P
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2008
In mijn brief van 16 mei jl.1 heb ik
aangekondigd dat ik uw Kamer – in het kader van verdere opening van
de postmarkt – zou berichten over het onderzoek dat de Arbeidsinspectie
heeft gedaan naar de beloningsniveaus van postbezorgers bij de nieuwe postbedrijven.
Hierbij informeer ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
over de uitkomsten van het onderzoek. De vertrouwelijke bijlagen behorende bij deze brief liggen in uw Kamer ter inzage.
De Arbeidsinspectie heeft onderzocht of de beloningssystemen van de nieuwe
postbedrijven zo zijn ingericht dat postbezorgers die voldoen aan de normen
voor het aantal te sorteren en bestellen poststukken per uur, minimaal het
minimumloon (incl. vakantiebijslag) verdienen.
Om dit te beoordelen is de Arbeidsinspectie ten eerste nagegaan hoe hoog
de uurverdiensten zijn indien de door de bedrijven gestelde tijdsnormen worden
gehaald. Om te beoordelen of de gestelde tijdsnormen redelijkerwijs haalbaar
zijn is de Arbeidsinspectie daarnaast nagegaan hoe hoog de uurverdiensten
in de praktijk zijn als gerekend wordt met de tijd die volgens de bezorgers
feitelijk aan het werk is besteed. Uit de analyse van de vergoedingssystemen
blijkt dat deze zo zijn ingericht dat de beloningsniveaus rond het niveau
van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantiebijslag) liggen, indien volgens
de tijdsnormen van de bedrijven wordt gewerkt.
Voor de tweede analyse – de feitelijke uurverdiensten – is
een aselecte steekproef onder 357 postbezorgers getrokken. Bij deze analyse
is het aantal gewerkte uren gekoppeld aan de verdiensten. Volgens deze tweede
analyse liggen de verdiensten van postbezorgers onder de 23 jaar in bijna
alle gevallen op of boven het niveau van het wettelijk minimum(jeugd-) loon.
Uit de analyse blijkt echter ook dat de feitelijke beloning bij een belangrijk
deel van de postbezorgers tussen de 23 en 65 jaar thans beneden het niveau
van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantiebijslag) ligt. Deze conclusies
worden bevestigd door bevindingen van inspecteurs van de Arbeidsinspectie
die met 11 postbezorgers zijn meegelopen en de uurverdiensten over deze postrondes
hebben berekend.
De postbedrijven zijn vanaf het begin bij (de opzet van) het onderzoek
betrokken en hebben kunnen reageren op de (voorlopige) bevindingen van het
onderzoek. Hun reacties hebben geleid tot aanpassing van de onderzoeksopzet
en correcties en aanvullingen op het (eind)rapport. De bedrijven hebben desalniettemin
aangegeven zich niet te kunnen vinden in de uitkomsten van het onderzoek.
De kritiek van de bedrijven richt zich met name op het feit dat de postbezorgers
meedoen aan het onderzoek terwijl ze een belang hebben bij de uitkomst daarvan.
Hierbij past de opmerking dat in het kader van hoor en wederhoor is besloten
om niet alleen gegevens te betrekken van de postbedrijven over de beloningssystemen,
maar ook informatie in te winnen bij de postbezorgers. De postbedrijven hebben
daarnaast aangegeven dat bij het werven van de postbezorgers niet is gelet
op het kunnen halen van de productiviteitsnorm die zou gelden voor een werknemer
met een arbeidsovereenkomst en dat de bezorgers zelf hun bezorgtempo kunnen
bepalen. Met oog hierop heeft de Arbeidsinspectie besloten inspecteurs mee
te laten lopen. Om uw Kamer een compleet beeld te geven, heb ik – mede
op verzoek van de postbedrijven – de schriftelijke reacties van de bedrijven
op het onderzoek bijgevoegd1.
Het onderzoek van de Arbeidsinspectie laat dus zien dat de gehanteerde
beloningssystemen van de postbedrijven er niet in alle gevallen toe leiden
dat een postbezorger die aan de gestelde normen voldoet ook daadwerkelijk
het minimumloon (inclusief vakantietoeslag) verdient en dat de door de bedrijven
gestelde normen niet altijd redelijkerwijs haalbaar zijn.
Goede arbeidsvoorwaarden zijn een zeer zwaarwegende voorwaarde voor het
openen van de postmarkt. Ik heb in het spoeddebat over de liberalisering van
de postmarkt op 10 juni jl.2 aangegeven dat
mensen die normaal hun werk doen in Nederland het minimumloon (inclusief vakantietoeslag)
moeten kunnen verdienen. De bevindingen van de Arbeidsinspectie zouden dan
ook aanleiding moeten zijn om de beloning van de postbezorgers met een overeenkomst
van opdracht aan te passen. Uitgangspunt daarbij blijft dat de postbedrijven
samen met de vakbonden eerstverantwoordelijken zijn voor goede afspraken over
de arbeidsvoorwaarden. Indien partijen er niet in slagen om voor het einde
van dit jaar in een CAO afspraken te maken waarmee ten minste wordt voldaan
aan beloning op het niveau van het minimumloon (inclusief vakantietoeslag),
dan acht het kabinet redenen aanwezig om wettelijke maatregelen voor te bereiden
om te komen tot een goede beloning voor de postbezorgers.
De staatssecretaris van Economische Zaken,
F. Heemskerk
XNoot
1Kamerstukken I 2007–2008, 30 536, letter O.
XNoot
1Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffienummer
139888.11.1.
XNoot
2Handelingen II 2007–2008, nr. 94, pag. 6672–6682.