30 938
Aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening)

I
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 mei 2008

Bij de plenaire behandeling van de invoeringswet Wet ruimtelijke ordening op 6 mei jongstleden hebben wij van gedachten gewisseld over een aantal wezenlijke punten, waaronder de visie op de nationale ruimtelijke ordening, de borging van nationale ruimtelijke belangen en de regierol van de minister van Ruimtelijke Ordening. Ik heb u toen toegezegd nog schriftelijk in te gaan op:

• de status van de Realisatieparagraaf Nota Ruimte;

• de planning van de amvb Ruimte;

• de doorwerking van de nationale ruimtelijke belangen totdat de amvb Ruimte is vastgesteld;

• de aangehouden motie-Smaling c.s.

Status Realisatieparagraaf

De Nota Ruimte en de andere vigerende planologische kernbeslissingen (PKB’s) krijgen op 1 juli aanstaande op basis van het overgangsrecht de status van structuurvisie. Nieuwe structuurvisies moeten volgens de Wro een beschrijving bevatten waaruit blijkt hoe het rijk de in de structuurvisie verwoorde nationale ruimtelijke belangen wil verwezenlijken. Omdat de vigerende PKB’s uiteraard nog niet over een dergelijke realisatieparagraaf beschikken – en ik graag wil aansluiten bij de eisen die worden gesteld aan nieuwe structuurvisies – stelt het kabinet deze realisatieparagraaf alsnog vast. Het overzicht van alle nationale ruimtelijke belangen uit de verschillende PKB’s en de voorgenomen verwezenlijking daarvan worden gebundeld in één Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (integratie van Realisatieparagraaf Nota Ruimte en de realisatieparagrafen voor de andere PKB’s).

De Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid wordt toegevoegd aan de Nota Ruimte en krijgt de status van structuurvisie. Daarom zal de Realisatieparagraaf – conform de wettelijke procedure voor structuurvisies – na vaststelling door de Ministerraad worden aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer. Zoals ik u heb toegezegd, bied ik u de Realisatieparagraaf nog in juni aan.

Planning amvb Ruimte

Conform de wettelijke procedure zal een start worden gemaakt met het opstellen van de amvb Ruimte, nadat de Eerste en Tweede Kamer de kans hebben gehad om de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid te agenderen voor bespreking. De amvb Ruimte zal de ruimtelijke kaders uit de vigerende PKB’s bevatten, die daadwerkelijk borging in regelgeving behoeven. Vanuit het oogpunt van het versterken van de doorwerking van het nationaal ruimtelijk beleid, de herkenbaarheid voor de andere overheden en het terugdringen van bestuurlijke lasten streef ik ernaar om de desbetreffende kaders te borgen in één amvb Ruimte. Deze bundeling in één amvb Ruimte sluit aan bij de veelvuldig geuitte wens van uw Kamer voor de versterking van de regierol van de minister van Ruimtelijke Ordening. De amvb Ruimte zal bestaan uit verschillende modules/hoofdstukken, die worden gestructureerd naar de beleidskaders. Door de tijd heen kunnen naar gelang de ontwikkeling van het nationaal ruimtelijke beleid modules/hoofdstukken worden toegevoegd, aangepast dan wel worden geschrapt.

Aangezien het opstellen van de beoogde amvb voor alle betrokkenen – rijk, provincies, gemeenten en maatschappelijke organisaties – nieuw is, zal dit in nauwe afstemming worden gedaan. Er zal hierbij een balans moeten worden gezocht tussen enerzijds voortvarendheid en anderzijds zorgvuldigheid en draagvlak. Het ontwerp van de amvb Ruimte zal nog voor het zomerreces van 2009 aan de Eerste en Tweede Kamer worden overgelegd (voorhang). Parallel daaraan wordt het ontwerp bekend gemaakt en kan een ieder opmerkingen kenbaar maken, gevolgd door advisering door de Raad van State. Ik verwacht dat de amvb Ruimte in de eerste helft van 2010 kan worden vastgesteld.

