30 853
Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve lastenverlichting (DAL)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPSBELEID1

Vastgesteld 26 mei 2008

Het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de wetswijziging en onderschrijven het belang van deregulering in de BVE-sector. De aan het woord zijnde leden onderschrijven minder bureaucratische verplichtingen en daardoor meer aandacht voor het primaire proces. Toch leven er bij deze leden een aantal vragen die vooral betrekking hebben op de uitvoering en het primaire proces.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake deregulering en administratieve lastenverlichting. Zij juichen het voornemen toe de administratieve lasten van de onderwijsinstellingen te verlichten en de ruimte die de instellingen krijgen om de opgedragen zorgplicht naar eigen inzicht en op basis van eigen beleid, in te richten. De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen die betrekking hebben op a) de zorgplichten die aan de onderwijsinstellingen worden opgedragen, b) het deelnemersstatuut en c) het belang van de leerbedrijven.

Zorgplichten

Het invoeren van het begrip zorgplicht markeert volgens de leden van de CDA-fractie de eigen verantwoordelijkheid van de instelling. Er dient een duidelijke en inzichtelijke beschrijving te zijn van de wijze waarop de instelling met de haar opgedragen taken omgaat; dit moet immers controleerbaar zijn. De Inspectie van het Onderwijs (verder: de Inspectie) is volgens deze leden de hiervoor de aangewezen organisatie. In de memorie van toelichting staat dat de Inspectie niet met nieuwe regelgeving kan komen. Naar het oordeel van deze leden is dat terecht. Wel vragen de aan het woord zijnde leden zich af wat zij zich moeten voorstellen van een nog te ontwikkelen toetsingskader? Ook het nog te ontwikkelen geïntegreerde jaardocument kan een beperking voor de betreffende instelling inhouden, terwijl de zorgplicht juist een variëteit in gedragsalternatieven mogelijk maakt. Kan de regering hierop een nadere toelichting geven?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het wetsvoorstel een aantal zorgplichten wordt omschreven, te weten de zorgplicht voor het aanbieden van beroepsopleidingen met arbeidsmarktperspectief, de zorgplicht voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en de examinering (deze vervangen de OER) en het verschaffen van informatie daarover aan de deelnemers. De aan het woord zijn de leden kunnen zich in deze omschrijving vinden. Wel vragen deze leden zich af of deze verandering van sturingsprincipe niet zal leiden tot een vorm van interne bureaucratisering. Kan de regering aangeven hoe zij de feitelijke uitwerking van deze zorgplichten in de dagelijkse bedrijfsvoering van de school ziet? En aangezien de zorgplichten ook een belangrijk toetsingskader zijn voor kwaliteit, vernemen de leden van de PvdA-fractie graag antwoord op de vraag hoe de Inspectie op deze zorgplicht zal toezien. Welke instrumenten en werkwijze gaat zij daarbij hanteren? Meer in het bijzonder is de vraag aan de orde hoe kan worden toegezien op de versterking van de – naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie: zeer belangrijke – relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De aan het woord zijnde leden verlangen in dit verband meer inzicht in de rol van het interne versus het externe toezicht. Het ligt in de rede dat de Inspectie vooral zal toetsen op resultaat en niet op proces. Kan de regering aangeven wat nu concreet de sturing- en toezichtprincipes zullen zijn? Is het zo dat als een MBO-instelling niet aan de zorgplicht voldoet, de bekostiging wordt ingetrokken? Of zijn er andere sancties?

Deelnemersstatuut

In het wetsvoorstel wordt verwezen naar een deelnemersstatuut en met de afschaffing van de OER wordt het deelnemersstatuut belangrijker. Het bevreemdt de leden van de PvdA-fractie dat in deze wet zo weinig over de inhoud van het statuut wordt gezegd en wordt volstaan met een verwijzing naar een andere wet die nog niet is goedgekeurd. Kan de regering in het licht van de hier voorgestelde wijzigingen aangeven wat de inhoud van het deelnemersstatuut is en wat de functie van dit statuut is?

Afschaffen van regelgeving

Bij de leden van de CDA-fractie is een aantal vragen gerezen bij de verschillende artikelen die geschrapt worden.

Het afschaffen van de verplichting om licenties aan te vragen bij het CREBO is naar het oordeel van de leden van de CDA-fractie een goede zaak, te meer omdat de kwalificatiestructuur in tact blijft. Hierbij speelt het begrip arbeidsmarktperspectief een centrale rol. Eén van de instrumenten om een arbeidsmarktperspectief te vast te stellen is het systeem Scholingsplanning. De ROC’s hebben de opdracht gekregen dit systeem toe te passen. Is het de regering bekend of daarmee wordt gewerkt en zo niet, welke methode dan wordt gebruikt om het arbeidsmarktperspectief vast te stellen?

Een samenwerkingsverband tussen de ROC’s als bedoeld in artikel 1.3.2 van de WEB bestaat niet en de BVE-raad heeft er geen behoefte aan. Kan worden aangeven wat hiervan de oorzaak is? De aard en omvang van de problematiek van verschillende groepen scholieren zou immers gebaat zijn bij meer samenwerking, aldus de leden van de CDA-fractie.

In het kader van het afschaffen van de handtekening door het kenniscentrum onder de praktijkovereenkomst, kan het contact tussen kenniscentrum en de school afnemen. Het Colo is niet blij met deze ontwikkeling omdat de kenniscentra zodanig zijn ingericht dat zij een volwaardige partner zijn om de belangen van het bedrijfsleven te behartigen en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te volgen. Natuurlijk is de school eindverantwoordelijk voor het vinden van een praktijkscholingplaats, maar het vinden daarvan is geen eenvoudige zaak. Veel scholen hebben de samenwerking met het kenniscentrum hard nodig. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie wat de afweging is geweest bij dit onderdeel. Weegt de lastenverlichting wel op tegen het verlies aan contact met het kenniscentrum?

Ook de leden van de PvdA-fractie hebben een vraag over de leerbedrijven. In de Tweede Kamer is hier ook over gesproken. Deze leden juichen de vereenvoudiging van de erkenning van de leerbedrijven toe, maar zien graag antwoord op de vraag hoe geborgd kan worden dat er voldoende goede stageplaatsen zijn. Naar het oordeel van deze leden zijn daarvoor andere maatregelen nodig dan de in het wetsvoorstel voorgestelde. Kan de regering aangeven welke stappen zij wil zetten om het probleem van het gebrek aan stageplaatsen aan te pakken?

De voorzitter van de commissie,

Dölle

De griffier a.i. van de commissie,

Van Oort


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Dölle (CDA) (voorzitter), Tan (PvdA) (vice-voorzitter), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Essers (CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Goyert (CDA), De Boer (CU), Asscher (VVD), Hillen (CDA), Laurier (GL), Hermans (VVD), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven