30 536
Regels inzake de volledige liberalisering van de postmarkt en de garantie van de universele postdienstverlening (Postwet 20..)

G
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2007

Op donderdag 6 december jongstleden heb ik in een Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer gesproken over de postmarkt. Daarbij kwam ook de inwerkingtredingsdatum van het in uw Kamer liggende wetsvoorstel, waarbij het monopolie van de huidige postconcessiehouder komt te vervallen (Postwet 20.. – EK 30 536), aan de orde.

In reactie op de eerste termijn van de kant van de Tweede Kamer, heb ik in dit Algemeen Overleg aangekondigd dat als uw Kamer dit wetsvoorstel voor 1 januari 2008 mocht aanvaarden, ik niet over zal gaan tot inwerkingtreding per die datum. De ontwikkelingen rond de arbeidsvoorwaarden op de Nederlandse postmarkt en de ontwikkelingen op de Duitse postmarkt, acht ik dermate diffuus dat ik inwerkingtreding per 1 januari aanstaande onzorgvuldig zou vinden.

Zoals ook aangegeven in de nadere Memorie van Antwoord die ik op 4 december jongstleden uw Kamer deed toekomen, is het voor de uitvoering van het wetsvoorstel voor met name de verlener van de universele dienst van belang dat de inwerkingtreding op de begindatum van een kwartaal valt, omdat de boekhoudkundige processen, ook die voor de universele postdienst, zijn gericht op kwartaal rapportages.

Inwerkingtreding zou dan in eerste helft 2008 plaats kunnen vinden, indien uw Kamer dit wetsvoorstel (dan) aanvaard heeft en indien de inwerkingtreding van het wetsvoorstel vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid niet op bezwaren stuit.

Ik begrijp, dat uw Kamercommissie voor Economische Zaken op 11 december 2007 de nadere procedure bespreekt waarbij wordt bezien of plenaire behandeling in 2007 nog mogelijk is. Aangezien ik mijn streven van invoering per 1 januari 2008 heb los gelaten, is behandeling nog dit jaar voor mij niet strikt noodzakelijk. Om de marktpartijen echter tijdig uitsluitsel te kunnen verschaffen over de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel, zou ik uw Kamer willen verzoeken het wetsvoorstel binnen afzienbare termijn plenair te behandelen.

Uiteraard ben ik gaarne bereid het besluit om niet langer inwerkingtreding van de nieuwe Postwet per 1 januari aanstaande na te streven, in debat met uw Kamer nader toe te lichten. Eenzelfde bereidheid bestaat voor een nadere toelichting op de ontwikkelingen rond de arbeidsvoorwaarden op de Nederlandse postmarkt en de ontwikkelingen op de Duitse postmarkt. Uw Kamer ontvangt tegelijk met deze brief een schriftelijke uiteenzetting van de ontwikkelingen op de Duitse postmarkt.

F. Heemskerk

Naar boven