Doorwerking na 1 juli 2008

De vaststelling van de amvb Ruimte in 2010 betekent niet dat de desbetreffende kaders in een juridisch vacuüm terechtkomen. Op basis van het Bro dienen gemeenten over ontwerpbestemmingsplannen en projectbesluiten eerst overleg te voeren met het rijk indien nationale belangen in geding zijn. Mede gelet op het intensief overleg met de medeoverheden en de vaststelling van deze Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid is voor alle provincies en gemeenten duidelijk wat de nationale ruimtelijke belangen zijn en welke kaders uit de vigerende PKB’s zullen worden geborgd in de amvb Ruimte. In dat vooroverleg worden het plan, project of handeling getoetst op de rijksbelangen. Mocht blijken dat dat in strijd is met die kaders, dan zal dat op dat moment worden ingebracht. In de volgende fase, dat wil zeggen als het ontwerpbestemmingsplan formeel in de vaststellingsprocedure wordt gebracht, moet dat ontwerp worden toegezonden aan het rijk. Zou dat ontwerp strijdig zijn met de rijkskaders, dan kan en zal ik een officiële zienswijze inbrengen. Ik ga er vanuit dat deze vorm van betrokkenheid van het rijk bijdraagt aan een evenwichtige afstemming van het lokale, provinciale en nationale ruimtelijke beleid. Aangezien het nationaal ruimtelijke beleid reeds jaren geldt, mag worden verwacht dat de medeoverheden – zoals nu ook het geval is – hiermee rekening houden bij het opstellen van het provinciaal en gemeentelijk beleid.

Mocht vooruitlopend op de vaststelling van de amvb Ruimte toch een plan, project of handeling in strijd zijn met het desbetreffende nationale belang – en de gemeenteraad dus mijn zienswijze naast zich neerleggen – dan kan deze door middel van een reactieve aanwijzing worden tegengehouden. In de memorie van antwoord heb ik verhelderd dat de Wro verlangt dat bij het gebruik maken van die bevoegdheid wordt gemotiveerd welk rijksbelang met die aanwijzing wordt beschermd en waarom de minister dat belang niet door middel van een andere bevoegdheid kan beschermen of nog niet heeft beschermd. Door vaststelling van de realisatieparagraaf, met daarin het overzicht van nationale belangen, de aankondiging van de amvb Ruimte gekoppeld aan een duidelijke termijn, is het duidelijk dat in de periode waarin de amvb Ruimte tot stand komt de inzet van de reactieve aanwijzing past binnen de wettelijk criteria daarvoor. De VROM-Inspectie zal alert zijn op bedoelde en onbedoelde doorkruising van de nationale ruimtelijke belangen.

Motie-Smaling c.s.

De Wro sluit aan bij de moderne bestuurlijke verhoudingen en beoogt selectiviteit, transparantie, proactieve sturing en zakelijkheid. Deze uitgangspunten vergen een nieuwe wijze van (samen-)werken en gaat gepaard met een cultuuromslag in de praktijk van de ruimtelijke ordening. De heer Smaling c.s. (Kamerstukken I, 2007/08, 30 938, nr. H) hebben mij dan ook bij motie voorgesteld om een ex-durante monitoring en evaluatie-instrument, gekoppeld aan de nieuwe Wro op te zetten met als doel het kabinet en het Parlement regelmatig inzicht te verschaffen in de uitvoeringspraktijk van de Wet.

Zoals ik in het debat heb aangegeven, onderschrijf ik de strekking van de motie en wil ik uw Kamer jaarlijks over dit onderwerp rapporteren. Ik ben met u van mening dat de Wro een majeure verandering van de praktijk van de ruimtelijke ordening betekent. Ik ben al geruime tijd bezig in nauw overleg met de andere overheden de praktijk voor te bereiden op de nieuwe wet. Het actief volgen van de implementatie is dan ook verstandig. Ik zal u op korte termijn een met het IPO, de VNG, het MNP en het RPB afgestemd voorstel voor de monitoring en het evaluatie-instrument toesturen. De in de motie genoemde elementen zal ik uiteraard hierin meenemen. Dit vergt echter meer tijd dan de twee à drie weken zoals aanvankelijk door mij toegezegd, juist ook vanwege de zorgvuldige afstemming met de andere betrokken partijen. Ik zal u zo spoedig mogelijk na het zomerreces een uitgewerkt voorstel doen toekomen.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

J. Cramer

Naar boven