30 452
Wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens)

E
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 september 2008

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 van de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft in haar vergadering van dinsdag 6 mei 2008 besloten de voorziene plenaire behandeling op 1 juli 2008 van wetsvoorstel 30452 Wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens), uit te stellen in afwachting van de Luchthavennota. De minister van Verkeer en Waterstaat en de staatssecretaris van Defensie zijn bij brief van 20 mei 2008 over dit besluit geïnformeerd.

De minister van Verkeer en Waterstaat heeft daarop bij brief van 3 september 2008 gereageerd.

De commissie brengt hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de commissie,

Hester Menninga

BRIEF AAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Den Haag, 20 mei 2008

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft in haar vergadering van dinsdag 6 mei 2008 besloten de voorziene plenaire behandeling op 1 juli 2008 van wetsvoorstel 30452 Wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens), uit te stellen in afwachting van de Luchthavennota.

De commissie acht het van belang, zoals tevens opgemerkt in het voorlopig verslag betreffende het bovengenoemde wetsvoorstel van 4 december 20071, te beschikken over de Luchthavennota bij de behandeling van het wetsvoorstel.

In de hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben,

 Dr. A.G. Schouw

Voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Den Haag, 3 september 2008

Het wetsvoorstel Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) is op 18 oktober 2007 aangenomen door de Tweede Kamer. De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer heeft op 22 april 2008 het eindverslag1 uitgebracht en geconcludeerd dat de plenaire behandeling van het wetsvoorstel voldoende is voorbereid. De commissie heeft vervolgens op 6 mei 2008 besloten de voor 1 juli 2008 voorziene plenaire behandeling uit te stellen in afwachting van de Luchtvaartnota, zoals de voorzitter mij per brief van 20 mei 2008 heeft laten weten. Ik betreur dit uitstel ten zeerste en wil u nogmaals wijzen op het belang van bespreking van het wetsvoorstel op korte termijn.

Opportuniteit wetsvoorstel RBML

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel RBML op 27 september en 11 oktober 2007 heb ik de Tweede Kamer een nota toegezegd, waarin een rijksvisie op de ontwikkeling van de Nederlandse luchthavens wordt geschetst. In deze nota wil ik ook het advies van de Alderstafel over de ontwikkeling van Schiphol voor de middellange termijn verwerken. De totstandkoming en planning van de luchtvaartnota is daarom mede afhankelijk van de planning van het eindadvies van de Alderstafel. Nu dat eindadvies over de zomer is getild, verwacht ik de luchtvaartnota eind van dit jaar aan te kunnen bieden aan de Kamer.

In de memorie van antwoord, die ik u in april heb toegezonden2, heb ik al aangegeven dat het voorliggende wetsvoorstel in hoge mate kaderwetgeving is, waarbij de invulling geschiedt bij AMvB’s en waarbij ruimte wordt gelaten voor keuzes in de Luchtvaartnota. Op de invulling van de Luchtvaartnota loopt het wetsvoorstel niet vooruit en daarop behoeft dus ook niet te worden gewacht. In de memorie van antwoord ben ik nader ingegaan op de elementen die de opportuniteit van het wetsvoorstel illustreren.

Ik heb al eerder aangegeven dat ik de noodzaak om te wachten op vaststelling van het nationale luchtvaartbeleid niet zie, gelet op het karakter van kaderwet van het RBML. Bijvoorbeeld als het gaat om het milieu en de randvoorwaarden voor het geluid moet een nadere invulling worden vastgelegd in het Besluit Burgerluchthavens. Wat de inhoud van dit Besluit betreft, wijs ik u erop dat dit na besluitvorming in de ministerraad zal worden voorgehangen bij de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Het parlement kan dus eventuele bezwaren inbrengen voordat het besluit in werking treedt. De uiteindelijke beslissing over nationale of regionale betekenis van de luchthavens Eelde, Maastricht en Rotterdam kan worden genomen door afzonderlijke artikelen van de wet al dan niet in werking te laten treden.

Afhandeling lopende aanwijzingsprocedures

Tot voor kort mocht ik ervan uitgaan dat het RBML vóór het eind van dit jaar in werking zou kunnen treden. Nu de Eerste Kamer heeft aangegeven het RBML vooralsnog niet te willen behandelen, ontstaat hier een knelpunt voor de lopende aanwijzingsprocedures voor regionale luchtvaartterreinen. Dit knelpunt wil ik u graag onder de aandacht brengen in aanvulling op het eerder door mij aan u geschetste belang van het van kracht worden van het wetsvoorstel. Hieronder licht ik dat punt nader toe.

Op grond van de Luchtvaartwet kan een luchtvaartterrein worden aangewezen, mits dat aan te wijzen terrein in overeenstemming is met een structuurvisie. Het Structuurschema Burgerluchthavens (SBL) is zo’n structuurvisie voor alle luchtvaartterreinen, behalve voor Maastricht en Lelystad. Voor die twee terreinen is de Structuurvisie Luchtvaartterreinen Maastricht en Lelystad vastgesteld. Beide documenten waren tot 1 juli 2008 planologische kernbeslissingen in de zin van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening. Per die datum zijn deze pkb’s van rechtswege «omgezet» in (rijks)structuurvisies als bedoeld in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Beide structuurvisies zijn nodig om lopende aanwijzingsprocedures op grond van de Luchtvaartwet te kunnen afronden, zoals die daar thans zijn voor de luchthavens Lelystad, Rotterdam, Maastricht, Eelde en Teuge. Het SBL vervalt op 25 december 2008 en de Structuurvisie Maastricht en Lelystad op 20 mei 2009.

Het wetsvoorstel RBML heeft hierin voorzien met de overgangsbepalingen (artikel XVIA en XVII). Daarin is bepaald dat het SBL en de Structuurvisie Luchtvaartterreinen Maastricht en Lelystad nog van toepassing blijven op nog lopende aanwijzingsprocedures. Daarvoor is wel nodig dat beide structuurvisies op de dag vóór inwerkingtreding van RBML nog gelden. Nu uw Kamer heeft besloten de behandeling van het wetsvoorstel RBML uit te stellen, mag ik er niet langer van uitgaan dat RBML tijdig in werking zal treden waardoor de voortgang van lopende aanwijzingsprocedures in de knel komt.

Inmiddels heb ik de Tweede Kamer bericht dat ik ten gevolge hiervan mij genoodzaakt zie om de looptijd van beide structuurvisies te verlengen tot het tijdstip van inwerkingtreding van RBML. Met deze verlenging span ik mij tot het uiterste in om de voortgang van de lopende aanwijzingsprocedures te borgen. Snelle inwerkingtreding van RBML blijft echter de meest elegante en robuuste oplossing. Juist nu een rijksvisie op de ontwikkeling van de Nederlandse luchthavens zal worden geschetst in de aangekondigde Luchtvaartnota, is het wat mij betreft verwarrend, zo niet onwenselijk, om dergelijke oude structuurvisies nog formeel te moeten verlengen.

Ik doe dan ook een nadrukkelijk beroep op uw Kamer om de plenaire behandeling van het wetsvoorstel RBML spoedig na het reces alsnog doorgang te laten vinden, mede omdat ik wil inzetten op het minimaliseren van de juridische risico’s bij de aanwijzingsprocedures voor regionale luchthavens. U zult zich realiseren dat verlenging van de looptijd van de structuurvisies onder de nieuwe Wro een novum is, dat, zeker gezien het ontbreken van een eenduidig in de wet vastgelegde verlengingsprocedure, in laatste instantie door de rechter zal worden beoordeeld op de houdbaarheid.

Ik ga ervan uit dat ik u hiermee aanvullend op de memorie van antwoord en in reactie op uw besluit tot uitstel van plenaire behandeling voldoende heb geïnformeerd over het belang van spoedige plenaire behandeling van het wetsvoorstel RBML.

De minister van Verkeer en Waterstaat,

C. M. P. S. Eurlings


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Dupuis (VVD), Slagter-Roukema (SP), Linthorst (PvdA), Schouw (D66), (voorzitter), Thissen (GL), Slager (SP), Hendrikx (CDA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Klein Breteler (CDA), Hillen (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), De Vries-Leggedoor (CDA), Janse de Jonge (CDA), Smaling (SP), Koffeman (PvdD), Rehwinkel (PvdA), Vliegenthart (SP), (vice-voorzitter) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Kamerstukken I 2007–2008, 30452, letter B.

XNoot
1

Kamerstukken I 2007–2008, 30452, letter D.

XNoot
2

Kamerstukken I 2007–2008, 30452, letter C.

Naar boven