Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30912 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30912 nr. C |
Vastgesteld 5 oktober 2007
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissies aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de fracties van CDA, PvdA, ChristenUnie, SGP en OSF hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de CDA- en OSF-fractie zijn blij dat met dit wetsvoorstel de verzilveringsproblematiek met betrekking tot de kinderkorting op zo kort mogelijke termijn wordt opgelost. Toch hebben de leden met name ten aanzien van de uitvoerbaarheid en de doelmatigheid nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie kunnen zich vinden in de doelstelling van het wetsvoorstel om het zogenaamde verzilveringsvraagstuk op te lossen.
De leden van de SP-fractie vinden het een goede zaak dat met dit wetsvoorstel wordt getracht de zogenoemde verzilveringsproblematiek, voor gezinnen die tot nu toe geen kinderkorting hebben kunnen ontvangen, op te lossen. Zij hebben nog de volgende vragen bij dit wetsvoorstel.
De omzetting (defiscalisering) van de heffingskorting in een inkomensafhankelijke kindgebonden toeslag, waarbij een oplossing wordt geboden voor de zogenaamde verzilveringsproblematiek van de laagste inkomensgroepen, kan op de instemming van de leden van de fracties van ChristenUnie en SGP rekenen. Dat hierin het draagkrachtbeginsel is verdisconteerd, kan eveneens op hun instemming rekenen.
Met het wetsvoorstel wordt het ook voor lagere inkomensgenieters mogelijk gemaakt om de kinderkorting te verzilveren. De minister voor Jeugd en Gezin kiest echter voor een oplossing die een groot aantal nadelen in zich heeft, aldus de leden van de VVD-fractie. Zo wordt de armoedeval er niet door verkleind. De herintreders-, deeltijd- en doorstroomval worden er door vergroot. Weer, meer en gekwalificeerder werken wordt afgestraft. Met de door de minister gekozen oplossing wordt geen bijdrage geleverd aan het streven van de leden van de VVD-fractie om uitkeringen door werk te vervangen. Integendeel: dit wetsvoorstel houdt mensen van werken af. Een bewijs dat de zo noodzakelijke verdere herziening van de sociale verzekeringswetgeving aan dit kabinet niet is besteed. De aan het woord zijnde leden verzoeken de minister om een reactie op hun visie.
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom de minister in dit geval gekozen heeft voor een inkomensafhankelijke toeslag, waar daar bij andere toeslagen niet voor gekozen is. De aan het woord zijnde leden willen graag een toelichting van de minister op dit punt, mede met het oog op de wenselijke verkleining van de zogenaamde «armoedeval».
De leden van de SP-fractie vragen de minister of hij het met hen eens is dat met één geïntegreerde, voor een deel inkomensafhankelijke «kindertoeslag», ter vervanging van de kinderkorting en kinderbijslag, de regeling voor de burger aanzienlijk overzichtelijker zou uitpakken? Beaamt de minister dat dit met minder administratieve lasten voor de burger gepaard zou gaan dan het geval is met de huidige en voorgestelde twee regelingen? Kan de minister beamen dat een geïntegreerde kindertoeslagregeling tevens een efficiëntere aanpak, met minder uitvoeringskosten zou betekenen? Indien de minister een en ander beaamt, kan hij dan aangeven waarom er toch voor de voorgestelde regeling gekozen is?
De aan het woord zijnde leden vragen de minister voorts om te duiden hoe de situatie met ingang van 2008 voor gescheiden ouders verandert. Indien de kinderen bij de moeder wonen, ontvangt de moeder in de huidige situatie dan de kinderkorting (indien zij die kan verzilveren)? Indien de vader thans de kinderbijslag, en ook kinderkorting, ontvangt, ontvangt alleen hij dan straks (2008) eveneens de kindertoeslag en heeft de moeder dan geen recht op kindertoeslag?
Door de wijziging van de Zorgverzekeringswet (ZVW) ten behoeve van het verzwaren van het incassoregime1 wordt de mogelijkheid geboden om de zorgtoeslag in te houden als de zorgverzekeringspremie niet wordt betaald. De leden van de SP-fractie vragen of er situaties denkbaar zijn dat ook de kindertoeslag kan worden ingehouden. Is het mogelijk dat de Belastingdienst ook deze toeslag inhoudt als de wanbetaling voor de zorgverzekering voortduurt? Gaat de zorgverzekering bijvoorbeeld vóór kinderen of vóór wonen (huurtoeslag), of is er een andere volgorde?
Op 19 september 2006 stelde de minister van Financiën dat het integreren van de wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdragen en Schoolkosten (WTOS) met de Wet op de kindertoeslag te prefereren zou zijn, onder andere omdat de burger dan bij één loket terecht kan en vanwege administratieve lastenverlichting en efficiëncyvoordelen.2 Kan de minister de leden van de SP-fractie uitleggen waarom dit toch niet geschiedt?
Het stelsel van toeslagen is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van wonen, zorg en kinderen. Het inkomensafhankelijke criterium wekt naar het oordeel van de leden van de fracties vanChristenUnie en SGP echter de suggestie dat hier sprake is van algemene inkomensondersteuning. In het licht van de ontstaansgeschiedenis van deze wet is het niet uitgesloten dat dit er ook in gelezen wordt. Het kindgebonden criterium maakt echter duidelijk dat het middelen zijn die voor een bepaald doel worden uitgekeerd. Duidelijker zou kunnen worden gemaakt dat het hier gaat om de ondersteuning van gezinnen met kinderen.
De aan het woord zijnde leden hebben enige zorg als het gaat om het totale stelsel van regelingen ten behoeve van gezinnen met kinderen. Naast de inkomensonafhankelijke kinderbijslag komt het kindgebonden budget. Volgens de minister is het geen bezwaar als hiervoor twee loketten komen. Daarnaast zijn er nog andere kortingen en is er de Rijksbijdrage voor de kinderopvang. Deze leden achten dit niet de meest heldere situatie voor burgers die van deze regelingen en voorzieningen gebruikmaken. Gestreefd moet worden naar vereenvoudiging.
De oplossing zou naar de mening van de leden van de fracties van ChristenUnie en SGP gevonden moeten worden in de samenvoeging van de uitkeringssystematiek van bij- en toeslagen. Samenvoeging van de kinderbijslag en het kindgebonden budget stuit nu vooral op bestuurstechnische bezwaren, maar is principieel niet onmogelijk. In het kindgebonden budget wordt op den duur de tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (WTOS) geïntegreerd. Het zou wenselijk zijn als ook de Rijksbijdrage aan de kinderopvang – die immers ook inkomensafhankelijk is – aan deze uitkeringssystematiek kan worden toegevoegd. Een algemene uitkering aan alle ouders zou rechtvaardiger zijn, aangezien ouders die geen gebruik maken van kinderopvangvoorzieningen thans meebetalen aan de uitkering uit de algemene middelen aan ouders die wél gebruik maken van de kinderopvang.
Verschillende administratieve systemen moeten voor de uitvoering van de wet op het kindgebonden budget worden aangepast of worden gekoppeld. De samenwerking tussen de Belastingdienst/toeslagen en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wordt dusdanig vormgegeven dat in de toekomst het kindertal «probleemloos» kan worden doorgegeven. De omvorming van het kindgebonden budget in de vorm van een bedrag per kind vergt een aanpassing van de systemen met bijbehorende voorbereidingstijd. Verder heeft de minister van Financiën de Tweede Kamer toegezegd haar driemaandelijks te informeren over het «proces-Toeslagen». Uit de laatste informatie van de minister van Financiën1 blijkt dat er nog steeds (te)veel automatiseringsproblemen zijn bij het verstrekken van toeslagen. De vraag dringt zich bij de leden van de fracties van CDA en OSF op of er voldoende is nagedacht is over de uitvoerbaarheid en de gevolgen. Stel, er wordt ambtshalve een onterechte bevoorschotting aan een gezin uitgekeerd. Dit gezin met een laag inkomen zal dan bij de definitieve toekenning (na één jaar) het ontvangen voorschot terug moeten betalen. Het betreft een nieuwe regeling, waarvan voor mensen niet altijd duidelijk zal zijn of zij het voorschot terecht of onterecht ontvangen. Het terugbetalen van een dergelijk bedrag kan een groot probleem opleveren. Hoe denkt de minister om te gaan met de consequenties van mogelijk nieuwe fouten bij de invoering van het kindgebonden budget? Zijn mogelijke alternatieven bekeken? Zo ja, waarom is gekozen voor deze optie?
De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering gefundeerd te onderbouwen, dat de Belastingdienst de uitvoering van de regeling zonder problemen aan kan. Zoals bij andere wetsvoorstellen reeds gezegd: zij wensen geen nieuwe dan wel verdieping van bestaande Wet-Walvisachtige toestanden.
De omzetting van een belastingkorting in een bevoorschotting met een toeslag brengt voor een kwetsbare groep, in het bijzonder voor hen voor wie nu het verzilveringsprobleem opgelost gaat worden, extra risico’s met zich mee. Bij het definitief vaststellen van de toeslag kan het immers voorkomen dat teruggevorderd moet gaan worden. Kan de minister de leden van de SP-fractie duidelijk maken hoe hij definitieve toekenningsproblemen, zoals die met de invoering van de Zorgtoeslag zijn ontstaan, ditmaal voorkomt? Kan de minister garanderen dat de Belastingdienst thans in staat is om de taak van toekenning van de kindertoeslag naar behoren uit te voeren?
Aangezien het doel van de Wet op het kindgebonden budget identiek is aan het doel van de Algemene Kinderbijslagwet, te weten het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van kinderen, moet het kindgebonden budget aangemerkt worden als kinderbijslag in de zin van de bilaterale verdragen inzake sociale zekerheid. Dit heeft tot gevolg dat het kindgebonden budget moet worden geëxporteerd naar de bilaterale verdragslanden, wanneer de kinderen in het desbetreffende verdragsland wonen. Voor de uitvoering van deze regeling in het buitenland, waarvan de uitgaven op 7 miljoen euro worden geraamd, moet 4,5 miljoen euro aan kosten worden gemaakt. Naar het oordeel van de leden van de fracties van CDA en OSF lijkt hier de verhouding zoek. Welke mogelijkheden ziet de minister om dit hoge bedrag aan kosten terug te brengen?
Naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie is de oplossing van de verzilveringsproblematiek door de minister zo vormgegeven, dat de uitkeringen voor export gereed staan. Een export, die net als de nationale uitvoering van de regeling onevenredig veel kost. Kan de minister hierop reageren?
De leden van de commissies zien de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.
Samenstelling:
Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin:
Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU) en De Boer (CU).
Financiën:
Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Terpstra (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Essers (CDA) (voorzitter), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Leijnse (PvdA), Peters (SP), De Boer (CU) (vice-voorzitter), Reuten (SP), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL) en Elzinga (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20072008-30912-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.