30 652
Wijziging van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot criteria voor scholen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 3, van die wet

K
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 juli 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid1 heeft in haar vergadering van 8 april 2008 een afschrift van een aan de Tweede Kamer handelende brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap besproken over de problemen in het thuisonderwijs.

De commissie heeft toen geconstateerd dat deze brief maar ten dele tegemoet komt aan de oplossing van de door de Kamer in de motie-Linthorst c.s. (EK 30 652, G) verwoorde zorgen.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie de staatssecretaris op 22 april 2008 een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft daarop bij brief van 30 juni 2008 gereageerd.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de commissie,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Den Haag, 22 april 2008

Bij de plenaire behandeling in de Eerste Kamer van wetsvoorstel 30 652, op 10 juli 2007, heeft u aangegeven dat er problemen zijn in het thuisonderwijs. U zegde de Kamer toe uw hierover handelende brief aan de Tweede Kamer in afschrift naar de Eerste Kamer te sturen en in te gaan op de problematiek van de groep kinderen waarvan onbekend is of zij enige vorm van onderwijs krijgen.1 Op 8 april 2008 is het afschrift (TK 30 652, nr. 16) aan de orde geweest in de vergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid. De commissie heeft toen geconstateerd dat uw brief maar ten dele tegemoet komt aan de oplossing van de door de Kamer in de motie-Linthorst c.s. (EK 30 652, G) verwoorde zorgen. Deze zorgen betreffen de groep van ruim 1900 leerlingen die op lichamelijke of psychische gronden van de leerplicht zijn vrijgesteld maar wel recht hebben op kwalitatief goed en passend onderwijs. In uw brief blijft onduidelijk in hoeverre het recht op onderwijs voor deze specifieke groep wordt geëffectueerd.

Rekening houdend met het in de motie-Linthorst gedane verzoek vóór 10 juli 2008 met voorstellen te komen om ervoor te zorgen dat het recht op onderwijs voor ieder kind ook daadwerkelijk, zo nodig via aanpassing van de leerplichtwet, kan worden geëffectueerd, ziet de commissie de resultaten van het door u aangekondigde onderzoek naar dit probleem met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschapsbeleid,

A. H. M. Dölle

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2008

In uw brief van 22 april 2008 (kenmerk 138091.28U) geeft u aan dat in mijn brief aan de Tweede Kamer (TK 30 652, nr. 16) die ik u in afschrift heb verstuurd onduidelijk blijft in hoeverre het recht op onderwijs voor jongeren die op lichamelijke of psychische gronden zijn vrijgesteld, wordt geëffectueerd. In deze brief geef ik daarop een nadere toelichting.

Mijn uitgangspunt is dat ieder kind recht heeft op goed onderwijs en dat het de taak van de overheid is dit te waarborgen. Dit geldt dus ook voor jongeren met een ernstige psychische of lichamelijke beperking. Dit houdt mijns inziens in dat het niet zo kan zijn dat een jongere die ondanks een lichamelijke of psychische beperking in staat is onderwijs te volgen hiertoe niet de kans krijgt.

In lijn met dit uitgangspunt bestaat sinds de invoering van de Leerlinggebonden financiering in 2003 in het (voortgezet) speciaal onderwijs geen ondergrens meer voor de toelating van jongeren met een ernstige psychische of lichamelijke problematiek. Als voor deze groep jongeren naast extra onderwijsondersteuning ook extra zorg nodig is, dan kan een beroep worden gedaan op de AWBZ. Met de combinatie van (voortgezet) speciaal onderwijs en ondersteuning uit de AWBZ acht ik de toegankelijkheid en daarmee het recht op onderwijs ook voor jongeren met ernstige psychische- en/of lichamelijke beperkingen voldoende gewaarborgd.

Tegelijkertijd bestaat er een groep jongeren waarvoor het volgen van speciaal onderwijs niet tot de mogelijkheden behoort. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat er sprake is van dusdanig ernstige psychische of lichamelijke beperking dat het volgen van onderwijs (tijdelijk) niet mogelijk is. Ik acht het gerechtvaardigd dat ouders in deze gevallen een verzoek kunnen indienen om hun kind vrij te stellen van de plicht een school te bezoeken. De wet voorziet daarnaast in een waarborg door een verklaring van een arts te eisen.

Binnen de Leerplichtwet bestaat volgens art. 5, onder a, de mogelijkheid dat jongeren met een ernstige lichamelijk of psychische beperking een vrijstelling wordt verleend van de leerplicht. Dit houdt in dat deze kinderen niet langer verplicht zijn een school te bezoeken.

In mijn brief van 6 juli 2007 (kenmerk PO/KO/07/28 610) heb ik u geïnformeerd over het aantal jongeren dat een vrijstelling is verleend op deze grond. In het schooljaar 2005–2006 ging het in totaal om 1916 jongeren. Dit aantal is in de afgelopen 10 jaar vrijwel constant gebleven.

Een deel van de jongeren die zijn vrijgesteld van schoolbezoek bezoeken een Kinderdagcentrum (KDC). KDC’s zijn formeel geen onderwijsinstellingen. De activiteiten die worden verzorgd zijn echter wel gericht op de ontwikkeling van het kind. Daarnaast werken KDC’s vaak samen met onderwijsinstellingen om activiteiten te verzorgen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de wijze waarop het recht op onderwijs voor kinderen met een ernstige lichamelijke of psychische beperking wordt geëffectueerd. Ik acht het met het oog op het voorgaande op dit ogenblik niet nodig aanvullende maatregelen te nemen of een onderzoek uit te zetten.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Holdijk (SGP), Dupuis (VVD), Dölle (CDA), (voorzitter), Tan (PvdA), (vice-voorzitter), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Essers (CDA), Schouw (D66), Leijnse (PvdA), Thissen (GL), Slager (SP), Goyert (CDA), De Boer (CU), Asscher (VVD), Hillen (CDA), Laurier (GL), Hermans (VVD), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Handelingen EK, 2006–2007, nr. 38, blz. 1239. Zie toezegging OCW_2007_1 op www.eerstekamer.nl

Naar boven