30 938
Aanpassing van een aantal wetten met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening alsmede regeling van overgangsrecht (Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening)

F
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 maart 2008

In reactie op zgn. de korte aantekeningen van de vergadering van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken en Integratie bericht ik u het volgende.

De amvb, bedoeld in artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening is bedoeld om kaderstellende nationale ruimtelijke belangen door te laten werken tot op lokaal niveau. Het kan daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies – zoals bijvoorbeeld natuur in de EHS – of met het vrijwaren van functies – zoals bijvoorbeeld kapitaalintensieve functies in gebieden die noodzakelijk zijn voor rivierverruiming. Het kan ook gaan om nationale belangen die bepaalde procesvereisten of spelregels verlangen – zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van de watertoets bij bestemmingsplannen. In de amvb worden dus regels gesteld ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen of aan de daarbij behorende toelichting (procesvereisten). Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet de gemeente zich houden aan de regels uit de amvb. Strikt genomen hoeft het rijk er dan ook niet langer zelf op toe te zien of bestemmingsplannen in lijn zijn met de amvb.

Naast regels ten aanzien van bestemmingsplannen, kunnen bij amvb regels worden gesteld aan de inhoud van provinciale verordeningen. Een aantal nationale kaders is in de Nota Ruimte getrapt, dus via nadere uitwerking en detaillering door provincies, vormgegeven – bijvoorbeeld de netto begrenzing van de EHS en de precieze begrenzing van de Nationale Landschappen door provincies. Deze ruimte voor provinciaal maatwerk kan worden gecontinueerd door in de amvb de mogelijkheid te bieden dat provincies specifieke onderdelen nader uit werken in een provinciale verordening. In de wandelgangen wordt dit de «getrapte amvb» genoemd. Dit is geregeld in artikel 4.1, vierde lid, Wro.

Vóór 1 juli aanstaande zal het kabinet besluiten voor welke onderwerpen uit de Nota Ruimte, maar ook uit de andere PKB’s, welke instrumenten zullen worden ingezet. Het totale overzicht over alle nationale ruimtelijke belangen inclusief de in te zetten instrumenten (= realisatieparagraaf Nota ruimte) zal ook vóór 1 juli aan de Eerste en Tweede Kamer worden aangeboden. Ik zet er op in om nog in dit kalender jaar een ontwerp voor de amvb aan u over te leggen.

Mede gelet op het intensief overleg met het IPO en de VNG en de dan beschikbare realisatieparagraaf is vóór 1 juli ook voor alle provincies en gemeenten duidelijk welke onderdelen uit de Nota Ruimte – en uit de andere PKB’s – worden belegd met de amvb. Aangezien het nationale ruimtelijke beleid inhoudelijk reeds jaren bekend is bij de medeoverheden, mag worden verwacht dat deze – zoals nu ook het geval is – hiermee rekening houden bij het opstellen van het provinciaal en gemeentelijk beleid. Mocht vooruitlopend op de vaststelling van de amvb toch een bestemmingplan in strijd zijn met het desbetreffende nationale ruimtelijke belang, dan kan deze door een reactieve aanwijzing worden tegengehouden. Door vaststelling van de realisatieparagraaf – met daarin de aankondiging van de amvb – kan immers zowel inhoudelijk als ook procesmatig worden gemotiveerd waarom die reactieve aanwijzing gelegitimeerd is.

De door u gevraagde informatie over het belanghebbendebegrip treft u aan in de bijgevoegde notitie1.

Voorts heb ik kennis genomen van het artikel over de beheersverordening van prof. mr. A.G.A. Nijmeijer in het Tijdschrift voor Bouwrecht van januari 2008. Zijn hoop dat de behandeling van het wetsvoorstel Invoeringswet Wro in de Eerste Kamer alsnog leidt tot het schrappen van de beheersverordening in de Wro deel ik niet. Juist signalen vanuit de uitvoeringspraktijk hebben geleid tot dit instrument in de Wro voor die laagdynamische situaties waarin een bestemmingsplan naar het oordeel van de gemeente niet het meest geëigende is. De keuzemogelijkheden voor de gemeente worden hiermee verruimd.

Ik zou het bijzonder op prijs stellen indien uw Kamer de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Invoeringswet Wro zo spoedig mogelijk zou willen agenderen met het oog op de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe Wro op 1 juli 2008.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Dit stuk ligt op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffie nr. 140391.03.

Naar boven