30 943
Wijziging van belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale onderhoudswet 2007)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 16 oktober 2007

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het wetsvoorstel bevat overwegend aanpassingen van technische aard. Daarnaast zijn enkele wijzigingsvoorstellen opgenomen die verder gaan dan louter technische en/of redactionele aanpassingen. Een voorbeeld daarvan is het voorstel tot aanpassing van de Wet IB 2001 in verband met de uitspraak van de Hoge Raad van 8 september 2006, nr. 41652, V-N 2006/46.5.

Recent hebben de leden van de VVD-fractie bij de plenaire behandeling van een ander wetsvoorstel de staatssecretaris van Financiën wederom verzocht en deze heeft dat wederom toegezegd, niet meerdere inhoudelijke wijzigingsvoorstellen in één wetsvoorstel te vervatten. Helaas is dat nu toch weer het geval. De redenen die de staatssecretaris daarvoor aanvoert, zoals «Een afzonderlijk wetsvoorstel zou een tamelijk zwaar middel zijn...» en «ook gegeven de benodigde voortgang van het wetgevingsproces....» overtuigen de leden van de VVD-fractie niet van de noodzaak om verschillende inhoudelijke wijzigingsvoorstellen in één wetsvoorstel samen te voegen.

Het wetsvoorstel geeft de leden van de VVD-fractie ook weer aanleiding om in te gaan op het achterhaalde gesloten systeem van rechtsbescherming. Het argument van de staatssecretaris, dat het huidige wettelijke kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) geschreven is vanuit een gesloten systeem van rechtsbescherming, waarbij een evenwicht bestaat tussen de massaliteit van het heffings- en inningsproces enerzijds en de rechtsbescherming van belastingplichtigen anderzijds, overtuigt hen absoluut niet van de noodzaak van dat systeem. De houding van de staatssecretaris maakt dat hij van geval tot geval beoordeelt of een inbreuk op het ouderwetse gesloten systeem acceptabel is. De leden van de VVD-fractie kijken uit naar de evaluatie van het bestuursprocesrecht en zullen het verslag daarover zeker ook aangrijpen om de discussie over het gesloten systeem opnieuw op de agenda te zetten.

2. Inhoud wetsvoorstel

Het wetsvoorstel legaliseert de aftrek van onderhoudskosten van monumenten in bepaalde gevallen. In dit kader, verzoeken de leden van de VVD-fractie de staatssecretaris in te gaan op de onderstaande vragen.

Heeft de staatssecretaris het artikel «Monumentale misser» van Peter Kavelaars en Els van der Tempel-Kloosterman in het Financieel Dagblad d.d. 20 april 2007 gelezen? Het behoud en in stand houden van het Nederlandse cultuurhistorisch erfgoed wordt van groot belang geacht en om die reden is er een fiscale regeling in het leven geroepen die in de Wet Inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) wordt voortgezet als tegemoetkoming voor de vaak hoge onderhoudskosten van monumenten. De wetgever heeft daarbij nadrukkelijk te kennen gegeven dat inhoudelijk geen wijzigingen beoogd werden. Monumenten op NSW (Natuurschoonwet)-landgoederen worden vaak via een erfpachtcontract (looptijd vaak 20–30 jaar) ter beschikking gesteld aan particulieren. De erfpachter is dan op grond van zijn erfpachtcontract gehouden om het onderhoud van het monument voor zijn rekening te nemen. Mede gezien het vaak specifieke karakter van deze monumenten op NSW-landgoederen verkrijgt de erfpachter geen economisch belang bij het monument. Deze erfpachters hebben door de invoering van de Wet IB 2001 niet langer recht op de monumentenaftrekregeling, terwijl dit onder de Wet IB 1964 wel het geval was. Is de staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat hierdoor wel degelijk een inhoudelijke wijziging voor deze erfpachters heeft plaatsgevonden?

Uit de wetshistorie van de monumentenaftrekregeling blijkt dat deze regeling aanvankelijk alleen bedoeld was voor monumenten op NSW-landgoederen. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft die regeling een algemene werking gekregen voor alle monumenten. Nu blijkt dat in erfpachtsituaties voor deze monumenten in veel gevallen geen recht meer bestaat op een fiscale tegemoetkoming. Is de staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat hiermee de instandhouding van deze monumenten niet gediend wordt en dat het laten vervallen van de monumentenaftrekregeling voor deze erfpachters, gezien de wetshistorie, niet bedoeld kan zijn?

Is de staatssecretaris voornemens om voor deze specifieke groep erfpachters met een tegemoetkomende regeling te komen, mede gezien het feit dat deze groep vaak voor zeer lange tijd een contractuele onderhoudsverplichting voor het monument is aangegaan, zo vragen deze leden tot besluit.

De voorzitter van de commissie,

Essers

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Terpstra (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Essers (CDA), voorzitter, Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Leijnse (PvdA), Peters (SP), De Boer (CU), vice-voorzitter, Reuten (SP), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Elzinga (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven