31 085
Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken en enige andere wetten in verband met de invoering van een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken

A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

24 april 2008

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om ter vermindering van de uitvoeringslasten voor de overheid en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven een basisregistratie inkomen en een basisregistratie waarde onroerende zaken in te voeren voor gebruik door daartoe bevoegde bestuursorganen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:

1. De bepalingen van deze wet gelden bij de heffing van rijksbelastingen, de heffing van heffingsrente, revisierente en bestuurlijke boeten welke ingevolge de belastingwet kunnen worden vastgesteld of opgelegd, alsmede bij de uitvoering van de basisregistratie inkomen.

B. Na artikel 20 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IVA BASISREGISTRATIE INKOMEN

Artikel 21

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. basisregistratie: verzameling gegevens waarvan bij wet is bepaald dat deze authentieke gegevens bevat;

b. authentiek gegeven: in een basisregistratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt;

c. verzamelinkomen: verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

d. belastbaar loon: belastbaar loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van loon dat als een eindheffingsbestanddeel in de zin van die wet is belast;

e. inkomensgegeven:

1°. indien over een kalenderjaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen;

2°. indien over een kalenderjaar geen aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde belastbare loon;

f. afnemer: bestuursorgaan dat op grond van een wettelijk voorschrift bevoegd is tot gebruik van een inkomensgegeven;

g. betrokkene: degene op wie het inkomensgegeven betrekking heeft;

h. terugmelding: melding als bedoeld in artikel 21h, eerste lid.

Artikel 21a

1. Er is een basisregistratie inkomen waarin inkomensgegevens met bijbehorende temporele en meta-kenmerken zijn opgenomen. Het inkomensgegeven, bedoeld in de vorige volzin, is een authentiek gegeven.

2. In de basisregistratie inkomen zijn ook bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen authentieke gegevens uit andere basisregistraties opgenomen.

Artikel 21b

1. De basisregistratie inkomen heeft tot doel de afnemers te voorzien van inkomensgegevens.

2. De inspecteur is belast met de uitvoering van de basisregistratie inkomen.

3. De inspecteur draagt zorg voor de juistheid, volledigheid en actualiteit van de inkomensgegevens.

4. De inspecteur draagt er zorg voor dat de weergave van een meegeleverd authentiek gegeven uit een andere basisregistratie overeenstemt met dat gegeven, als opgenomen in die andere basisregistratie.

Artikel 21c

1. Bij de bepaling van het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 1°, zijn de regels die gelden bij de heffing van de inkomstenbelasting van overeenkomstige toepassing.

2. Bij de bepaling van het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 2°, zijn de regels die gelden bij de heffing van de loonbelasting van overeenkomstige toepassing.

3. Bij de bepaling van het inkomensgegeven blijft artikel 65 buiten toepassing.

4. Indien in het kader van de heffing van de inkomstenbelasting of de loonbelasting aan betrokkene een aanslagbiljet, een afschrift van de uitspraak op bezwaar of een afschrift van de beschikking ambtshalve vermindering wordt verstrekt, wordt het bijbehorende inkomensgegeven afzonderlijk vermeld.

Artikel 21d

1. De inspecteur plaatst de aantekening «in onderzoek» bij een inkomensgegeven indien ten aanzien van dat inkomensgegeven:

a. een terugmelding is gedaan;

b. een bezwaar- of beroepschrift is ingediend;

c. een verzoek om ambtshalve vermindering is ingediend, of

d. overigens gerede twijfel is ontstaan omtrent de juistheid van dat gegeven.

Voor de onderdelen a en d geldt een bij ministeriële regeling te bepalen termijn waarbinnen de inspecteur bepaalt of de aantekening «in onderzoek» al dan niet wordt geplaatst.

2. De inspecteur verwijdert de aantekening «in onderzoek»:

a. na de afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van de terugmelding;

b. nadat de beslissing op bezwaar of de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden;

c. na de afhandeling van het verzoek om ambtshalve vermindering, of

d. na de afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

Artikel 21e

1. De inspecteur verstrekt aan een afnemer op zijn verzoek een inkomensgegeven met bijbehorende temporele en meta-kenmerken.

2. Een inkomensgegeven waarbij de aantekening «in onderzoek» is geplaatst, wordt uitsluitend verstrekt onder mededeling van die aantekening.

3. Met een inkomensgegeven kunnen authentieke gegevens uit andere basisregistraties worden meegeleverd.

4. De inspecteur deelt, na verwijdering van de aantekening «in onderzoek», op verzoek aan een afnemer die het desbetreffende inkomensgegeven voorafgaand aan de verwijdering van de aantekening verstrekt heeft gekregen mee dat de aantekening is verwijderd en of het gegeven is gewijzigd.

Artikel 21f

1. Een afnemer gebruikt een inkomensgegeven uitsluitend bij de uitoefening van een op grond van een wettelijk voorschrift verleende bevoegdheid tot gebruik van dit gegeven.

2. Een afnemer is niet bevoegd een inkomensgegeven verder bekend te maken dan noodzakelijk voor de uitoefening van de hem verleende bevoegdheid.

3. Voor zover een inkomensgegeven ten grondslag ligt aan een besluit van een afnemer wordt het bekendgemaakt en verenigd in één geschrift met dat besluit.

Artikel 21g

1. Voor zover een afnemer een op grond van een wettelijk voorschrift verleende bevoegdheid tot gebruik van het inkomensgegeven uitoefent, gebruikt hij het inkomensgegeven zoals dat ten tijde van het gebruik is opgenomen in de basisregistratie inkomen.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien bij het inkomensgegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst.

Artikel 21h

1. Een afnemer die gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven dat hij verstrekt heeft gekregen uit de basisregistratie inkomen meldt dit aan de inspecteur, onder opgaaf van redenen.

2. Voor zover een terugmelding betrekking heeft op een authentiek gegeven dat is overgenomen uit een andere basisregistratie, zendt de inspecteur die melding onverwijld door aan de beheerder van die andere basisregistratie en doet daarvan mededeling aan de afnemer die de terugmelding heeft gedaan.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent:

a. de gevallen waarin een terugmelding achterwege kan blijven, omdat de terugmelding niet van belang is voor het bijhouden van de basisregistratie;

b. de wijze waarop een terugmelding moet worden gedaan;

c. de termijn waarbinnen de afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van een terugmelding over een inkomensgegeven moet plaatsvinden.

Artikel 21i

Voor zover artikel 21g, eerste lid, van toepassing is, hoeft een betrokkene aan wie door een afnemer een inkomensgegeven wordt gevraagd dat gegeven niet te verstrekken.

Artikel 21j

1. Met een voor bezwaar vatbare beschikking van de inspecteur wordt gelijkgesteld het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 2°, zoals dat met het oorspronkelijke besluit van de afnemer is bekendgemaakt op grond van artikel 21f, derde lid.

2. Een bezwaarschrift tegen of verzoekschrift om wijziging van het besluit van de afnemer wordt, voor zover het gericht is tegen het inkomensgegeven, mede aangemerkt als een bezwaarschrift tegen of verzoekschrift om ambtshalve vermindering van het inkomensgegeven.

3. Een bezwaarschrift tegen of verzoekschrift om ambtshalve vermindering van het inkomensgegeven wordt, indien gericht tegen het besluit van de afnemer, mede aangemerkt als een bezwaarschrift tegen of verzoekschrift om wijziging van het besluit van die afnemer.

Artikel 21k

1. In bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen wordt een onjuist inkomensgegeven door de inspecteur ambtshalve verminderd.

2. Voor zover aan de toepassing van het eerste lid een verzoek van betrokkene ten grondslag ligt dat geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.

C. In artikel 68, eerste lid, onderdeel c wordt «onderdelen a, b, d en e, 29» vervangen door: onderdelen a, b en d, 29.

ARTIKEL II

De Wet waardering onroerende zaken wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Deze wet geldt bij de bepaling, de vaststelling en de verstrekking van de waarde van in Nederland gelegen onroerende zaken ten behoeve van afnemers.

2. Het derde lid vervalt.

B. Artikel 2 komt te luiden:

In deze wet wordt verstaan onder:

– afnemer: bestuursorgaan dat op grond van een wettelijk voorschrift bevoegd is tot gebruik van een waardegegeven;

– authentiek gegeven: in een basisregistratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt;

– basisregistratie: verzameling gegevens waarvan bij wet is bepaald dat deze authentieke gegevens bevat;

– belastingen: belastingen geheven door het Rijk, de gemeenten en de waterschappen;

– college: college van burgemeester en wethouders;

– Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

– terugmelding: melding als bedoeld in artikel 37f, eerste lid;

– waardegegeven: op de voet van hoofdstuk IV van deze wet vastgestelde waarde van een onroerende zaak;

– de wet: de Wet waardering onroerende zaken.

C. In artikel 4, tweede lid, wordt na «onroerende zaken» ingevoegd «, op de uitvoering van de basisregistratie waarde onroerende zaken (basisregistratie WOZ)» en wordt «colleges van burgemeester en wethouders» vervangen door «colleges».

D. In artikel 10 wordt «colleges van burgemeester en wethouders» vervangen door: colleges.

Da. In artikel 11, eerste lid, wordt «colleges van burgemeester en wethouders» vervangen door: colleges.

E. In artikel 15, eerste en derde lid, wordt «college van burgemeester en wethouders» vervangen door: college.

F. In artikel 18, vierde lid, wordt «door de afnemers geheven belastingen als bedoeld in artikel 1, derde lid» vervangen door: belastingen.

G. In artikel 21 wordt «college van burgemeester en wethouders» vervangen door: college.

H. Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «en aan de afnemers».

2. Na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd dat komt te luiden:

3. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de mededeling aan de belanghebbenden die het aangaat, bedoeld in het tweede lid, wordt mededeling gedaan aan de afnemers met overeenkomstige toepassing van artikel 24, derde tot en met achtste lid.

I. Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «college van burgemeester en wethouders» telkens vervangen door: college.

2. In het zesde lid wordt «college van burgemeester en wethouders» vervangen door: college.

3. In het zevende lid wordt «colleges van burgemeester en wethouders» vervangen door: colleges.

J. In artikel 32 wordt «college van burgemeester en wethouders» vervangen door: college.

K. Voor artikel 38 wordt in HOOFDSTUK VI GEGEVENSBEHEER ingevoegd:

Artikel 37a

1. Er is een basisregistratie WOZ waarin waardegegevens met bijbehorende temporele en meta-kenmerken zijn opgenomen. Het waardegegeven, bedoeld in de vorige volzin, is een authentiek gegeven.

2. In de basisregistratie WOZ zijn ook bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen authentieke gegevens uit andere basisregistraties opgenomen.

3. De basisregistratie WOZ heeft tot doel de afnemers te voorzien van waardegegevens.

Artikel 37b

1. Het college verstrekt een waardegegeven met bijbehorende temporele en meta-kenmerken aan de afnemer die het waardegegeven gebruikt voor de heffing van belastingen.

2. Een waardegegeven waarbij op grond van artikel 37g de aantekening «in onderzoek» is geplaatst, wordt uitsluitend verstrekt onder mededeling van die aantekening.

3. Het college deelt, na verwijdering van de aantekening «in onderzoek», aan een afnemer die het desbetreffende waardegegeven voorafgaand aan de verwijdering van de aantekening verstrekt heeft gekregen en gebruikt voor de heffing van belastingen, mee dat de aantekening is verwijderd en of het gegeven is gewijzigd.

4. Het college verstrekt een waardegegeven met bijbehorende temporele en meta-kenmerken op verzoek aan een afnemer die dat gegeven gebruikt voor een andere toepassing dan voor de heffing van belastingen. Voor zover die afnemer het college daarom heeft verzocht, is het derde lid van overeenkomstige toepassing.

5. Met een waardegegeven kunnen authentieke gegevens uit andere basisregistraties worden meegeleverd.

6. Het college draagt er zorg voor dat de weergave van een meegeleverd authentiek gegeven uit een andere basisregistratie overeenstemt met dat gegeven, als opgenomen in die andere basisregistratie.

Artikel 37c

1. Een afnemer gebruikt een waardegegeven uitsluitend bij de uitoefening van een op grond van een wettelijk voorschrift verleende bevoegdheid tot gebruik van dit gegeven.

2. Een afnemer is niet bevoegd een waardegegeven verder bekend te maken dan noodzakelijk voor de uitoefening van de hem verleende bevoegdheid.

Artikel 37d

1. Voor zover een afnemer een op grond van een wettelijk voorschrift verleende bevoegdheid tot gebruik van het waardegegeven uitoefent, gebruikt hij het waardegegeven zoals dat ten tijde van het gebruik is opgenomen in de basisregistratie WOZ.

2. Voor een andere toepassing dan voor de heffing van belastingen geldt het eerste lid niet indien bij het waardegegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst.

Artikel 37e

Voor zover artikel 37d, eerste lid, van toepassing is, hoeft degene aan wie door een afnemer om een waardegegeven wordt gevraagd dat gegeven niet te verstrekken.

Artikel 37f

1. In aanvulling in zoverre op artikel 32 meldt een afnemer die gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven dat hij verstrekt heeft gekregen uit de basisregistratie WOZ dit aan het college, onder opgaaf van redenen.

2. Voor zover een terugmelding betrekking heeft op een authentiek gegeven dat is overgenomen uit een andere basisregistratie, zendt het college die melding onverwijld door aan de beheerder van die andere basisregistratie en doet daarvan mededeling aan de afnemer die de terugmelding heeft gedaan.

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent:

a. de gevallen waarin een terugmelding achterwege kan blijven, omdat de terugmelding niet van belang is voor het bijhouden van de basisregistratie;

b. de wijze waarop een terugmelding moet worden gedaan;

c. de termijn waarbinnen de afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van een terugmelding over een waardegegeven moet plaatsvinden.

Artikel 37g

1. Het college plaatst de aantekening «in onderzoek» bij een waardegegeven indien ten aanzien van dat waardegegeven:

a. een terugmelding is gedaan;

b. een bezwaar- of beroepschrift is ingediend;

c. een verzoek om ambtshalve vermindering is gedaan, of

d. overigens gerede twijfel is ontstaan omtrent de juistheid van dat gegeven.

Voor de onderdelen a en d geldt een bij ministeriële regeling te bepalen termijn waarbinnen het college bepaalt of de aantekening «in onderzoek» al dan niet wordt geplaatst.

2. Het college verwijdert de aantekening «in onderzoek»:

a. na de afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van de terugmelding;

b. nadat de beslissing op bezwaar of de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is geworden;

c. na de afhandeling van het verzoek om ambtshalve vermindering, of

d. na de afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van de situatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.

L. In artikel 38 wordt «college van burgemeester en wethouders» vervangen door: college.

ARTIKEL III

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 26b, eerste volzin, wordt «artikel 28, onderdeel e,» vervangen door: artikel 28, onderdeel d,.

B. In artikel 28 vervalt onderdeel d, onder verlettering van de onderdelen e en f tot d en e.

C. In artikel 28c wordt in het eerste en tweede lid «artikel 28, onderdeel f,» vervangen door: artikel 28, onderdeel e,.

D. In artikel 29, derde lid wordt «onderdelen a en d,» vervangen door: onderdeel a,.

ARTIKEL IV

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 9.4, vijfde lid, vervalt de derde volzin.

B. Artikel 9.5 vervalt.

ARTIKEL V

De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd:

A. Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid, onderdeel a, wordt na «1964» toegevoegd: , met uitzondering van loon dat als een eindheffingsbestanddeel in de zin van die wet is belast.

2. Het eerste lid, onderdeel c, komt te vervallen, onder verlettering van de onderdelen d tot en met q tot c tot en met p.

3. Het eerste lid, onderdeel o (nieuw), wordt vervangen door:

o. inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

B. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Toetsingsinkomen is: het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven.

2. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot tweede tot en met zesde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) vervalt: en tweede.

4. In het derde lid (nieuw) wordt «tot en met het derde» vervangen door: en tweede.

5. In het vierde lid (nieuw) wordt «vierde» vervangen door: derde.

6. In het vijfde lid (nieuw) wordt «tot en met het derde» vervangen door: en tweede.

7. In het zesde lid (nieuw) wordt «vierde tot en met het zesde» vervangen door: derde tot en met het vijfde.

8. Het achtste tot en met elfde lid vervallen.

C. Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien na de toekenning van de tegemoetkoming uit een wijziging van een inkomensgegeven of niet in Nederland belastbaar inkomen blijkt dat de tegemoetkoming tot een te hoog of te laag bedrag is toegekend, herziet de Belastingdienst/Toeslagen de tegemoetkoming met inachtneming van die wijziging.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. De herziening geschiedt binnen acht weken na het tijdstip waarop het gewijzigde inkomensgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen bekend is geworden dan wel de beschikking of uitspraak strekkende tot de in het eerste lid bedoelde wijziging onherroepelijk is geworden.

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot derde lid.

D. Artikel 40, zesde lid, komt te luiden:

6. Indien de tegemoetkoming wordt herzien als gevolg van:

a. een eerste bepaling of herziening van het inkomensgegeven, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, onder 1°, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het geval er geen inkomstenbelasting verschuldigd is, dan wel de aanslag inkomstenbelasting is vastgesteld op nihil;

b. een vaststelling of herziening van een beschikking niet in Nederland belastbaar inkomen; worden onder de in het tweede lid bedoelde gegevens of inlichtingen mede verstaan de gegevens of inlichtingen die ten behoeve van deze beschikking aan de inspecteur zijn verstrekt dan wel hadden moeten worden verstrekt. Artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is niet van toepassing.

ARTIKEL VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, met dien verstande dat:

a. het in artikel I, onderdeel B, opgenomen artikel 21a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot inkomensgegevens over het kalenderjaar voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel;

b. het in artikel II, onderdeel K, opgenomen artikel 37a van de Wet waardering onroerende zaken, voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot waardegegevens voor het kalenderjaar waarin dat artikel in werking treedt.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven