F
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2008
In reactie op zgn. de korte aantekeningen van de vergadering van de vaste
commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu/Wonen, Wijken
en Integratie bericht ik u het volgende.
De amvb, bedoeld in artikel 4.3 van de Wet ruimtelijke ordening is bedoeld
om kaderstellende nationale ruimtelijke belangen door te laten werken tot
op lokaal niveau. Het kan daarbij gaan om nationale belangen die samenhangen
met het beschermen van ruimtelijke functies – zoals bijvoorbeeld natuur
in de EHS – of met het vrijwaren van functies – zoals bijvoorbeeld
kapitaalintensieve functies in gebieden die noodzakelijk zijn voor rivierverruiming.
Het kan ook gaan om nationale belangen die bepaalde procesvereisten of spelregels
verlangen – zoals bijvoorbeeld het uitvoeren van de watertoets bij bestemmingsplannen.
In de amvb worden dus regels gesteld ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen of aan de daarbij behorende toelichting
(procesvereisten). Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet de gemeente zich houden aan de regels uit de amvb.
Strikt genomen hoeft het rijk er dan ook niet langer zelf op toe te zien of
bestemmingsplannen in lijn zijn met de amvb.
Naast regels ten aanzien van bestemmingsplannen, kunnen bij amvb regels
worden gesteld aan de inhoud van provinciale verordeningen. Een aantal nationale
kaders is in de Nota Ruimte getrapt, dus via nadere uitwerking en detaillering
door provincies, vormgegeven – bijvoorbeeld de netto begrenzing van
de EHS en de precieze begrenzing van de Nationale Landschappen door provincies.
Deze ruimte voor provinciaal maatwerk kan worden gecontinueerd door in de
amvb de mogelijkheid te bieden dat provincies specifieke onderdelen nader
uit werken in een provinciale verordening. In de wandelgangen wordt dit de «getrapte
amvb» genoemd. Dit is geregeld in artikel 4.1, vierde lid, Wro.
Vóór 1 juli aanstaande zal het kabinet besluiten voor
welke onderwerpen uit de Nota Ruimte, maar ook uit de andere PKB’s,
welke instrumenten zullen worden ingezet. Het totale overzicht
over alle nationale ruimtelijke belangen inclusief de in te zetten instrumenten
(= realisatieparagraaf Nota ruimte) zal ook vóór 1 juli
aan de Eerste en Tweede Kamer worden aangeboden. Ik zet er op in om nog in
dit kalender jaar een ontwerp voor de amvb aan u over te leggen.
Mede gelet op het intensief overleg met het IPO en de VNG en de dan beschikbare
realisatieparagraaf is vóór 1 juli ook voor alle provincies
en gemeenten duidelijk welke onderdelen uit de Nota Ruimte – en uit
de andere PKB’s – worden belegd met de amvb. Aangezien het nationale
ruimtelijke beleid inhoudelijk reeds jaren bekend is bij de medeoverheden,
mag worden verwacht dat deze – zoals nu ook het geval is – hiermee
rekening houden bij het opstellen van het provinciaal en gemeentelijk beleid.
Mocht vooruitlopend op de vaststelling van de amvb toch een bestemmingplan
in strijd zijn met het desbetreffende nationale ruimtelijke belang, dan kan
deze door een reactieve aanwijzing worden tegengehouden. Door vaststelling
van de realisatieparagraaf – met daarin de aankondiging van de amvb –
kan immers zowel inhoudelijk als ook procesmatig worden gemotiveerd waarom
die reactieve aanwijzing gelegitimeerd is.
De door u gevraagde informatie over het belanghebbendebegrip treft u aan
in de bijgevoegde notitie1.
Voorts heb ik kennis genomen van het artikel over de beheersverordening
van prof. mr. A.G.A. Nijmeijer in het Tijdschrift voor Bouwrecht van
januari 2008. Zijn hoop dat de behandeling van het wetsvoorstel Invoeringswet
Wro in de Eerste Kamer alsnog leidt tot het schrappen van de beheersverordening
in de Wro deel ik niet. Juist signalen vanuit de uitvoeringspraktijk hebben
geleid tot dit instrument in de Wro voor die laagdynamische situaties waarin
een bestemmingsplan naar het oordeel van de gemeente niet het meest geëigende
is. De keuzemogelijkheden voor de gemeente worden hiermee verruimd.
Ik zou het bijzonder op prijs stellen indien uw Kamer de plenaire behandeling
van het wetsvoorstel Invoeringswet Wro zo spoedig mogelijk zou willen agenderen
met het oog op de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe Wro op 1 juli
2008.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer