEL XIV

Indien vóór het tijdstip waarop artikel XIII in werking treedt een certificaat is afgegeven als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van de Wet belasting zware motorrijtuigen zoals dit luidde vóór bedoeld tijdstip, waarvoor op dat tijdstip het in het certificaat opgenomen tijdvak nog niet is verstreken, blijft de regelgeving met betrekking tot dit certificaat, zoals die luidde voorafgaand aan dat tijdstip, van toepassing.

ARTIKEL XV

De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h vervalt.

2. Onderdeel i wordt geletterd h.

B. Artikel 10a vervalt.

C. Artikel 36e wordt als volgt gewijzigd:

1. Het negende lid vervalt onder vernummering van het tiende lid tot negende lid.

2. In het negende lid (nieuw) vervallen de zinsneden «en negende» en «onderscheidenlijk negende».

D. In artikel 36n, tweede lid, vervalt «en negende».

ARTIKEL XV0A

De Wet op de accijns wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden «€ 29,51», «€ 59,02» en «€ 102,68» vervangen door onderscheidenlijk «€ 34,27», «€ 68,54» en «€ 119,24».

2. In het tweede lid worden «€ 38,16» en «€ 201,24» vervangen door onderscheidenlijk «€ 44,32» en «€ 233,70».

B. Artikel 11d wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden «€ 72,89» en «€ 102,68» vervangen door onderscheidenlijk «€ 84,65» en «€ 119,24».

2. In het tweede lid wordt «€ 201,24» vervangen door «€ 233,70».

ARTIKEL XVA

Na artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 64

1. Ter bevordering van een doelmatige formalisering van de uit een belastingwet voortvloeiende schuld of van de op grond van een belastingwet op te leggen bestuurlijke boete kan de inspecteur afwijken van het overigens bij of krachtens de belastingwet bepaalde, indien:

a. degene aan wie de belastingaanslag wordt opgelegd, instemt met deze wijze van formaliseren, en

b. de formalisering niet leidt tot een lagere schuld dan de schuld die zonder toepassing van dit artikel voortvloeit uit de belastingwet of tot een lagere bestuurlijke boete dan de zonder toepassing van dit artikel op grond van de belastingwet op te leggen bestuurlijke boete.

2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld voor de toepassing van dit artikel.

ARTIKEL XVB

In de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen wordt aan artikel 8 een lid toegevoegd, luidende:

3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen de aankondiging van een onderzoek als bedoeld in het eerste lid, alsmede tegen het onderzoek zelve.

ARTIKEL XVI

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A. Aan artikel 8 worden vier leden toegevoegd, luidende:

8. De inspecteur kan bepalen dat een ander bedrag aan belastbaar loon in aanmerking wordt genomen dan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

9. De inspecteur stelt het belastbare loon, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, dan wel het belastbare loon, bedoeld in het achtste lid, vast indien een geschil over de hoogte van het belastbare loon bestaat.

10. Indien er grond is voor het vermoeden dat het belastbare loon met toepassing van het negende lid tot een te laag bedrag is vastgesteld, kan de inspecteur dit herzien. Bij deze herziening is, in afwijking in zoverre van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 16, eerste tot en met vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing.

11. Een beschikking op grond van het negende of tiende lid wordt aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B. Aan het slot van artikel 45, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De uitzondering opgenomen in onderdeel a van dit lid is niet van toepassing met betrekking tot een tegemoetkoming in het kader van de Wet op het kindgebonden budget.

ARTIKEL XVII

De in artikel XVI opgenomen wijzigingen van artikel 8 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen zijn van overeenkomstige toepassing bij de toepassing van artikel 8 van de Wet kinderopvang zoals deze geldt voor het tegemoetkomingsjaar 2005, met dien verstande dat daarbij voor «inspecteur» wordt gelezen «de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen». Voorts wordt voor het tegemoetkomingsjaar 2005, ingeval geen aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld en de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met overeenkomstige toepassing van artikel 8, achtste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een ander bedrag aan belastbaar loon in aanmerking neemt, dan wel met overeenkomstige toepassing van het negende lid van dat artikel bij beschikking het belastbaar loon vaststelt, de beschikking tot wijziging van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet kinderopvang, gegeven binnen acht weken na het tijdstip waarop dat andere bedrag aan belastbaar loon aan de inspecteur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel r, van de Wet kinderopvang bekend is geworden of, indien de eerstgenoemde inspecteur het belastbare loon bij beschikking heeft vastgesteld, binnen acht weken na het tijdstip waarop die beschikking onherroepelijk is geworden.

ARTIKEL XVIII

Het Belastingplan 2007 wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel IV, onderdeel Ca, wordt vervangen door:

Ca. Aan artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. In afwijking van het eerste lid wordt met betrekking tot een kalenderjaar ten aanzien van een directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, van de Ziektewet niet als inhoudingsplichtige beschouwd degene, tot wie op 1 januari van het kalenderjaar dan wel, indien de dienstbetrekking na die datum is aangegaan, bij het aangaan van de dienstbetrekking, uitsluitend een of meer zodanige directeuren-grootaandeelhouders in dienstbetrekking staan.

B. In artikel XXVII, tiende lid, wordt «1 januari 2008» vervangen door: 1 januari 2009.

ARTIKEL XIX

In artikel XIII van de Wet van 14 december 2006 houdende wijziging van enkele belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (wijzigingsplan «paarse krokodil») (Stb. 681) wordt «treedt artikel V, onderdeel A, in werking met ingang van 1 januari 2008» vervangen door: treedt artikel V, onderdeel A, in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XX

De wet van 27 september 2007, houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving) (Stb. 2007, 376) wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel I vervallen de onderdelen A, B en Ba.

B. In artikel III, onderdeel B, wordt «tweede lid» vervangen door: vijfde lid.

C. Artikel VI, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. In het achtste lid (nieuw) wordt «eerste tot en met zesde lid» vervangen door: eerste tot en met zevende lid.

3. Het vijfde lid vervalt.

D. In artikel VI wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Abis. Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde tot en met achtste lid (nieuw) tot vijfde tot en met negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

4. Een bank als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht is op vordering van de ontvanger verplicht, in zoverre onder blokkering van onttrekkingen aan de rekening, uit het tegoed van een rekening die een belastingschuldige bij haar heeft alsmede, indien de bank en de belastingschuldige in samenhang met die rekening een overeenkomst inzake krediet zijn aangegaan, uit het ingevolge die overeenkomst verstrekte krediet, de belastingaanslagen van de belastingschuldige te betalen. De bank is verplicht aan de vordering te voldoen, zonder zich daarbij op verrekening te kunnen beroepen. De verplichting tot betaling vervalt een week na de dag van bekendmaking van de vordering aan de bank.

2. In het negende lid (nieuw) wordt «eerste tot en met zevende lid» vervangen door: eerste tot en met achtste lid.

3. Na het negende lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

10. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de wijze waarop het vierde lid toepassing kan vinden.

E. Artikel VIA komt te luiden:

ARTIKEL VIA

In artikel 131 van de Waterschapswet wordt de zinsnede «in afwijking in zoverre van artikel 25, eerste lid, van de Algemene wet» vervangen door: in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

F. In artikel VII worden het tweede en derde lid vervangen door:

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, doet de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

G. Artikel VIII, derde lid, komt te luiden:

3. In het tweede lid wordt «onderdelen c en d, voorzover het betreft de politie» vervangen door: onderdeel c.

H. In artikel IX worden het eerste lid, het als 1bis aangeduide lid, het tweede lid en het derde lid vervangen door:

1. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, doet de in artikel 1, tweede lid, bedoelde gemeenteambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.

I. Artikel XI, onderdeel B, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het als 2bis aangeduide lid tot tweede lid.

2. In het derde lid wordt «zevende lid, tweede volzin,» vervangen door: zevende lid.

3. Het vierde lid vervalt.

J. Artikel XIIIF vervalt.

K. Artikel XIV komt te luiden:

ARTIKEL XIV

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2008, met dien verstande dat:

a. artikel IV, derde lid, terugwerkt tot en met 1 januari 2005;

b. artikel VI, onderdeel Ba, terugwerkt tot en met 1 maart 2005;

c. artikel I, onderdelen Bb en F, artikel IA, onderdelen A en B, artikel II, onderdelen E, F en G, artikel VI, onderdeel Bb, artikel X, onderdeel Aa, eerste lid, en onderdelen G en H, artikel XIIA, eerste lid, artikel XIIIA, artikel XIIIC en artikel XIIIG terugwerken tot en met 1 januari 2006;

d. artikel II, onderdeel Bb, terugwerkt tot en met 1 juli 2006;

e. artikel IA, onderdeel C, en artikel X, onderdeel F, terugwerken tot en met het tijdstip waarop artikel I, onderdeel Oa, van het Belastingplan 2006 in werking treedt;

f. artikel VI, onderdeel Abis, en artikel XIIA, tweede lid, in werking treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XXI

In de Waterschapswet wordt na artikel 129 een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL 130

1. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht doet de in artikel 123, derde lid, onder b, bedoelde ambtenaar van het waterschap binnen 13 weken na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak daarop.

2. Een beschikking op aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geeft de in artikel 123, derde lid, onder b, bedoelde ambtenaar van het waterschap binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

3. Voor de toepassing van artikel 25a, elfde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geldt in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht een termijn van 13 weken na het onherroepelijk worden van de rechterlijke uitspraak.

ARTIKEL XXII

1. In afwijking van artikel 22, vierde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt de beslissing op een aanvraag die is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV en betrekking heeft op een periode die aanvangt met ingang van dat tijdstip, gegeven binnen vier maanden na het tijdstip van die inwerkingtreding.

2. In afwijking van artikel 22, vijfde lid, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt een aanvraag die is gedaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV en betrekking heeft op een periode die aanvangt met ingang van dat tijdstip, nog in behandeling genomen indien de S&O-inhoudingsplichtige de opgave van de burgerservicenummers uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar waarin de inwerkingtreding is gelegen, heeft gedaan.

ARTIKEL XXIII

De vennootschapsbelasting over een boekjaar dat voor 1 januari 2008 aanvangt en op of na die datum eindigt, wordt, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, berekend volgens de formule:

belasting = (X/B x To) + (Y/B x Tn), waarin:

X voorstelt: het aantal voor 1 januari 2008 vallende dagen van het boekjaar;

Y voorstelt: het aantal na 31 december 2007 vallende dagen van het boekjaar;

B voorstelt: het totale aantal dagen van het boekjaar;

To voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat tarief luidt op 31 december 2007;

Tn voorstelt: de verschuldigde belasting over het belastbare bedrag of het belastbare Nederlandse bedrag op basis van het tarief van de vennootschapsbelasting zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2008.

ARTIKEL XXIV

Voor de toepassing van artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2008 op de bedragen, genoemd in artikel 3.76 van de Wet inkomstenbelasting 2001, wordt de in genoemd artikel 10.1 bedoelde tabelcorrectiefactor verlaagd met 0,0075.

ARTIKEL XXV

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 november 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag) (Kamerstukken II 2006/07, 30 887), nadat het tot wet verheven is, eerder in werking treedt dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A. In artikel XV, onderdeel A, wordt «Artikel 8» vervangen door: Artikel 10.

B. Na onderdeel A van artikel XV wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

AA. In artikel 11, tweede lid, wordt «en i» vervangen door: en h.

C. Na onderdeel B van artikel XV wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

BA. In artikel 37b, eerste lid, vervalt de zinsnede «10a, eerste lid,».

D. Artikel XV, onderdeel C, komt te luiden:

C. In artikel 36e vervalt het vijfde lid.

E. Na onderdeel C van artikel XV wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

CA. In artikel 36ha vervallen de zinsneden «en vijfde» en «onderscheidenlijk vijfde».

F. Artikel XV, onderdeel D, komt te luiden:

D. In artikel 36n, eerste lid, wordt «derde tot en met vijfde lid» vervangen door: derde en vierde lid.

ARTIKEL XXVA

Artikel 130 van de Waterschapswet vervalt met ingang van 1 januari 2010.

ARTIKEL XXVB

De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 6a, eerste lid, wordt «maar uiterlijk tot de kalendermaand» vervangen door: maar uiterlijk tot en met de kalendermaand.

B. In artikel 10 wordt «de Wet uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» vervangen door: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

C. Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Deze wet geldt voor berekeningsjaren die aanvangen op of na 1 januari 2008.

ARTIKEL XXVC

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 31, tweede lid, onderdeel c, wordt «de jonggehandicaptenkorting» vervangen door: de kinderkorting en de jonggehandicaptenkorting.

B. In artikel 31, tweede lid, onderdeel c, wordt »de kinderkorting en de jonggehandicaptenkorting» vervangen door: de jonggehandicaptenkorting.

ARTIKEL XXVD

Artikel 12b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 zoals dat luidt met ingang van 1 januari 2008 is slechts van toepassing op S&O-activa voor zover deze na 31 december 2007 tot de bedrijfsmiddelen van de belastingplichtige gaan behoren.

ARTIKEL XXVE

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari van het zesde kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin artikel I, onderdelen FC, FD, GBA en GFA, in werking is getreden als volgt gewijzigd:

A. In artikel 5.16, tweede lid, vervalt onderdeel d, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt.

B. Artikel 5.18b vervalt.

C. In artikel 8.2, onderdeel n, wordt «, culturele beleggingen en MKB-beleggingen» vervangen door: en culturele beleggingen.

D. Artikel 8.20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van het artikel wordt «, culturele beleggingen en MKB-beleggingen» vervangen door: en culturele beleggingen.

2. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. De korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen geldt voor de belastingplichtige van wie directe beleggingen in durfkapitaal als bedoeld in artikel 5.17 ingevolge artikel 5.16 zijn vrijgesteld of van wie culturele beleggingen ingevolge artikel 5.16 zijn vrijgesteld.

3. Het tweede lid wordt vervangen door:

2. De korting voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen bedraagt 1,3% van het gemiddelde van de bedragen aan directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen die ingevolge artikel 5.16 op begindatum en op einddatum zijn vrijgesteld.

ARTIKEL XXVF

In de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt met ingang van 1 januari van het zesde kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin artikel VI, onderdeel AA, in werking is getreden artikel 23b als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «, artikel 5.18a of artikel 5.18b van de Wet inkomstenbelasting 2001» vervangen door «of artikel 5.18a van de Wet inkomstenbelasting 2001». Voorts wordt «artikel 5.18a, derde lid, dan wel ten behoeve van MKB-beleggingen als bedoeld in artikel 5.18b» vervangen door: artikel 5.18a, derde lid.

2. In het tweede lid wordt «, artikel 5.18a of artikel 5.18b» vervangen door: of artikel 5.18a.

ARTIKEL XXVI

1. Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2008, met dien verstande dat artikel XVI, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 januari 2006 en artikel I, onderdelen FA, GA, GC, GE, GG en IA, artikel XXVB en artikel XXVC, onderdeel A, terugwerken tot en met 3 november 2007.

2. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen XVIII, XIX en XX in werking op 31 december 2007.

3. In afwijking van het eerste lid treden de artikelen IV, XII, onderdeel 0A, XIII, en XXII in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

4. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen H en I, artikel IA, artikel II, onderdeel D, en artikel V in werking met ingang van 1 januari 2009.

5. De wijzigingen ingevolge artikel III, onderdeel E, eerste lid, en onderdeel F, eerste lid, vinden voor het eerst toepassing voor mededelingen betreffende S&O-verklaringen die betrekking hebben op het kalenderjaar 2008 of op een gedeelte van dat kalenderjaar.

6. De wijzigingen ingevolge artikel VI, onderdelen B en C, vinden voor het eerst toepassing met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2008.

7. De wijzigingen ingevolge artikel VII, onderdeel A, vinden voor het eerst toepassing op de opbrengst van de in artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die op of na 1 januari 2008 ter beschikking is gesteld.

8. De wijziging ingevolge artikel VII, onderdeel B, vindt met betrekking tot een vennootschap die voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor het eerst toepassing met betrekking tot de opbrengst van de in artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 bedoelde aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die aan deze vennootschap ter beschikking is gesteld in het boekjaar voor de heffing van de vennootschapsbelasting, dat aanvangt op of na 1 januari 2008.

9. De wijziging ingevolge artikel VII, onderdeel D, vindt met betrekking tot een inhoudingsplichtige die voor de heffing van de vennootschapsbelasting wordt aangemerkt als beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 voor het eerst toepassing met betrekking tot ten laste van de inhoudingsplichtige ingehouden dividendbelasting en buiten Nederland ingehouden en drukkende belastingen aan de bron op de opbrengsten van aandelen, winstbewijzen en geldleningen, die zijn ingehouden op opbrengsten die ter beschikking zijn gesteld in het boekjaar voor de heffing van de vennootschapsbelasting, dat aanvangt op of na 1 januari 2008.

10. In afwijking van het eerste lid treden artikel I, onderdelen FC, FD, GBA en GFA en artikel VI, onderdeel AA, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL XXVII

Deze wet wordt aangehaald als: Overige fiscale maatregelen 2008

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De staatssecretaris van Financiën,

Naar boven