30 970
Wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet werk en bijstand, de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met eenmalige gegevensuitvraag aan burgers (Wet eenmalige gegevensuitvraag werk en inkomen)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 13 november 2007

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote interesse en instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn onder de indruk geraakt van de voortgang die de afgelopen jaren op het vlak van de electronische gegevensverwerking is geboekt bij de opbouw van een samenhangende personenadministratie voor het brede terrein van werk en inkomen. De ontwikkeling van het digitale klantdossier lijkt deze leden een belangrijke stap om een snelle en kwalitatief hoogstaande dienstverlening aan de burger te waarborgen. De aan het woord zijnde leden hechten eraan dit vast te stellen, omdat zij constateren dat de laatste jaren vaak en gemakkelijk kritiek is geuit op het functioneren van de instanties op het terrein van werk en inkomen, terwijl toch rechtmatigheid en doelmatigheid zich onveranderd op een hoog niveau blijven bevinden.

De VVD-fractie heeft kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel en heeft een aantal vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel.

Toekomstige uitbreiding

De leden van de PvdA-fractie hebben begrepen dat dit wetsvoorstel mede de basis legt voor een toekomstige uitbreiding van het aantal basisadministraties en gegevens daaruit, dat voor een verplichting tot gebruik, alsmede een verbod tot meervoudige uitvraag aan de burger, in aanmerking zal komen. Zij menen te hebben begrepen dat hierbij ook de overheidsdienstverlening buiten het gebied van werk en inkomen in beeld kan komen. Zij vragen het kabinet een nadere beschouwing over deze toekomstige mogelijkheden, waarbij zij zich met name geïnteresseerd tonen in een uitbreiding naar het gebied van inkomensverwerving en belastingheffing.

Doel van het wetsvoorstel is ervoor te zorgen dat de burger nog maar eenmaal zijn gegevens behoeft op te geven. De VVD-fractie acht dit een goede zaak.

Als het echter gaat over inkomen zijn er meer instanties die dit gegeven nodig hebben. Niet alleen de instanties waarop het onderhavige wetsvoorstel betrekking heeft maar bijvoorbeeld ook de belastingdienst. Dit betekent dat de werkgever tenminste tweemaal de loongegevens van zijn (ex)werknemer moet opgeven en in een aantal gevallen zal ook de burger naast de opgave aan het CWI ook een opgave van zijn inkomsten aan de belastingdienst moeten doen. Is dit juist, vraagt de VVD-fractie?

Hoe vindt straks de gegevensuitvraag plaats? Bij het CWI op basis van de intake van de burger/ex-werknemer of door de werkgever bij de belastingdienst voor zover het betreft de (ex)werknemer, waarna de gegevens naar het UWV gaan?

Inzage en correctie

De leden van de PvdA hebben begrepen dat het inzage- en correctierecht van de burger op gegevens in zijn digitale klantdossiers (en dus in de relevante basisadministraties) in verschillende wetten gewaarborgd is. Het kabinet geeft in zijn antwoorden op vragen vanuit de Tweede Kamer vooral aan dat dit recht kan worden geactiveerd aan de hand van het periodieke Verzekerdenbericht van het UWV. De aan het woord zijnde leden vragen of dit het enige instrument is en zal blijven om de burger inzage en correctiemogelijkheid te geven in zijn gegevens, het geheel leek hun namelijk nogal mager. Voorts vragen de leden van de PvdA zich af wat er precies gebeurt als een burger een correctie in de van hem vastgelegde gegevens wil aanbrengen. Niet geheel duidelijk is het deze leden geworden wie beslist wanneer de burger en de instantie die het betreffende gegeven in zijn (basis)administratie beheert het oneens blijken te zijn over een dergelijke correctie. Het Tweede Kamerlid de Heer Ulenbelt heeft naar het oordeel van deze leden niet geheel ten onrechte de vraag gesteld of een onafhankelijke derde in een dergelijk geval niet uitsluitsel zou moeten geven. Zij vragen de regering nog eens toe te lichten wat hiertegen nu de bezwaren zouden kunnen zijn, en welke waarborgen er zijn dat ingeval van onenigheid de belangen van de burger afdoende zijn beschermd. Daarbij ware naar het oordeel van deze leden ook van belang in te gaan op de toezeggingen die de regering bij monde van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken heeft gedaan in het debat met deze Kamer over de invoering van het Burgerservicenummer, welke toezeggingen er volgens deze leden juist toe strekken dat bij verschil van mening over de correctie van persoonsgegevens een onafhankelijke instantie de beslissing neemt.

Als er verschil van gegevens bestaat tussen beide basisadministraties, bijvoorbeeld polisadministratie en basisadministratie belastingdienst, wat gebeurt er dan, zo vragen de leden van de VVD-fractie? Hoe wordt dit probleem behandeld en opgelost?

Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer op 6 september jl. heeft de staatssecretaris gesteld dat bij problemen over de correctie van gegevens de burger altijd een beroep kan doen op bijstand en bemiddeling van het College Bescherming Persoonsgegegevens. Echter, in augustus jl. heeft de voorzitter van het College bekend gemaakt dat het College niet meer bereid en in staat is om klachten van individuele burgers te behandelen. Hoe verhoudt zich dit met de uitspraak van de staatssecretaris, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

In de nota naar aanleiding van het verslag d.d. 31 mei 2007 stelt de staatssecretaris op blz. 18 dat «burgers en ondernemingen verantwoordelijk zijn voor een goede registratie van hun gegevens». Dit begrijpt de VVD-fractie niet. Naar de mening van de VVD-fractie zijn burgers en ondernemingen verantwoordelijk voor een volledige en juist opgave van hun gegevens. Zij hebben echter nog geen «correctierecht» en kunnen derhalve nooit verantwoordelijk zijn voor hetgeen er ten aanzien van hen daadwerkelijk in een register staat vermeld. Dit blijft de verantwoordelijkheid van de registerbeheerder. Deelt de staatssecretaris dit standpunt?

Tijdpad uitvoering

Wat betreft de voortgang van het digitaal klantdossier in de praktijk constateren de leden van de PvdA-fractie dat de datum van 1 mei 2007 als begin van de zogehete «uitrol» inmiddels ruimschoots gepasseerd is. Zij informeren naar de voortgang van de proefprojecten in twee Friese gemeente en naar het beeld dat afgelopen zomer zou zijn ontstaan van de voorbereidingen in alle gemeenten van invoering per 1 januari 2008 (zie stuk nr. 30 970, nr. 6, pg. 13). Meer in het algemeen vragen de leden van de PvdA-fractie of de verwachte termijn van 1 januari 2008 nog zal worden gehaald bij de generieke invoering van het digitaal klantdossier. Tot slot tonen deze leden zich geïnteresseerd in het aangekondigde onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen «in de tweede helft van 2007» naar eenmalige gegevensuitvraag bij UWV, SVB, CWI en gemeenten. (stuk nr. 30 970, nr. 3, pg. 14)

Zullen UWV en alle gemeenten voor 1 januari 2008 gereed zijn met hun voorbereidingen in het kader van dit wetsontwerp, met name met betrekking tot de digitale overdracht van gegevens vanuit het CWI en de «privacyproof-heid»van hun systeem, zo vragen de leden van de VVD-fractie?

De leden van de SP-fractie vragen zich af waarom het voorstel nu reeds behandeld zou moeten worden, gezien de ernstige invoeringsproblemen bij de polisadministratie en de grote, vertragende gevolgen voor het groeipad van de Wet eenmalige gegevensuitvraag. Kan de regering aangeven welke invoeringstermijn zij reëel acht en op welke termijn een daadwerkelijke gegevensuitvraag zou kunnen gaan plaatsvinden tussen de verschillende instanties? Kan de regering tenminste reeds aangeven op welke termijn de Kamer geïnformeerd wordt over de gevolgen van de probleemanalyse van Walvis voor het groeipad van de Wet eenmalige gegevensuitvraag?

De voorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling: Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), voorzitter, Leijnse (PvdA), Franken (CDA), vice-voorzitter, Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Elzinga (SP), Vac. (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven