30 815
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Advocatenwet en andere wetten in verband met het afschaffen van het procuraat in burgerlijke zaken en de invoering van elektronisch berichtenverkeer (Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer)

D
NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 19 september 2007

Inleiding

De leden van de VVD-fractie danken de minister voor de beantwoording van de door hen gestelde vragen. Zij hebben desalniettemin nog enkele nadere vragen voor de minister.

De leden van de PvdA-fractie danken de bewindsman voor de uitvoerige beantwoording van de diverse in dezen gestelde vragen. De beantwoording op de vragen ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring bij vormfouten riep bij deze leden een paar vervolgvragen op.

Nieuw griffiestelsel/elektronisch rolberichtenverkeer

Zoals door de leden van de VVD-fractie reeds vermeld is in het Voorlopig Verslag, heeft de Raad van State geadviseerd de afschaffing van het verplichte procuraat gelijktijdig in te voeren met het nieuwe griffiestelsel. Tevens is het naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie gewenst dat gelijktijdig met de bedoelde afschaffing het elektronisch berichtenverkeer mogelijk zal zijn. In de Memorie van Antwoord vermeldt de minister op p. 6 dat in overleg met de Raad voor de Rechtspraak, de NovA en de raden van rechtsbijstand als datum voor de inwerkingtreding van de afschaffing van het procuraat 1 maart 2008 is gekozen. Beoogd wordt dat per die datum, dus gelijktijdig met de afschaffing van het procuraat, twee Algemene Maatregelen van Bestuur met betrekking tot het elektronisch rolberichtenverkeer in werking zullen treden. Voor de invoering van het nieuwe griffiestelsel wordt 1 januari 2009 beoogd, bijna een jaar na de afschaffing van het procuraat.

Kan de minister aangeven op welke termijn invoering van het elektronisch berichtenverkeer beoogd wordt, nu slechts het elektronisch rolberichtenverkeer gelijktijdig met de afschaffing van het procuraat voorzien wordt? Is daarvoor een tijdsplanning ontwikkeld?

Hoe moeten de leden van de VVD-fractie de opmerking van de minister op p. 7 van de Memorie van Antwoord duiden, waar de minister stelt «Het elektronisch rolberichtenverkeer wordt nog door de Raad ontwikkeld». Is de datum van 1 maart 2008 haalbaar voor de AMvB’s met betrekking tot het elektronisch rolberichtenverkeer, wanneer althans het voorliggende wetsvoorstel per die datum in werking zou treden?

De minister voorziet geen verhoging van de werkdruk voor de gerechten bij elektronisch rolberichtenverkeer. Wat zijn de ervaringen hieromtrent met de Haarlemse pilot?

Ontvangstbevestiging

In het Voorlopig Verslag hebben de leden van de VVD-fractie vragen gesteld over het feit dat in het wetsvoorstel niet voorzien is in een ontvangstbevestiging in geval van elektronisch berichtenverkeer. Op p. 7 van de Memorie van Antwoord schrijft de minister dat het, met betrekking tot het elektronisch rolberichtenverkeer dat momenteel in ontwikkeling is, wel de bedoeling is dat de verzender per e-mail een ontvangstbevestiging krijgt. Waarom dit dan niet in de wet opnemen om alle mogelijke misverstanden en verwarringen hierover uit te sluiten? Voor het goede verloop van het elektronisch (rol)berichtenverkeer achten de leden van de VVD-fractie een ontvangstbevestiging essentieel.

Procesrisico’s

De vragen van de PvdA-fractie met betrekking tot de niet-ontvankelijkverklaring zijn mede ingegeven door het verder voortschrijden van het electronisch berichtenverkeer, waarvan dit wetsvoorstel een exponent is. Voor de rechtzoekende burger is die tendens tegelijk een kans en een vergroot (proces)risico, zo merken deze leden op. De antwoorden op vragen van de CDA-fractie (wetgeving electronische snelweg) en de VVD-fractie (electronisch berichtenverkeer) zijn daarvan mede de bevestiging.

De noodzaak om alert te zijn op bestaande en door deze ontwikkeling mogelijk verhoogde procesrisico’s voor de burger is naar het oordeel van deze leden met name aan de orde waar het de positie van de burger betreft versus de overheid dan wel diens private samenwerkingspartners. In dit verband menen deze leden – maar indien dit anders is horen zij dit graag – dat de minister bij zijn beantwoording van de vraag over de proceseconomie versus de rechtszekerheid met name de horizontale relatie van twee min of meer gelijkwaardige private partijen voor ogen had. Of had de minister met de opmerking over «de bescherming van de belangen van de wederpartij» (p. 9 onderaan) ook overheidsinstanties op het oog zoals de fiscus, het UWV en de IND c.q. de minister van Justitie? Deze leden vernemen gaarne de visie van de minister op de wenselijkheid om extra zorg te geven aan de procespositie van de burger die nolens volens te maken krijgt met dit type wederpartij bij wie – naar maar al te genoegzaam bekend is – termijnoverschrijdingen en door reorganisaties in de hand gewerkte procedurefouten helaas maar al te vaak voorkomen.

Griffierechten

Het antwoord op hun vraag over de niet-ontvankelijkverklaring wegens te laat betaald griffierecht vinden de leden van de PvdA-fractie tegelijk geruststellend en alarmerend. Geruststellend vinden zij de mededeling dat niet-betaling in het bestaande systeem geen gevolgen heeft voor de ontvankelijkheid. Tegelijk vragen zij zich in dit verband af, of zij het antwoord van de minister zo inderdaad juist hebben verstaan, en voorts of hun vraag in eerste aanleg op dit punt voldoende duidelijk is geweest. Kan de minister bevestigen dat bij geen enkel gerecht – daaronder mede begrepen de bestuursrechter, de Centrale Raad van Beroep en de Raad van State – een niet-ontvankelijkverklaring wordt uitgesproken vanwege het niet of niet-tijdig betalen van griffierecht? Wanneer die bevestiging niet kan worden gegeven, kan hij dan nogmaals ingaan op de eerdere vraag van deze leden naar de wenselijkheid van onderzoek naar de frequentie van dit fenomeen?

Alarmerend vinden deze leden de vervolgmededeling dat in het nieuwe griffierechtenstelsel de heffing aan het begin van de procedure zal plaatsvinden en dat het in de bedoeling ligt «daaraan» (waaraan?) «ook bepaalde processuele consequenties te verbinden». Kan de minister wat duidelijker aangeven hoe deze beoogde regeling eruit gaat zien? Is het nu wel of niet de bedoeling de rechtsgang tegen bijvoorbeeld IND of UWV te laten plaatshebben onder de schaduw van een mogelijke niet-ontvankelijkverklaring wegens het niet of te laat betalen van griffierecht? Zo ja, acht de minister dit proportioneel, ook bij procedures die gevoerd moesten worden vanwege nalatigheid of desorganisatie van de beslissende uitvoerende instantie? In dit verband wijzen de aan het woord zijnde leden naar het recente en ongemeen kritische rapport terzake van de Nationale Ombudsman. Hoe kijkt de minister tegen deze beide elementen in onderlinge samenhang?

Administratieve lasten

Op p. 2 van de Memorie van Antwoord merkt de minister op dat de afschaffing van het procuraat en aanzienlijke lastenverlichting voor burgers en bedrijven met zich brengt. Waarop is die aanname gebaseerd, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Is het niet zo dat het werk dat tot nu toe door de procureur wordt gedaan, na inwerkingtreding van de wet door de advocaat moet worden gedaan en dat deze laatste daarvoor de door hem bestede uren in rekening zal brengen (zie ook Advocatenblad, 7 september 2007, nr. 12, p. 494)? Indien dat zo is, waaruit bestaat dan de «aanzienlijke lastenverlichting» voor burgers en bedrijven?

Landelijk tableau

In het Voorlopig Verslag spraken de leden van de VVD-fractie de veronderstelling uit dat de griffie bij elke zaak die wordt aangemeld het BAR-systeem c.q. het landelijk advocatentableau raadpleegt om te zien of een advocaat bevoegd is. Zij begrijpen uit het antwoord van de minister dat dit niet het geval zal zijn. De griffie zal slechts het BAR-systeem c.q. het landelijk advocatentableau raadplegen wanneer de griffie dit wenselijk acht (p. 7 Memorie van Antwoord). De leden van de VVD-fractie achten dit een ongewenste procedure. Zij achten het van groot belang dat nagegaan wordt en dus onomstotelijk komt vast te staan dat de desbetreffende advocaat bevoegd is. Juist met de huidige elektronica is dit eenvoudig uitvoerbaar. Is de minister bereid dit te bevorderen?

De leden van de commissie Justitie zien de reactie van de minister met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Van Dooren


XNoot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heijnert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA) en Duthler (VVD).

Naar boven